4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer ] heeft verklaard dat hij op 2 december 2015 met zijn zoontje fietste over de
Nachtegaalstraat te Almelo en aldaar een jongen zag waar hij de zomer ervoor een aanvaring had gehad, waarbij [slachtoffer ] door de jongen onder andere was uitgescholden voor vieze zwarte. Deze jongen schreeuwde op 2 december 2015 wederom “vieze kankerzwarte”. [slachtoffer ] herkende de jongen direct van het eerdere incident. [slachtoffer ] fietste vervolgens verder samen met zijn zesjarig zoontje. [slachtoffer ] zag dat de jongen op hem af kwam, de weg blokkeerde zijn vuisten balde, [slachtoffer ] wilde slaan en hem een paar keer schopte. Dit kon [slachtoffer ] goed voelen. [slachtoffer ] zag dat de jongen naar zijn auto liep. [slachtoffer ] zag ook nog een andere jongen bij de auto komen staan. [slachtoffer ] is met zijn zoontje weggefietst.
Bij de verkeerslichten zag [slachtoffer ] dat er een auto aankwam met de jongen die hem had uitgescholden, geschopt en geslagen. De eerstgenoemde jongen bestuurde de auto, degene die er later bij kwam was bijrijder. [slachtoffer ] heeft verklaard dat de auto een blauwe Ford Mondeo station betrof. [slachtoffer ] zag dat de auto voor de verkeerslichten stopte en dat beiden uitstapten. [slachtoffer ] zag dat de bijrijder een ijzeren pijp in de handen had van ongeveer een meter lang. [slachtoffer ] zag beiden op hem afkomen. [slachtoffer ] voelde dat hij vast werd gepakt en vastgehouden door de bestuurder, degene die hem had uitgescholden voor kankerzwarte en geschopt en geslagen had. Terwijl hij werd vastgehouden door de bestuurder sloeg de bijrijder hem met de ijzeren pijp, daartoe aangemoedigd door de bestuurder. [slachtoffer ] voelde dat hij op zijn arm en op zijn hoofd werd geslagen. [slachtoffer ] zakte door zijn knieën en viel op de grond samen met een van de daders. [slachtoffer ] heeft verklaard dat hij dacht dood te gaan, omdat het slaan maar bleef doorgaan. [slachtoffer ] heeft de bestuurder als volgt omschreven:
Lengte 1.80 a 185 m, heel kort haar donker blond, gespierd niet dik, tussen de 25 en 28 jaar, [slachtoffer ] dacht blauwe ogen, maar weet dit niet zeker, smal gezicht, vrij spitse neus.
Dader 2, die [slachtoffer ] met ijzeren staaf sloeg, heeft [slachtoffer ] als volgt omschreven:
Hij was iets kleiner dan de andere jongen, rond de 1.75 m. Dit was een echte tokkie. Hij had iets langer haar dan de andere en iets boller gezicht. De kleur van zijn haar weet [slachtoffer ] niet meer. Hij droeg een 3/4 jas. Hij was stevig. Hij droeg een lange dikke gouden ketting.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat een getuige naar de meldkamer heeft gebeld met de melding dat een man door een aantal mannen in elkaar wordt geslagen, dat de mannen in een auto, een blauwe Ford, zaten en uitstapten met een stang. Verbalisant [verbalisant 1] heeft vermeld dat de getuige het kenteken [kenteken] heeft genoemd.
Uit een uitdraai van de RDW volgt dat het kenteken [kenteken] overeen komt met het kenteken van de auto van verdachte [verdachte] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat op 2 december 2015 voor de kruising op de Nachtegaalstraat voor de verkeerslichten een auto stond en dat twee mannen uit de auto een blauwe Ford station kwamen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat één man licht haar had en één man donker haar. Getuige [getuige 1] zag dat een van de mannen een staaf in zijn hand had. [getuige 1] zag dag een donkere man met een kindje fietsen en dat de mannen in hun richting liepen. [getuige 1] zag dat de mannen de donkere man van de fiets trokken. [getuige 1] zag dat de mannen aan het slaan waren op de donkere man met de staaf.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij twee jonge mannen, die zij omschrijft als mannen met licht kort haar van 20 á 30 jaar, uit een blauwe Ford Mondeo zag rennen en dat de bestuurder een staaf in zijn linkerhand had. [getuige 2] zag dat de mannen renden in de richting van een donkergekleurde man op een fiets. Getuige [getuige 2] zag dat de mannen beginnen te schoppen en slaan waarop de donkere man op de grond viel. [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat de man met de staaf de donkere man begon te slaan op het hoofd en bovenlichaam en dat de donkere man niets terug deed.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij een donkere man tegen een jongetje hoorde roepen: “fietsen, fietsen” en dat zij achterom keek en twee mannen aan zag komen rennen; de man van de scooter en de man van de blauwe auto. Getuige [getuige 3] zag dat de man van de blauwe auto een metalen buis bij zich had die leek op een zilverkleurige verwarmingsbuis en die ongeveer 50 centimeter was. getuige [getuige 3] zag dat de man van de auto de buis liet vallen en dat de man met het bruine haar van de scooter de buis weer oppakte. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man van de blauwe auto blond haar had met stekeltjes en dat de achterkant en zijkant waren opgeschoren. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man van de blauwe auto en de donkere man met elkaar aan het worstelen waren en dat de man van de blauwe auto de donkere man in de houdgreep hield zodat de man geen kant op kon. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man van de blauwe auto tegen de man met het bruine haar zei dat hij hem (de rechtbank leest: de donkere man) moest slaan en schoppen en zag dat de man dit deed Getuige [getuige 3] zag dat de man het slachtoffer tegen de ribben schopte en tegen de rug sloeg. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het jongetje steeds omkeek toen hij wegfietste.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij twee mannen zag lopen bij de verkeerslichten en dat deze mannen naar een donkere man toe liepen die bij de verkeerslichten stond. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de ene man kort warrig haar had en de andere man ook niet al te lang haar. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij zag dat beide mannen op de donkere man begonnen in te slaan waarbij een van de mannen een ijzeren pijp had waar hij de donkere man mee sloeg. Getuige [getuige 4] zag dat ze doorgingen met schoppen en slaan met de pijp toen de donkere man op de grond lag.
- de feitelijkheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen ten eerste vast dat [slachtoffer ] op 2 december 2015 in Almelo na een korte confrontatie met een man door deze man die samen met een andere man in een blauwe Ford Mondeo zat, is achtervolgd, is tegengehouden en vastgehouden waardoor [slachtoffer ] niet weg kon komen en dat [slachtoffer ] door de ene persoon met een ijzeren staaf is geslagen tegen het gezicht, het hoofd, de armen en de romp en dat [slachtoffer ] is geschopt tegen de benen, terwijl [slachtoffer ] door de andere persoon in bedwang is gehouden en tegen de grond is gewerkt zodat [slachtoffer ] zich niet kon onttrekken aan het geweld dat op hem werd uitgeoefend.
- de fotobewijsconfrontatie
De verdediging heeft gesteld dat de fotobewijsconfrontatie niet voldoet aan de daaraan te stellen normen zodat deze moet worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de fotobewijsconfrontatie gebruik is gemaakt van een selectie van twaalf kleurenfoto’s, waarvan een der foto’s verdachte betrof en de overige elf foto’s figuranten die qua etnische afkomst, huidskleur, geslacht, haarkleur, gelaatskenmerken en haardracht gelijkenis vertoonden met de foto van verdachte. Alle geselecteerde foto’s waren qua formaat, kleur, beeldvulling en lay-out nagenoeg identiek aan de gebruikte foto van verdachte. De selectie is voorafgaand aan het tonen aan de getuige [slachtoffer ] getoond aan twee testobservatoren. Op de vraag aan de getuige [slachtoffer ] of hij de door hem bedoelde persoon tussen het voorval en heden nog had gezien heeft [slachtoffer ] geantwoord dat hij de man met het licht blonde haar nadien meerdere keren tegengekomen.
Telkens wanneer [slachtoffer ] hem ziet maakt hij [slachtoffer ] uit voor zwarte kutaap. De laatste keer dat [slachtoffer ] hem tegenkwam was bij de [bedrijf] in Almelo en toen maakte hij [slachtoffer ] ook voor alles en nog wat uit, terwijl [slachtoffer ] zijn zoontje bij zich had.
Uit het proces-verbaal ‘tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie’ volgt dat iedere foto vier seconden in beeld kwam en dat de foto van verdachte op plaats 3 stond. De verbalisant heeft vermeld dat hij de getuige (de rechtbank leest : B. [slachtoffer ] ) observeerde terwijl deze naar de selectie keek en waarnam dat de getuige geconcentreerd zat te kijken naar het scherm en bij foto 3 direct zei: "Ja dit is hem".
Nu het ‘werkverslag FCM fotobewijsconfrontatie’ inhoudende de twaalf voor onderhavige fotobewijsconfrontatie geselecteerde en getoonde foto’s aan de processtukken is toegevoegd heeft de rechtbank de gebruikte foto’s kunnen toetsen aan hetgeen in de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal die naar aanleiding van de confrontaties zijn gemaakt, is opgetekend. In deze processen-verbaal zijn de feiten en omstandigheden voldoende nauwkeurig omschreven om tot beoordeling daarvan te komen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij de fotobewijsconfrontatie voldoende aandacht is besteed aan de selectie van foto’s op basis van huidskleur, geslacht, gelaatskenmerken, haarkleur en haardracht. Daaraan doet niet af dat de afgebeelde personen niet allemaal over, bijvoorbeeld, precies dezelfde tint lichtblond haar beschikken, maar dat sprake is van verschillende gradaties blond. Dat geldt ook voor andere afwijkingen in details, zoals bijvoorbeeld haardracht – de foto in portefeuille kan immers zeer wel genomen zijn ten tijde van een iets ander kapsel – of een gelaatskenmerk als flaporen. In de fotobewijsconfrontatie hoeft, anders dan de raadsvrouw veronderstelt, geen sprake te zijn van zoveel mogelijk identieke personen. Waar het om gaat is dat het signalement van de betrokken personen in essentie overeenkomt. Dat daarbij op details verschillen te constateren zijn is onvermijdelijk. Evenmin doet het feit dat op sommige foto’s ook andere gezichtskenmerken zichtbaar zijn af aan de daderomschrijving. In de fotomap, zoals aan [slachtoffer ] gepresenteerd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zodanige uiterlijke verschillen tussen de afgebeelde personen dat de fotoconfrontatiemap niet voor het bewijs gebezigd mag worden. De in de processen-verbaal geschetste gang van zaken acht de rechtbank niet onbehoorlijk en is naar haar oordeel geenszins in strijd met de beginselen van een eerlijke procesvoering. De door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie ziet, in afwijking van onderhavig geval, op enkelvoudige fotobewijsconfrontaties. Met inachtneming van de nodige behoedzaamheid is de rechtbank van oordeel dat de betwiste herkenning van verdachte door [slachtoffer ] betrouwbaar is en kan worden gebezigd voor het bewijs. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat de fotobewijsconfrontatie niet voldoet aan de daarvoor gestelde normen.
- voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht als deskundige de heer P. van Koppen, rechtspsycholoog, te horen ten aanzien van betrouwbaarheid van herkenningen. Gelet op de hierboven gegeven motivering ten aanzien van de betrouwbaarheid van de fotobewijsconfrontatie en de herkenning van verdachte zal de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw afwijzen.
- tijdverloop
Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat door tijdsverloop de betrouwbaarheid van de herkenning is aangetast. De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer ] en het proces-verbaal van de meervoudige fotobewijsconfrontatie vast dat [slachtoffer ] de persoon die hem heeft aangevallen en die volgens [slachtoffer ] verdachte betreft, sinds het voorval meerdere malen heeft gezien, waarbij deze persoon telkenmale [slachtoffer ] heeft uitgescholden voor zwarte kutaap. Daar komt bij dat [slachtoffer ] vlak voorafgaand aan het geweldsincident op 2 december 2018 door, volgens [slachtoffer ] , dezelfde persoon is uitgescholden voor vieze kankerzwarte. Bovendien is [slachtoffer ] op een eerder moment eveneens door dezelfde persoon uitgescholden voor vieze zwarte, zo volgt uit het proces-verbaal van aangifte.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de persoon die [slachtoffer ] aanwijst als verdachte niet is te zien als een ‘eenmalig geziene onbekende’ nu [slachtoffer ] deze persoon niet alleen op 2 december 2015 heeft gezien onder omstandigheden die een grote indruk op [slachtoffer ] hebben gemaakt, namelijk ten tijde van het geweldsincident, maar ook daaraan voorafgaand en nadien meermalen heeft gezien, waarbij [slachtoffer ] telkenmale door deze persoon om zijn huidskleur is uitgescholden. Deze omstandigheden maken dat deze persoon voor [slachtoffer ] iemand was op wie hij begrijpelijkerwijs alert was omdat hij vreesde voor iedere confrontatie met deze persoon. De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking dat verdachte en [slachtoffer ] in dezelfde wijk wo(o)n(d)en. Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank een andere maatstaf van herkenning met zich dan dat van de ‘eenmalig geziene onbekende’ en vergroot, ondanks het tijdverloop, juist de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte als de dader. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw hieromtrent.
- is verdachte een der daders
Door verschillende mensen, die getuige waren van het gebeuren, zijn verklaringen afgelegd. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaringen van deze getuigen en de door hen opgegeven signalementen van de daders, nu de door de getuigen gegeven verklaringen en signalementen duidelijk en zowel afzonderlijk als in onderling verband bezien consistent zijn en grotendeels overeenkomen met hetgeen [slachtoffer ] over het gebeuren en de personen van de daders heeft verklaard.
Naast het feit dat [slachtoffer ] in de fotobewijsconfrontatie verdachte heeft aangewezen als een der daders, wijzen ook voornoemde getuigenverklaringen en het gegeven dat de daders gebruik maakten van een auto, die op naam van verdachte staat en naar eigen zeggen ook verdachtes eigendom is, in de richting van verdachte.
Op basis van het vorenstaande is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte een van de twee personen is die [slachtoffer ] op 2 december 2015 in Almelo heeft aangevallen. De verklaring van verdachte dat hij niet de persoon is door wie [slachtoffer ] is aangevallen, acht de rechtbank gezien hetgeen hiervoor is uiteengezet niet aannemelijk. De rechtbank verwerpt aldus dit verweer.
- opzet
Voor bewezenverklaring van een poging zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet had om [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en vervolgens dat dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering van een handeling, die indien voltooid, zwaar lichamelijk letsel zou hebben toegebracht.
De vraag die in dit verband eerst voorligt is of verdachte ten minste heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet (de lichtste opzetvariant), oftewel of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en op de koop heeft toe genomen dat [slachtoffer ] door de handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank overweegt dat wanneer met een ijzeren staaf in de hand met kracht tegen een hoofd of hals of lichaam van een slachtoffer wordt geslagen, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt, zoals permanente hoor- of zichtschade, schade aan de in de hals aanwezige, zeer kwetsbare slagader, breuken of ontsierende littekens op het gezicht of lichaam. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een slag met een ijzeren staaf tegen een hoofd of lichaam dat in bedwang wordt gehouden en tegen de grond is gewerkt veel harder aankomt omdat het hoofd en lichaam niet of nauwelijks mee kan geven zodat de volle slagkracht door het slachtoffer wordt geïncasseerd. Door op de wijze als hiervoor omschreven te handelen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer ] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, bewust aanvaard en op de koop toegenomen. Gelet op hetgeen hier is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet om [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
- medeplegen
Van medeplegen is sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen.
Medeplegen veronderstelt bewuste en nauwe samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers opzettelijk — willens en wetens — samenwerken tot het verrichten van de delictueuze gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. Bewuste nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Vast staat dat twee daders bij het gewelddadige gebeuren betrokken zijn geweest. Gezien de omstandigheden zoals hierboven uiteengezet, namelijk dat, na een door verdachte opgezochte confrontatie met een langsfietsende [slachtoffer ] , verdachte en de medeverdachte samen in de auto zijn gestapt en achter [slachtoffer ] aan zijn gereden, zij, bij de verkeerslichten aangekomen, zijn uitgestapt en gezamenlijk op [slachtoffer ] zijn afgelopen, verdachte vervolgens [slachtoffer ] heeft vastgegrepen, vastgehouden en naar de grond gewerkt terwijl de medeverdachte onder woordelijke aanmoediging van verdachte met de ijzeren staaf [slachtoffer ] heeft geslagen en heeft geschopt; is de rechtbank van oordeel dat zij daarmee gezamenlijk willens en wetens de confrontatie met [slachtoffer ] hebben opgezocht en uitgevoerd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft door zijn handelen als voormeld een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. De rechtbank acht het in vereniging plegen van het feit bewezen.
- de voorbedachten rade
Voor bewezen verklaring van het bestanddeel voorbedachten rade moet sprake zijn van een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Vereist is dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van onderhavig dossier niet vast te stellen dat verdachte met een vooropgezet plan achter [slachtoffer ] aan is gegaan teneinde hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van dat onderdeel van het primair ten laste gelegde zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
- de conclusie
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer ] .