ECLI:NL:RBOVE:2018:3231

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
ak_18_621
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een WIA-uitkering. De eiser, die eerder als chauffeur werkte, had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Na een medisch onderzoek door het UWV werd hem per 17 november 2017 geen recht meer op een WIA-uitkering toegekend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het UWV. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 1 augustus 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door twee gemachtigden. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten, waaronder slaapproblemen en psychische aandoeningen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser zorgvuldig overwogen en geconcludeerd dat het UWV een zorgvuldig medisch onderzoek heeft uitgevoerd. De verzekeringsarts had eiser gesproken en zijn bevindingen waren goed onderbouwd in de rapporten.

De rechtbank oordeelde dat de belastbaarheid van eiser op de datum in geding op een navolgbare wijze was vastgesteld en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het UWV om geen WIA-uitkering toe te kennen, in stand blijft. Eiser heeft geen recht op een WIA-uitkering per 17 november 2017, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/621

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: L.A.P. ter Laak.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij per 17 november 2017 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 19 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door P.D. Lammers en M. Wortelboer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is fulltime werkzaam geweest als chauffeur in dienst van een aannemingsbedrijf.
Hij is werkloos geworden en heeft een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen met ingang van 21 april 2014. Op 20 november 2015 heeft eiser zich vanuit de WW ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Eiser heeft verweerder verzocht hem een WIA-uitkering toe te kennen. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder het besluit genomen, zoals vermeld onder “Procesverloop”.
2. Eiser voert, kort weergegeven, aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
Voorts voert hij aan dat hij meer beperkingen heeft dan verweerder heeft aangenomen.
Er is onvoldoende rekening gehouden met zijn slaapproblemen en fysieke en psychische klachten. Eiser heeft medische informatie van zijn huisarts, psychiater, internist en fysiotherapeut in geding gebracht, alsmede een drietal afsprakenbrieven en een tweetal laboratoriumuitslagen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de geduide functies niet kan verrichten. Ten slotte heeft eiser een brief 19 juli 2018 van Intact Herstel en Zelfhulp overgelegd, waarin wordt verzocht eiser de tijd en ruimte te geven om een traject te volgen met als doel een betaalde baan in de verslavingszorg.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Aan het bestreden besluit ligt een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag.
De verzekeringsarts heeft eiser zelf gesproken en psychisch en lichamelijk onderzocht.
Ook heeft de verzekeringsarts informatie ingewonnen bij psychiater drs. J. Moreno.
Haar conclusies heeft de verzekeringsarts voldoende begrijpelijk neergelegd in de rapporten van 3 november 2017 en 9 januari 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht, heeft eiser gesproken op de hoorzitting en heeft informatie ingewonnen bij de internist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft haar visie voldoende inzichtelijk gemaakt in de rapportage van 13 februari 2018. Uit hetgeen eiser aanvoert, volgt niet dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont.
3.2
De belastbaarheid van eiser op de datum in geding is op navolgbaar gemotiveerde wijze weergegeven in de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiser psychische klachten, slaapstoornissen, rugklachten en linkerschouderklachten heeft. Tevens is sprake van middelengebruik. Vanwege de stemmingsproblematiek/matige depressieve stoornis acht de verzekeringsarts eiser aangewezen op werk zonder deadlines/productiepieken. Het werk moet voorspelbaar zijn, zonder veelvuldige storingen/onderbrekingen. Eiser is tevens beperkt ten aanzien van conflicthantering en samenwerken. Samenwerken met anderen kan, maar met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak. Daarnaast bestaat een beperking ten aanzien van omgang met patiënten/klanten (korte, oppervlakkige contacten kunnen wel). Ook bestaat er een beperking ten aanzien van omgang met emoties van anderen. Eiser is daarnaast aangewezen op werk dat geen leidinggevende taken bevat. Vanwege middelengebruik en medicijngebruik acht de verzekeringsarts eiser beperkt ten aanzien van beroepsmatig autorijden en verhoogd persoonlijk risico (geen werk op grote hoogten of aan gevaarlijke machines). Omdat de schouderklachten en rugklachten mild overkomen en bij huidig onderzoek geen duidelijke afwijkingen worden gevonden, acht de verzekeringsarts eiser op preventieve gronden beperkt ten aanzien van frequent zware lasten hanteren, tillen/dragen (licht beperkt) en frequent buigen tijdens werk (licht beperkt). Een urenbeperking acht de verzekeringsarts niet aan de orde, mits rekening gehouden wordt met de vastgestelde beperkingen. Daarbij heeft de verzekeringsarts in aanmerking genomen dat sprake is van milde stemmingsproblematiek, waarvoor eiser op dat moment geen aanvullende psychische behandeling meer ondergaat,
en dat eiser bovendien een redelijk actief dagverhaal heeft. De slaapstoornissen lijken deels door eiser in stand te worden gehouden door een gestoord dag/nachtritme aan te houden.
Wél acht de verzekeringsarts eiser beperkt ten aanzien van ’s nachts/’s avonds werken en wisselende diensten. De verzekeringsarts heeft een zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep is alles overwegende van mening dat de visie van
de verzekeringsarts gevolgd kan worden. Bij eiser is sprake van een lang verleden van middelenmisbruik. Eiser gebruikt nu één keer per week cocaïne en blowt voor het slapen. Verder methadon en psychofarmaca. Daarnaast is sprake van een depressieve stoornis
van matige intensiteit, slaapproblemen en moeite met de dagindeling. Fysiek is er sprake van aspecifieke klachten en secundair hypogonadisme waarvoor testosteronsuppletie. Een tekort aan testosteron kan leiden tot psychische klachten en spierzwakte, maar dit moet met suppletie te verhelpen zijn. De verzekeringsarts vond geen aanwijzingen voor spierzwakte. Eventuele osteoporose geeft pas klachten als dit leidt tot een breuk. Er komen in bezwaar geen argumenten naar voren op basis waarvan er meer of verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen. Ondanks het aspecifiek zijn van de lichamelijke klachten heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen. Aan de slaapproblemen is tegemoet gekomen door eiser te beperken op werken in de avond en nacht, geen wisselende diensten. Een goed dag-nachtritme is van belang. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan de visie van de verzekeringsarts gevolgd worden.
Dat eiser zwaardere beperkingen zegt te hebben, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is immers niet alleen wat eiser ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. De FML bevat beperkingen ten aanzien van de rubrieken I Persoonlijk functioneren en II Sociaal functioneren, alsmede ten aanzien van lichamelijke belasting.
Er is geen reden om aan te nemen dat deze beperkingen niet voldoende zijn.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 15 mei 2018 en 25 juni 2018 afdoende gemotiveerd waarom zij in de door eiser in beroep overgelegde medische gegevens geen aanleiding ziet om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat uit de ingediende informatie geen nieuwe medische feiten ten aanzien van de datum in geding naar voren komen. De aanwezige klachten en aandoeningen zijn door de verzekeringsarts beoordeeld en vertaald in beperkingen. Uit het beroepschrift en de ingediende informatie komen geen argumenten naar voren op basis waarvan de belastbaarheid moet worden aangepast. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin niet te volgen.
3.3
Uitgaande van de FML is het aannemelijk dat eiser in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van productiemedewerker (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), elektromonteur (sterkstroom) (SBC-code 267010), samensteller kunststof- en rubberindustrie (SBC-code 271130), alsmede de reservefuncties medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161), medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010) en magazijn, expeditiemedewerker (SBC-code 111220) te vervullen.
In het rapport van 29 november 2017 van de arbeidsdeskundige en het ‘resultaat functiebeoordeling’ is naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser op de in geding zijnde datum.
3.4
Ten slotte merkt de rechtbank op dat het traject bij Intact Herstel en Zelfhulp niet in de weg kan staan aan een theoretische vaststelling van eisers mate van arbeidsongeschiktheid. Verweerder dient eisers mate van arbeidsongeschiktheid bij het einde van de wachttijd immers vast te stellen op basis van de geldende wet- en regelgeving.
3.5
Het voorgaande betekent dat verweerder eisers mate van arbeidsongeschiktheid per
17 november 2017 terecht heeft vastgesteld op 24,03%, zodat eiser met ingang van die datum geen recht heeft op een WIA-uitkering en het bestreden besluit in stand blijft.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van W. Veldman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.