ECLI:NL:RBOVE:2018:343

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
08-760184-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in Enschede

Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw en een 26-jarige man, die beiden zijn veroordeeld voor het bestelen van een man in Enschede. Het slachtoffer was door de vrouw naar een flatgebouw gelokt onder het voorwendsel van een seksafspraak. De mannelijke verdachte heeft het slachtoffer vervolgens neergeslagen en beroofd van zijn portemonnee en telefoon. De rechtbank heeft de man een celstraf opgelegd van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De vrouw, die al in een proeftijd zat van een eerdere veroordeling, is veroordeeld tot een voorwaardelijke celstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 120 uur, naast 240 uur taakstraf van een eerder opgelegde straf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat het tenlastegelegde feit bewezen kon worden verklaard. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte als bewijsmiddelen gebruikt. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 12 augustus 2017 te Enschede, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met geweld het slachtoffer heeft beroofd.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden moet ondergaan, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, om te voorkomen dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechtbank op 6 februari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-760184-17 (P)
Datum vonnis: 6 februari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Groothuismink, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte diefstal met geweld heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, na wijziging van de tenlastelegging van
23 januari 2018, dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Enschede, gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg (de Haaksbergerstraat) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen
-een telefoon, merk Samsung, type A3, kleur zwart
-een zwarte (heren)portemonnee (met inhoud, te weten rijbewijs bankpas, legitimatie en euro 70,-)
-diverse papieren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn medeverdachte
(na afgesproken te hebben met zijn – verdachtes – mededader dat zij die [slachtoffer] naar een leegstaande (flat)woning zou lokken, waarna die [slachtoffer] door verdachte en/of zijn mededader zou worden beroofd)
-meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop gelijkend (voor afdreiging geschikt) scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp in de buik en/of de hand van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken/geprikt/gesneden en/of (een) stekende en/of prikkende en/of snijdende beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het (boven en/of onder) lichaam van die [slachtoffer] en/of (nadat die [slachtoffer] uit voornoemde woning heeft weten te vluchten/ontsnappen)
-die [slachtoffer] van achteren heeft/hebben vastgepakt (gehouden) en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht, althans op tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
-die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid, althans naar/tegen de grond heeft/hebben gewerkt (waarna de portemonnee en/of telefoon uit de broekzak van die [slachtoffer] wordt gehaald door verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of
-(nadat die [slachtoffer] overeind was gekrabbeld en achter de verdachte en/of zijn mededader(s) aan loopt, teneinde zijn eigendommen terug te halen) die [slachtoffer] (wederom) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (met kracht) met (de achterzijde van) zijn hoofd tegen een muur terecht is gekomen en (wederom) ten val is gekomen en/of
-(vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met kracht) op/tegen de rug en/of de benen heeft/hebben geschopt en/of getrapt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt evenals de officier van justitie en de verdediging tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen te weten [1] :
1.
het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 januari 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2.
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 augustus 2017, pagina’s 14 tot en met 17.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte op 12 augustus 2017 te Enschede, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg de Haaksbergerstraat tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen -een telefoon, merk Samsung, type A3, kleur zwart -een zwarte (heren)portemonnee met inhoud, te weten rijbewijs bankpas, legitimatie, euro 70,- en diverse papieren, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een of meer anderen, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer anderen
-die [slachtoffer] van achteren heeft/hebben vastgepakt en
-vervolgens met kracht tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en
-die [slachtoffer] tegen de grond heeft/hebben gewerkt, waarna de portemonnee en telefoon uit de broekzak van die [slachtoffer] wordt gehaald door verdachte en/of
-nadat die [slachtoffer] overeind was gekrabbeld en achter de verdachte en een of meer anderen aan loopt teneinde zijn eigendommen terug te halen, die [slachtoffer] wederom met kracht tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] met zijn hoofd tegen een muur terecht is gekomen en wederom ten val is gekomen en vervolgens die [slachtoffer] met kracht tegen de rug en de benen heeft/hebben geschopt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstel voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van het voorarrest, met als bijzonder voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie, bestaande uit CoVa-plus training en medewerking aan woonbegeleiding.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte te veroordelen tot een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de in de reclasseringsrapportage genoemde bijzondere voorwaarden. Met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf heeft de raadsvouw verzocht aan te sluiten bij de LOVS-richtlijnen voor feiten als deze.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij samen met een of meer anderen, na een daartoe gemaakt plan, het nietsvermoedende slachtoffer naar een bepaalde plaats heeft gelokt en op lafhartige en gewelddadige wijze geld en goederen afhandig heeft gemaakt. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en enkel oog te hebben gehad voor zijn eigen geldelijk gewin. Feiten als deze brengen veelal gevoelens van onzekerheid en onveiligheid met zich mee, niet alleen voor de slachtoffers maar ook voor de maatschappij in het algemeen. Verdachte heeft zich daarvan geen rekenschap gegeven.
Eerdere veroordelingen ter zake vermogens- en geweldsdelicten, waaronder een straatroof, hebben verdachte er niet van weerhouden zich andermaal aan een soortgelijk feit schuldig te maken. De rechtbank concludeert daaruit dat verdachte zich van de in die eerdere veroordelingen gelegen waarschuwingen kennelijk niets aantrekt.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden, zoals die met name zijn verwoord in de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal de gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan strafbare feiten schuldig te maken.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstel voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich na ingang van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-LdH CoVa plus;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan woonbegeleiding binnen een instelling voor beschermd wonen RIBW, zoals Stichting Zekere Basis of soortgelijke zorg, ook als dat in zal houden plaatsing in een intramurale groep. Tevens wordt hij gedurende de proeftijd verplicht tot het volgen van dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- draagt de reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. K.J. Haarhuis, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017374799 van 25 oktober 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.