ECLI:NL:RBOVE:2018:3231
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een WIA-uitkering. De eiser, die eerder als chauffeur werkte, had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Na een medisch onderzoek door het UWV werd hem per 17 november 2017 geen recht meer op een WIA-uitkering toegekend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het UWV. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 1 augustus 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door twee gemachtigden. Eiser betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten, waaronder slaapproblemen en psychische aandoeningen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser zorgvuldig overwogen en geconcludeerd dat het UWV een zorgvuldig medisch onderzoek heeft uitgevoerd. De verzekeringsarts had eiser gesproken en zijn bevindingen waren goed onderbouwd in de rapporten.
De rechtbank oordeelde dat de belastbaarheid van eiser op de datum in geding op een navolgbare wijze was vastgesteld en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat het besluit van het UWV om geen WIA-uitkering toe te kennen, in stand blijft. Eiser heeft geen recht op een WIA-uitkering per 17 november 2017, en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.