ECLI:NL:RBOVE:2018:3232
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzending van primaire besluit en niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Care Dienstengroep B.V. en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. De zaak betreft de toekenning van een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aan een werkneemster, waarbij de eiseres, Care Dienstengroep B.V., stelt dat zij het primaire besluit nooit heeft ontvangen. Het primaire besluit, gedateerd op 22 april 2015, werd door verweerder aan de werkneemster toegezonden en in afschrift aan eiseres. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 augustus 2017, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 19 december 2017 een zitting gehouden, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Na het aanleveren van nadere stukken door eiseres, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder een nadere zitting te houden.
De rechtbank heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn aanvangt op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiseres heeft ontkend het primaire besluit te hebben ontvangen, en de rechtbank heeft vastgesteld dat de verzending van het besluit niet aannemelijk is gemaakt door verweerder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat eiseres het primaire besluit moet hebben ontvangen, onder andere op basis van een e-mail van de werkneemster. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de bezwaartermijn is aangevangen en dat het bezwaarschrift na de geldende termijn is ingediend. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.