ECLI:NL:RBOVE:2018:344

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
6 februari 2018
Zaaknummer
08-770325-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in Enschede

Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige vrouw en een 26-jarige man, die beiden zijn veroordeeld voor het bestelen van een man in Enschede. Het slachtoffer was naar een flatgebouw gelokt onder het voorwendsel van een seksafspraak. De mannelijke verdachte sloeg het slachtoffer neer en beroofde hem van zijn portemonnee en telefoon. De rechtbank legde de man een celstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De vrouw, die in haar proeftijd liep van een eerdere veroordeling, kreeg een voorwaardelijke celstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een taakstraf van 120 uur. Daarnaast moet zij 240 uur taakstraf uitvoeren van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank oordeelde dat de diefstal door twee of meer verenigde personen was gepleegd, maar sprak de vrouw vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De rechtbank overwoog dat er onvoldoende bewijs was voor het gebruik van geweld door de vrouw, terwijl de mannelijke verdachte wel degelijk geweld had gebruikt. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 23 januari 2018, waarbij de rechtbank kennis nam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachten. De rechtbank achtte de diefstal wettig en overtuigend bewezen, maar niet alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770325-17 (P)
Datum vonnis: 6 februari 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:diefstal met geweld heeft gepleegd;
feit 2:geprobeerd heeft een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel, subsidiair, een ander heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
zij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Enschede, gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg (de Haaksbergerstraat) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen -een telefoon, merk Samsung, type A3, kleur zwart -een zwarte (heren)portemonnee (met inhoud, te weten rijbewijs, bankpas, legitimatie en euro 70,-) -diverse papieren in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader -die [slachtoffer] van achteren heeft/hebben vastgepakt (gehouden) en/of -(vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht,
althans op tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen en/of -die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid, althans naar/tegen de grond heeft/hebben gewerkt (waarna de portemonnee en/of telefoon uit de broekzak van die [slachtoffer] wordt gehaald door verdachte en/of haar mededader(s)) en/of -(nadat die [slachtoffer] overeind was gekrabbeld en achter de verdachte en/of haar mededader(s) aan loopt, teneinde zijn eigendommen terug te halen) die [slachtoffer] (wederom) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft/hebben gestompt/geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (met kracht) met (de achterzijde van) zijn hoofd tegen een muur terecht is gekomen en/of (wederom) ten val is gekomen en/of -(vervolgens) die [slachtoffer] meermalen (met kracht) op/tegen de rug en/of de benen heeft/hebben geschopt en/of getrapt;
2.
primair
zij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen -die [slachtoffer] meerhalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig en/of snijndend voorwerp in de buik, althans het
(boven) lichaam heeft geprikt/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerhalen, althans eenmaal, met een mes, althans een daarop
gelijkend scherp en/of puntig en/of snijndend voorwerp in de buik, althans het
(boven) lichaam te prikken/steken;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1] .
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en onder 2 primair tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat voor het tenlastegelegde geweld het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Met betrekking tot feit 2 primair en subsidiair voert de raadsman aan dat voor het prikken en/of steken, zijnde telkens een bestanddeel van de tenlastelegging, geen dan wel onvoldoende bewijs aanwezig is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft erkend ten overstaan van het slachtoffer een mes in haar hand te hebben gehad maar ontkent daarmee het slachtoffer te hebben gestoken of geprikt. Aangever heeft niet consistent verklaard over het prikken en/of steken in zijn lichaam. Uiteindelijk zegt hij in zijn op 15 augustus 2017 afgelegde verklaring dat hij niet heeft gezien dat verdachte hem met het mes heeft geprikt of gestoken en dat het krasje op zijn buik door verdachte tijdens de worsteling in de woning moet zijn veroorzaakt. Niet is gebleken dat het mes waarmee gestoken zou zijn op sporen is onderzocht. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de verwondingen bij het slachtoffer, zoals deze zijn te zien op de zich in het dossier bevindende foto’s, zijn veroorzaakt door het opzettelijk prikken en of steken met een mes door verdachte.
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, ten aanzien van feit 1 het volgende vast.
Op 12 augustus 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een diefstal gepleegd op 12 augustus 2017 te 01.04 uur. Hij heeft daarover, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. Op de avond van 11 augustus 2017 heb ik via een sekssite telefonisch een afspraak gemaakt met een meisje. We spraken af bij een woning aan de Haaksbergerstraat. Ter plaatse trof ik een meisje met wie ik een flatgebouw inliep. Toen wij ongeveer tien minuten binnen waren heb ik tegen het meisje gezegd dat ik naar huis wilde. Zij zei mij dat ik moest betalen omdat ze tijd voor mij had vrijgemaakt. Toen wij richting de trap liepen, zag ik dat het meisje een mes in haar hand hield. Nadat we samen de lift waren ingelopen bleef het meisje zeggen dat ik moest betalen. Toen we samen de lift uitliepen en ik mijn fiets, die naast het flatgebouw aan de Haaksbergerstraat stond, wilde pakken en weg wilde fietsen, hield het meisje mijn fiets vast en zag ik twee jongens aan de overkant van de straat staan. Het meisje begon te schreeuwen dat ik moest betalen. Ik zag dat de jongens de straat overstaken en in onze richting liepen. Een van de jongens pakte mij vast en de andere sloeg mij op mijn gezicht. Ik voelde op een gegeven moment dat één van de jongens mijn portemonnee en mijn mobiel uit de broekzak haalde en deze meenam. Ik zag dat het meisje naar de overkant van de straat liep en dat de jongens achter haar aan liepen. De goederen die zijn gestolen zijn: een telefoon, kleur zwart, merk Samsung A3, een zwarte mannenportemonnee met daarin mijn rijbewijs, legitimatie, 70 euro en een aantal papieren. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 12 augustus 2017 heb ik kort na middernacht bij een flatgebouw aan de Haaksbergerstraat te Enschede een man ontmoet met wie ik kort daarvoor in de woning van [medeverdachte] telefonisch een seksafspraak had gemaakt. Op het moment dat ik naar de afgesproken plaats liep, liepen [medeverdachte] en zijn broer [naam 1] achter mij aan. Bij de flat aangekomen trof ik de man met wie ik een afspraak had gemaakt. Samen zijn wij het flatgebouw ingegaan. In het flatgebouw ontstond er een korte worsteling tussen mij en de man waarbij ik op een gegeven moment een mes dat ik had meegenomen, tevoorschijn haalde en de punt daarvan in de richting van de man hield. Vervolgens zijn wij met de lift naar beneden gegaan. Op het moment dat wij het portiek uitliepen, kwam [medeverdachte] aanlopen en vroeg hij waar het geld was. Toen ik zei dat ik geen geld had werd de man door [medeverdachte] tegen de grond geslagen. Op datzelfde moment sprong de broer van [medeverdachte] bovenop de man en gaf hem een klap. Ik ben toen naar de woning van [medeverdachte] gelopen en heb daar mijn vaste dealer, [naam 2] , gebeld om mij naar huis te brengen. Op het moment dat [naam 2] mij ophaalde waren [medeverdachte] en zijn broer ook al terug in de woning. Nadat ik bij [naam 2] in de auto was gestapt, gaf [medeverdachte] mij de portemonnee en de telefoon die hij kort daarvan van de man had afgenomen. Thuis gekomen heb ik een deel van het geld uit de portemonnee gehaald en vervolgens de portemonnee met de rest van het geld en de telefoon aan de in mijn woning aanwezige [getuige] gegeven. [3]
De getuige [getuige] heeft op 12 augustus 2017, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 12 augustus 2017 omstreeks 01.35 of 01.40 uur werd ik gebeld door [verdachte] . Ik ben toen naar haar woning gegaan. Toen ik daar kwam zag ik dat zij een briefje van 50 euro in haar hand had. Ik zag ook een aantal spullen, waaronder een telefoon op het bed liggen. Toen ik vroeg hoe ze aan het geld kwam vertelde ze dat ze samen met een jongen die [medeverdachte] heet, bij een flat in Enschede iemand had beroofd en dat ze hem zijn spullen hadden afgepakt. Ze vertelde dat twee jongens de man een portie klappen hadden gegeven. [4]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 19 september 2017 op de door de verhorende verbalisant gestelde vraag wat hij kan vertellen over het plan van de seksadvertentie, zakelijk weergegeven, het volgende geantwoord.
[verdachte] zou de jongen meenemen naar een flat aan de Haaksbergerstraat. Zij zou dan het geld aannemen en dan zou ik in beeld komen om de jongen de deur uit te werken. [5]
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal. De rechtbank stelt bovendien aan de hand van vorenstaande bewijsmiddelen vast dat er tussen verdachte en degenen die de goederen feitelijk hebben weggenomen, sprake was van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking, dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de diefstal tezamen met één of meer anderen heeft gepleegd.
Met betrekking tot de tenlastegelegde geweldshandelingen oordeelt de rechtbank dat van verdachtes aandeel daarin niet, dan wel onvoldoende is gebleken en dat voor dat deel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen. De rechtbank acht daartoe van belang dat verdachte heeft ontkend geweld te hebben gebruikt en aangever heeft verklaard dat het geweld door twee mannen is gepleegd. Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft niets verklaard over door verdachte gepleegde geweldshandelingen. Voor zover al sprake zou zijn van een vooropgezet plan om aangever geld afhandig te malen, impliceert zulks, naar het oordeel van de rechtbank, nog niet dat daarbij geweld zou worden gebruikt, althans dat verdachte van het voornemen van verdachtes medeverdachte(n) om geweld te gebruiken, wetenschap heeft gehad. Weliswaar is het niet nodig dat alle medeplegers aan een bepaald feit uitvoeringshandelingen verrichten, medeplegen vereist echter wel een bewuste en nauwe samenwerking. Daarvan is wat verdachte betreft, naar het oordeel van de rechtbank, niet gebleken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
verdachte op 12 augustus 2017 te Enschede, gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg (de Haaksbergerstraat) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-een telefoon, merk Samsung, type A3, kleur zwart;
-een zwarte (heren)portemonnee (met inhoud, te weten rijbewijs, bankpas,
legitimatie, euro 70,- en diverse papieren) toebehorende aan [slachtoffer] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan
5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met een meldplicht bij de reclassering en een klinische behandeling voor de duur van maximaal één jaar als bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak van verdachte bepleit. In het geval van een bewezenverklaring van de onder 1 en/of 2 tenlastegelegde feiten stelt de raadsman, naast een taakstraf, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden voor, met reclasseringstoezicht en een klinische behandeling als bijzondere voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat zij, samen met anderen, terwijl zij nog in een proeftijd liep, het nietsvermoedende slachtoffer op lafhartige wijze geld en goederen afhandig heeft gemaakt. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen en enkel oog te hebben gehad voor haar eigen geldelijk gewin. Feiten als deze brengen veelal gevoelens van onzekerheid en onveiligheid met zich mee, niet alleen voor de slachtoffers maar ook voor de maatschappij in het algemeen. Verdachte heeft zich daarvan kennelijk geen rekenschap gegeven.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder in belangrijke mate rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft verklaard te willen werken aan haar verslaving en gemotiveerd te zijn voor een (detox)behandeling bij Tactus en een vervolgbehandeling. Anders dan gevorderd door de officier van justitie en geadviseerd door de reclassering, acht de rechtbank, gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en verdachtes aandeel daarin, een klinische opname thans niet aan de orde en dat volstaan kan worden met een ambulante behandeling.
Ten slotte heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr rekening gehouden met een strafbeschikking van 27 oktober 2017, waarbij verdachte is veroordeeld tot betaling van een geldboete van € 350,-.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf en een gevangenisstraf, beide van na te melden duur, dienen te worden opgelegd. De rechtbank zal de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst andermaal aan strafbare feiten schuldig te maken.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de aan verdachte bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 16 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden zal worden tenuitvoergelegd.
De raadsman heeft primair om afwijzing van de vordering verzocht en subsidiair omzetting van de ten uitvoer te leggen straf in een taakstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal bepalen dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf van 4 maanden wordt omgezet in 240 uren werkstraf.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, ook indien dat toezicht een ambulante behandeling bij een door de reclassering te bepalen instelling inhoudt. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich na ingang van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Molenstraat 50 te Enschede. Hierna moet verdachte zich gedurende de proeftijd blijven melden bij de Reclassering Nederland zolang en frequent die instelling dat noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tevens tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderd en twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de verzekering doorgebrachte dagen, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van 16 maart 2017 met parketnummer 08/730718-15 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
vier maanden;
- bepaalt dat verdachte, in plaats van voornoemde vier maanden gevangenisstraf, een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 uren, zal verrichten, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter mr. G.J. Stoové en mr. K.J. Haarhuis, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-20173747099 van 25 oktober 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 12 augustus 2017, pagina’s 14 tot en met 17.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 januari 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 19 september 2017, pagina’s 107 en 108.
5.Een proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte] van 19 september 2017, pagina 278.