4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft erkend ten overstaan van het slachtoffer een mes in haar hand te hebben gehad maar ontkent daarmee het slachtoffer te hebben gestoken of geprikt. Aangever heeft niet consistent verklaard over het prikken en/of steken in zijn lichaam. Uiteindelijk zegt hij in zijn op 15 augustus 2017 afgelegde verklaring dat hij niet heeft gezien dat verdachte hem met het mes heeft geprikt of gestoken en dat het krasje op zijn buik door verdachte tijdens de worsteling in de woning moet zijn veroorzaakt. Niet is gebleken dat het mes waarmee gestoken zou zijn op sporen is onderzocht. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de verwondingen bij het slachtoffer, zoals deze zijn te zien op de zich in het dossier bevindende foto’s, zijn veroorzaakt door het opzettelijk prikken en of steken met een mes door verdachte.
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, ten aanzien van feit 1 het volgende vast.
Op 12 augustus 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een diefstal gepleegd op 12 augustus 2017 te 01.04 uur. Hij heeft daarover, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. Op de avond van 11 augustus 2017 heb ik via een sekssite telefonisch een afspraak gemaakt met een meisje. We spraken af bij een woning aan de Haaksbergerstraat. Ter plaatse trof ik een meisje met wie ik een flatgebouw inliep. Toen wij ongeveer tien minuten binnen waren heb ik tegen het meisje gezegd dat ik naar huis wilde. Zij zei mij dat ik moest betalen omdat ze tijd voor mij had vrijgemaakt. Toen wij richting de trap liepen, zag ik dat het meisje een mes in haar hand hield. Nadat we samen de lift waren ingelopen bleef het meisje zeggen dat ik moest betalen. Toen we samen de lift uitliepen en ik mijn fiets, die naast het flatgebouw aan de Haaksbergerstraat stond, wilde pakken en weg wilde fietsen, hield het meisje mijn fiets vast en zag ik twee jongens aan de overkant van de straat staan. Het meisje begon te schreeuwen dat ik moest betalen. Ik zag dat de jongens de straat overstaken en in onze richting liepen. Een van de jongens pakte mij vast en de andere sloeg mij op mijn gezicht. Ik voelde op een gegeven moment dat één van de jongens mijn portemonnee en mijn mobiel uit de broekzak haalde en deze meenam. Ik zag dat het meisje naar de overkant van de straat liep en dat de jongens achter haar aan liepen. De goederen die zijn gestolen zijn: een telefoon, kleur zwart, merk Samsung A3, een zwarte mannenportemonnee met daarin mijn rijbewijs, legitimatie, 70 euro en een aantal papieren.
Verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 12 augustus 2017 heb ik kort na middernacht bij een flatgebouw aan de Haaksbergerstraat te Enschede een man ontmoet met wie ik kort daarvoor in de woning van [medeverdachte] telefonisch een seksafspraak had gemaakt. Op het moment dat ik naar de afgesproken plaats liep, liepen [medeverdachte] en zijn broer [naam 1] achter mij aan. Bij de flat aangekomen trof ik de man met wie ik een afspraak had gemaakt. Samen zijn wij het flatgebouw ingegaan. In het flatgebouw ontstond er een korte worsteling tussen mij en de man waarbij ik op een gegeven moment een mes dat ik had meegenomen, tevoorschijn haalde en de punt daarvan in de richting van de man hield. Vervolgens zijn wij met de lift naar beneden gegaan. Op het moment dat wij het portiek uitliepen, kwam [medeverdachte] aanlopen en vroeg hij waar het geld was. Toen ik zei dat ik geen geld had werd de man door [medeverdachte] tegen de grond geslagen. Op datzelfde moment sprong de broer van [medeverdachte] bovenop de man en gaf hem een klap. Ik ben toen naar de woning van [medeverdachte] gelopen en heb daar mijn vaste dealer, [naam 2] , gebeld om mij naar huis te brengen. Op het moment dat [naam 2] mij ophaalde waren [medeverdachte] en zijn broer ook al terug in de woning. Nadat ik bij [naam 2] in de auto was gestapt, gaf [medeverdachte] mij de portemonnee en de telefoon die hij kort daarvan van de man had afgenomen. Thuis gekomen heb ik een deel van het geld uit de portemonnee gehaald en vervolgens de portemonnee met de rest van het geld en de telefoon aan de in mijn woning aanwezige [getuige] gegeven.
De getuige [getuige] heeft op 12 augustus 2017, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 12 augustus 2017 omstreeks 01.35 of 01.40 uur werd ik gebeld door [verdachte] . Ik ben toen naar haar woning gegaan. Toen ik daar kwam zag ik dat zij een briefje van 50 euro in haar hand had. Ik zag ook een aantal spullen, waaronder een telefoon op het bed liggen. Toen ik vroeg hoe ze aan het geld kwam vertelde ze dat ze samen met een jongen die [medeverdachte] heet, bij een flat in Enschede iemand had beroofd en dat ze hem zijn spullen hadden afgepakt. Ze vertelde dat twee jongens de man een portie klappen hadden gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 19 september 2017 op de door de verhorende verbalisant gestelde vraag wat hij kan vertellen over het plan van de seksadvertentie, zakelijk weergegeven, het volgende geantwoord.
[verdachte] zou de jongen meenemen naar een flat aan de Haaksbergerstraat. Zij zou dan het geld aannemen en dan zou ik in beeld komen om de jongen de deur uit te werken.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal. De rechtbank stelt bovendien aan de hand van vorenstaande bewijsmiddelen vast dat er tussen verdachte en degenen die de goederen feitelijk hebben weggenomen, sprake was van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking, dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de diefstal tezamen met één of meer anderen heeft gepleegd.
Met betrekking tot de tenlastegelegde geweldshandelingen oordeelt de rechtbank dat van verdachtes aandeel daarin niet, dan wel onvoldoende is gebleken en dat voor dat deel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen. De rechtbank acht daartoe van belang dat verdachte heeft ontkend geweld te hebben gebruikt en aangever heeft verklaard dat het geweld door twee mannen is gepleegd. Ook medeverdachte [medeverdachte] heeft niets verklaard over door verdachte gepleegde geweldshandelingen. Voor zover al sprake zou zijn van een vooropgezet plan om aangever geld afhandig te malen, impliceert zulks, naar het oordeel van de rechtbank, nog niet dat daarbij geweld zou worden gebruikt, althans dat verdachte van het voornemen van verdachtes medeverdachte(n) om geweld te gebruiken, wetenschap heeft gehad. Weliswaar is het niet nodig dat alle medeplegers aan een bepaald feit uitvoeringshandelingen verrichten, medeplegen vereist echter wel een bewuste en nauwe samenwerking. Daarvan is wat verdachte betreft, naar het oordeel van de rechtbank, niet gebleken.