ECLI:NL:RBOVE:2018:3233
Rechtbank Overijssel
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake aflossingsbedrag openstaande vordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 september 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het aflossingsbedrag op een openstaande vordering van € 2.507,72 was vastgesteld op € 132,00 per maand, met ingang van 1 januari 2017. Dit besluit volgde na een financieel onderzoek dat op 8 december 2016 was uitgevoerd.
Verweerder had op 5 februari 2018 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. De zitting vond plaats op 29 augustus 2018, waar eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde, H.M.M. Adema. Na de zitting deed de rechtbank onmiddellijk uitspraak.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Dit was gebaseerd op het feit dat eiseres tijdens de bezwaarprocedure had bevestigd dat er geen maandelijkse invordering had plaatsgevonden van het bedrag van € 132,00. Bovendien was er op 8 februari 2018, drie dagen na het bestreden besluit, een nieuw besluit genomen, waarbij het aflossingsbedrag was verlaagd naar € 99,00 per maand. Eiseres had tegen dit nieuwe besluit geen bezwaar gemaakt, wat leidde tot de conclusie dat er geen procesbelang meer was bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank gaf aan dat eiseres zich met een onderbouwd verzoek tot verweerder kon richten om het bedrag van € 99,00 te verlagen indien er gewijzigde feiten of omstandigheden zouden zijn.
De uitspraak werd gedaan door rechter R.J. van Lochem, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.