ECLI:NL:RBOVE:2018:3230
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van de uitkering op grond van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die werkzaam was als fiscaal juridisch adviseur, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. De eiser had zich ziek gemeld op 18 oktober 2016 en ontving een Ziektewet-uitkering. Op 14 december 2017 besloot de verweerder dat de eiser vanaf 18 december 2017 geen recht meer had op ziekengeld. Dit besluit werd in een later stadium door de verweerder bevestigd, maar de eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2018 heeft de rechtbank de argumenten van de eiser gehoord, die stelde dat zijn belastbaarheid en geschiktheid voor zijn eigen functie niet goed waren beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet voldoende inzichtelijk en gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige tegenstrijdige conclusies hadden getrokken zonder voldoende onderbouwing.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat de verweerder het griffierecht van € 46,- aan de eiser moet vergoeden en dat de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.002,- vergoed moeten worden.