ECLI:NL:RBOVE:2018:3478

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
08/952058-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met discriminatoire motieven

Op 24 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 29-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 december 2015 in Almelo, waar de verdachte, samen met een medeverdachte, een slachtoffer heeft aangevallen zonder enige aanleiding, enkel vanwege diens huidskleur. De verdachte heeft het slachtoffer vastgegrepen, op de grond gegooid, en met een ijzeren staaf geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten en dat er sprake was van voorbedachten rade. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en de fotobewijsconfrontatie als geldig geacht. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.540 aan het slachtoffer, die immateriële schade en kosten voor schade aan persoonlijke bezittingen vorderde. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de impact op het slachtoffer, die angst heeft ervaren door de aanval. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, waarbij ook rekening is gehouden met het discriminatoire aspect van de aanval.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/952058-16 (P)
Datum vonnis: 24 september 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 september 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.P.R. van Andel en van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw
mr. A.H. Tiemens, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:samen met een ander met voorbedachten rade heeft geprobeerd om een persoon genaamd [slachtoffer ] zwaar te mishandelen;
subsidiair: openlijk geweld heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 2 december 2015 te Almelo, tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer ] , opzettelijk en
met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk: - die [slachtoffer ] te achtervolgen en/of (vervolgens) in te sluiten en/of tegen te
houden en/of vast te houden (waardoor die [slachtoffer ] niet weg kon komen) en/of - (met een ijzeren pijp/staaf/buis) te stompen en/of te slaan op/in/tegen het
gezicht, althans het hoofd en/of tegen/op de armen en/of de romp, althans
tegen het lichaam en/of - te schoppen en/of trappen op/tegen de benen, althans tegen het lichaam van
voornoemde [slachtoffer ] en/of - die [slachtoffer ] in bedwang te houden/tegen de grond te werken, zodat hij zich
niet kon onttrekken aan het geweld dat op hem werd uitgeoefend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 2 december 2015 te Almelo, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de
Nachtegaalstraat/Nieuwstraat, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] , welk geweld
bestond uit: - achtervolgen en/of (vervolgens) insluiten en/of tegenhouden en/of vasthouden
van die [slachtoffer ] (waardoor die [slachtoffer ] niet weg kon komen) en/of - (met een ijzeren pijp/staaf/buis) stompen/slaan op/in/tegen het gezicht,
althans het hoofd en/of tegen/op de armen en/of de romp, althans tegen het
lichaam en/of - schoppen/trappen op/tegen de benen, althans tegen het lichaam van voornoemde
[slachtoffer ] en/of - in bedwang houden/tegen de grond werken van die [slachtoffer ] , zodat hij zich niet kon onttrekken aan het geweld dat op hem werd uitgeoefend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade is bewezen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat op basis van herkenning uit overeenkomsten in genoemd postuur en haardracht met verdachte en de resultaten van de fotobewijsconfrontatie, de getuigenverklaringen, als ook het gegeven dat de auto van de verdachte op de plaats delict aanwezig was, kan worden geconcludeerd dat verdachte de man met het donkerblonde haar was, degene die eerder [slachtoffer ] had beledigd en mishandeld, de bestuurder was van de auto en aldus een van de daders. Volgens de officier van justitie heeft verdachte in de tijd gelegen tussen het eerste contact met [slachtoffer ] en het moment dat hij en de medeverdachte [slachtoffer ] bij de verkeerslichten aanvallen, voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden en na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ontkent en dat de getuigenverklaringen niet voldoende duidelijk zijn en dat de meervoudige fotobewijsconfrontatie van het bewijs moet worden uitgesloten omdat deze onbetrouwbaar is, gelet op de fotokeuze en het tijdverloop. Als redengevend voor de onbetrouwbaarheid heeft de raadsvrouw, verwijzend naar een tweetal uitspraken van resp. het Hof Amsterdam en de rechtbank Den Bosch, gesteld dat de foto van verdachte de enige is die ook maar enigszins voldoet aan de door aangever van te voren gegeven beschrijving en dat de personen op de overige getoonde foto’s niet aansluiten bij het door aangever opgegeven signalement nu een aantal foto’s een aanzienlijk boller gezicht of een niet spitse maar brede neus of een kortere haardracht en zelfs een flapoor tonen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het tijdverloop tussen het incident en de fotoconfrontatie en daarmee de herinneringsinterval voor [slachtoffer ] 2,5 jaar betreft, hetwelk, nu deze persoon voor [slachtoffer ] als onbekende moet worden betiteld, de bewijskracht van de confrontatie aanzienlijk later maakt.
De raadsvrouw heeft voorwaardelijk verzocht om rechtspsycholoog P. van Koppen te horen indien de rechtbank voornemens is de fotobewijsconfrontatie voor het bewijs te gebruiken..
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
[slachtoffer ] heeft verklaard dat hij op 2 december 2015 met zijn zoontje fietste over de
Nachtegaalstraat te Almelo en aldaar een jongen zag waar hij de zomer ervoor een aanvaring had gehad, waarbij [slachtoffer ] door de jongen onder andere was uitgescholden voor vieze zwarte. Deze jongen schreeuwde op 2 december 2015 wederom “vieze kankerzwarte”. [slachtoffer ] herkende de jongen direct van het eerdere incident. [slachtoffer ] fietste vervolgens verder samen met zijn zesjarig zoontje. [slachtoffer ] zag dat de jongen op hem af kwam, de weg blokkeerde zijn vuisten balde, [slachtoffer ] wilde slaan en hem een paar keer schopte. Dit kon [slachtoffer ] goed voelen. [slachtoffer ] zag dat de jongen naar zijn auto liep. [slachtoffer ] zag ook nog een andere jongen bij de auto komen staan. [slachtoffer ] is met zijn zoontje weggefietst.
Bij de verkeerslichten zag [slachtoffer ] dat er een auto aankwam met de jongen die hem had uitgescholden, geschopt en geslagen. De eerstgenoemde jongen bestuurde de auto, degene die er later bij kwam was bijrijder. [slachtoffer ] heeft verklaard dat de auto een blauwe Ford Mondeo station betrof. [slachtoffer ] zag dat de auto voor de verkeerslichten stopte en dat beiden uitstapten. [slachtoffer ] zag dat de bijrijder een ijzeren pijp in de handen had van ongeveer een meter lang. [slachtoffer ] zag beiden op hem afkomen. [slachtoffer ] voelde dat hij vast werd gepakt en vastgehouden door de bestuurder, degene die hem had uitgescholden voor kankerzwarte en geschopt en geslagen had. Terwijl hij werd vastgehouden door de bestuurder sloeg de bijrijder hem met de ijzeren pijp, daartoe aangemoedigd door de bestuurder. [slachtoffer ] voelde dat hij op zijn arm en op zijn hoofd werd geslagen. [slachtoffer ] zakte door zijn knieën en viel op de grond samen met een van de daders. [slachtoffer ] heeft verklaard dat hij dacht dood te gaan, omdat het slaan maar bleef doorgaan. [slachtoffer ] heeft de bestuurder als volgt omschreven:
Lengte 1.80 a 185 m, heel kort haar donker blond, gespierd niet dik, tussen de 25 en 28 jaar, [slachtoffer ] dacht blauwe ogen, maar weet dit niet zeker, smal gezicht, vrij spitse neus.
Dader 2, die [slachtoffer ] met ijzeren staaf sloeg, heeft [slachtoffer ] als volgt omschreven:
Hij was iets kleiner dan de andere jongen, rond de 1.75 m. Dit was een echte tokkie. Hij had iets langer haar dan de andere en iets boller gezicht. De kleur van zijn haar weet [slachtoffer ] niet meer. Hij droeg een 3/4 jas. Hij was stevig. Hij droeg een lange dikke gouden ketting. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat een getuige naar de meldkamer heeft gebeld met de melding dat een man door een aantal mannen in elkaar wordt geslagen, dat de mannen in een auto, een blauwe Ford, zaten en uitstapten met een stang. Verbalisant [verbalisant 1] heeft vermeld dat de getuige het kenteken [kenteken] heeft genoemd. [3]
Uit een uitdraai van de RDW volgt dat het kenteken [kenteken] overeen komt met het kenteken van de auto van verdachte [verdachte] . [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat op 2 december 2015 voor de kruising op de Nachtegaalstraat voor de verkeerslichten een auto stond en dat twee mannen uit de auto een blauwe Ford station kwamen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat één man licht haar had en één man donker haar. Getuige [getuige 1] zag dat een van de mannen een staaf in zijn hand had. [getuige 1] zag dag een donkere man met een kindje fietsen en dat de mannen in hun richting liepen. [getuige 1] zag dat de mannen de donkere man van de fiets trokken. [getuige 1] zag dat de mannen aan het slaan waren op de donkere man met de staaf. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij twee jonge mannen, die zij omschrijft als mannen met licht kort haar van 20 á 30 jaar, uit een blauwe Ford Mondeo zag rennen en dat de bestuurder een staaf in zijn linkerhand had. [getuige 2] zag dat de mannen renden in de richting van een donkergekleurde man op een fiets. Getuige [getuige 2] zag dat de mannen beginnen te schoppen en slaan waarop de donkere man op de grond viel. [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat de man met de staaf de donkere man begon te slaan op het hoofd en bovenlichaam en dat de donkere man niets terug deed. [6]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij een donkere man tegen een jongetje hoorde roepen: “fietsen, fietsen” en dat zij achterom keek en twee mannen aan zag komen rennen; de man van de scooter en de man van de blauwe auto. Getuige [getuige 3] zag dat de man van de blauwe auto een metalen buis bij zich had die leek op een zilverkleurige verwarmingsbuis en die ongeveer 50 centimeter was. getuige [getuige 3] zag dat de man van de auto de buis liet vallen en dat de man met het bruine haar van de scooter de buis weer oppakte. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man van de blauwe auto blond haar had met stekeltjes en dat de achterkant en zijkant waren opgeschoren. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man van de blauwe auto en de donkere man met elkaar aan het worstelen waren en dat de man van de blauwe auto de donkere man in de houdgreep hield zodat de man geen kant op kon. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de man van de blauwe auto tegen de man met het bruine haar zei dat hij hem (de rechtbank leest: de donkere man) moest slaan en schoppen en zag dat de man dit deed Getuige [getuige 3] zag dat de man het slachtoffer tegen de ribben schopte en tegen de rug sloeg. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat het jongetje steeds omkeek toen hij wegfietste. [7]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij twee mannen zag lopen bij de verkeerslichten en dat deze mannen naar een donkere man toe liepen die bij de verkeerslichten stond. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de ene man kort warrig haar had en de andere man ook niet al te lang haar. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij zag dat beide mannen op de donkere man begonnen in te slaan waarbij een van de mannen een ijzeren pijp had waar hij de donkere man mee sloeg. Getuige [getuige 4] zag dat ze doorgingen met schoppen en slaan met de pijp toen de donkere man op de grond lag. [8]
- de feitelijkheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen ten eerste vast dat [slachtoffer ] op 2 december 2015 in Almelo na een korte confrontatie met een man door deze man die samen met een andere man in een blauwe Ford Mondeo zat, is achtervolgd, is tegengehouden en vastgehouden waardoor [slachtoffer ] niet weg kon komen en dat [slachtoffer ] door de ene persoon met een ijzeren staaf is geslagen tegen het gezicht, het hoofd, de armen en de romp en dat [slachtoffer ] is geschopt tegen de benen, terwijl [slachtoffer ] door de andere persoon in bedwang is gehouden en tegen de grond is gewerkt zodat [slachtoffer ] zich niet kon onttrekken aan het geweld dat op hem werd uitgeoefend.
- de fotobewijsconfrontatie
De verdediging heeft gesteld dat de fotobewijsconfrontatie niet voldoet aan de daaraan te stellen normen zodat deze moet worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de fotobewijsconfrontatie gebruik is gemaakt van een selectie van twaalf kleurenfoto’s, waarvan een der foto’s verdachte betrof en de overige elf foto’s figuranten die qua etnische afkomst, huidskleur, geslacht, haarkleur, gelaatskenmerken en haardracht gelijkenis vertoonden met de foto van verdachte. Alle geselecteerde foto’s waren qua formaat, kleur, beeldvulling en lay-out nagenoeg identiek aan de gebruikte foto van verdachte. De selectie is voorafgaand aan het tonen aan de getuige [slachtoffer ] getoond aan twee testobservatoren. Op de vraag aan de getuige [slachtoffer ] of hij de door hem bedoelde persoon tussen het voorval en heden nog had gezien heeft [slachtoffer ] geantwoord dat hij de man met het licht blonde haar nadien meerdere keren tegengekomen.
Telkens wanneer [slachtoffer ] hem ziet maakt hij [slachtoffer ] uit voor zwarte kutaap. De laatste keer dat [slachtoffer ] hem tegenkwam was bij de [bedrijf] in Almelo en toen maakte hij [slachtoffer ] ook voor alles en nog wat uit, terwijl [slachtoffer ] zijn zoontje bij zich had. [9]
Uit het proces-verbaal ‘tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie’ volgt dat iedere foto vier seconden in beeld kwam en dat de foto van verdachte op plaats 3 stond. De verbalisant heeft vermeld dat hij de getuige (de rechtbank leest : B. [slachtoffer ] ) observeerde terwijl deze naar de selectie keek en waarnam dat de getuige geconcentreerd zat te kijken naar het scherm en bij foto 3 direct zei: "Ja dit is hem". [10]
Nu het ‘werkverslag FCM fotobewijsconfrontatie’ inhoudende de twaalf voor onderhavige fotobewijsconfrontatie geselecteerde en getoonde foto’s aan de processtukken is toegevoegd heeft de rechtbank de gebruikte foto’s kunnen toetsen aan hetgeen in de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal die naar aanleiding van de confrontaties zijn gemaakt, is opgetekend. In deze processen-verbaal zijn de feiten en omstandigheden voldoende nauwkeurig omschreven om tot beoordeling daarvan te komen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat bij de fotobewijsconfrontatie voldoende aandacht is besteed aan de selectie van foto’s op basis van huidskleur, geslacht, gelaatskenmerken, haarkleur en haardracht. Daaraan doet niet af dat de afgebeelde personen niet allemaal over, bijvoorbeeld, precies dezelfde tint lichtblond haar beschikken, maar dat sprake is van verschillende gradaties blond. Dat geldt ook voor andere afwijkingen in details, zoals bijvoorbeeld haardracht – de foto in portefeuille kan immers zeer wel genomen zijn ten tijde van een iets ander kapsel – of een gelaatskenmerk als flaporen. In de fotobewijsconfrontatie hoeft, anders dan de raadsvrouw veronderstelt, geen sprake te zijn van zoveel mogelijk identieke personen. Waar het om gaat is dat het signalement van de betrokken personen in essentie overeenkomt. Dat daarbij op details verschillen te constateren zijn is onvermijdelijk. Evenmin doet het feit dat op sommige foto’s ook andere gezichtskenmerken zichtbaar zijn af aan de daderomschrijving. In de fotomap, zoals aan [slachtoffer ] gepresenteerd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zodanige uiterlijke verschillen tussen de afgebeelde personen dat de fotoconfrontatiemap niet voor het bewijs gebezigd mag worden. De in de processen-verbaal geschetste gang van zaken acht de rechtbank niet onbehoorlijk en is naar haar oordeel geenszins in strijd met de beginselen van een eerlijke procesvoering. De door de raadsvrouw aangehaalde jurisprudentie ziet, in afwijking van onderhavig geval, op enkelvoudige fotobewijsconfrontaties. Met inachtneming van de nodige behoedzaamheid is de rechtbank van oordeel dat de betwiste herkenning van verdachte door [slachtoffer ] betrouwbaar is en kan worden gebezigd voor het bewijs. De rechtbank verwerpt daarom het verweer dat de fotobewijsconfrontatie niet voldoet aan de daarvoor gestelde normen.
- voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht als deskundige de heer P. van Koppen, rechtspsycholoog, te horen ten aanzien van betrouwbaarheid van herkenningen. Gelet op de hierboven gegeven motivering ten aanzien van de betrouwbaarheid van de fotobewijsconfrontatie en de herkenning van verdachte zal de rechtbank het verzoek van de raadsvrouw afwijzen.
- tijdverloop
Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat door tijdsverloop de betrouwbaarheid van de herkenning is aangetast. De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer ] en het proces-verbaal van de meervoudige fotobewijsconfrontatie vast dat [slachtoffer ] de persoon die hem heeft aangevallen en die volgens [slachtoffer ] verdachte betreft, sinds het voorval meerdere malen heeft gezien, waarbij deze persoon telkenmale [slachtoffer ] heeft uitgescholden voor zwarte kutaap. Daar komt bij dat [slachtoffer ] vlak voorafgaand aan het geweldsincident op 2 december 2018 door, volgens [slachtoffer ] , dezelfde persoon is uitgescholden voor vieze kankerzwarte. Bovendien is [slachtoffer ] op een eerder moment eveneens door dezelfde persoon uitgescholden voor vieze zwarte, zo volgt uit het proces-verbaal van aangifte. [11]
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de persoon die [slachtoffer ] aanwijst als verdachte niet is te zien als een ‘eenmalig geziene onbekende’ nu [slachtoffer ] deze persoon niet alleen op 2 december 2015 heeft gezien onder omstandigheden die een grote indruk op [slachtoffer ] hebben gemaakt, namelijk ten tijde van het geweldsincident, maar ook daaraan voorafgaand en nadien meermalen heeft gezien, waarbij [slachtoffer ] telkenmale door deze persoon om zijn huidskleur is uitgescholden. Deze omstandigheden maken dat deze persoon voor [slachtoffer ] iemand was op wie hij begrijpelijkerwijs alert was omdat hij vreesde voor iedere confrontatie met deze persoon. De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking dat verdachte en [slachtoffer ] in dezelfde wijk wo(o)n(d)en. Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank een andere maatstaf van herkenning met zich dan dat van de ‘eenmalig geziene onbekende’ en vergroot, ondanks het tijdverloop, juist de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte als de dader. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw hieromtrent.
- is verdachte een der daders
Door verschillende mensen, die getuige waren van het gebeuren, zijn verklaringen afgelegd. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de verklaringen van deze getuigen en de door hen opgegeven signalementen van de daders, nu de door de getuigen gegeven verklaringen en signalementen duidelijk en zowel afzonderlijk als in onderling verband bezien consistent zijn en grotendeels overeenkomen met hetgeen [slachtoffer ] over het gebeuren en de personen van de daders heeft verklaard.
Naast het feit dat [slachtoffer ] in de fotobewijsconfrontatie verdachte heeft aangewezen als een der daders, wijzen ook voornoemde getuigenverklaringen en het gegeven dat de daders gebruik maakten van een auto, die op naam van verdachte staat en naar eigen zeggen ook verdachtes eigendom is, in de richting van verdachte.
Op basis van het vorenstaande is voor de rechtbank komen vast te staan dat verdachte een van de twee personen is die [slachtoffer ] op 2 december 2015 in Almelo heeft aangevallen. De verklaring van verdachte dat hij niet de persoon is door wie [slachtoffer ] is aangevallen, acht de rechtbank gezien hetgeen hiervoor is uiteengezet niet aannemelijk. De rechtbank verwerpt aldus dit verweer.
- opzet
Voor bewezenverklaring van een poging zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet had om [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en vervolgens dat dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering van een handeling, die indien voltooid, zwaar lichamelijk letsel zou hebben toegebracht.
De vraag die in dit verband eerst voorligt is of verdachte ten minste heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet (de lichtste opzetvariant), oftewel of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en op de koop heeft toe genomen dat [slachtoffer ] door de handelingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank overweegt dat wanneer met een ijzeren staaf in de hand met kracht tegen een hoofd of hals of lichaam van een slachtoffer wordt geslagen, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestaat dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt, zoals permanente hoor- of zichtschade, schade aan de in de hals aanwezige, zeer kwetsbare slagader, breuken of ontsierende littekens op het gezicht of lichaam. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een slag met een ijzeren staaf tegen een hoofd of lichaam dat in bedwang wordt gehouden en tegen de grond is gewerkt veel harder aankomt omdat het hoofd en lichaam niet of nauwelijks mee kan geven zodat de volle slagkracht door het slachtoffer wordt geïncasseerd. Door op de wijze als hiervoor omschreven te handelen, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer ] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, bewust aanvaard en op de koop toegenomen. Gelet op hetgeen hier is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet om [slachtoffer ] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
- medeplegen
Van medeplegen is sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen.
Medeplegen veronderstelt bewuste en nauwe samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers opzettelijk — willens en wetens — samenwerken tot het verrichten van de delictueuze gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. Bewuste nauwe samenwerking kan onder meer blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Vast staat dat twee daders bij het gewelddadige gebeuren betrokken zijn geweest. Gezien de omstandigheden zoals hierboven uiteengezet, namelijk dat, na een door verdachte opgezochte confrontatie met een langsfietsende [slachtoffer ] , verdachte en de medeverdachte samen in de auto zijn gestapt en achter [slachtoffer ] aan zijn gereden, zij, bij de verkeerslichten aangekomen, zijn uitgestapt en gezamenlijk op [slachtoffer ] zijn afgelopen, verdachte vervolgens [slachtoffer ] heeft vastgegrepen, vastgehouden en naar de grond gewerkt terwijl de medeverdachte onder woordelijke aanmoediging van verdachte met de ijzeren staaf [slachtoffer ] heeft geslagen en heeft geschopt; is de rechtbank van oordeel dat zij daarmee gezamenlijk willens en wetens de confrontatie met [slachtoffer ] hebben opgezocht en uitgevoerd. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft door zijn handelen als voormeld een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld. De rechtbank acht het in vereniging plegen van het feit bewezen.
- de voorbedachten rade
Voor bewezen verklaring van het bestanddeel voorbedachten rade moet sprake zijn van een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Vereist is dat komt vast te staan dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door hem genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van onderhavig dossier niet vast te stellen dat verdachte met een vooropgezet plan achter [slachtoffer ] aan is gegaan teneinde hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van dat onderdeel van het primair ten laste gelegde zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
- de conclusie
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer ] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
primair
hij op 2 december 2015 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd B. [slachtoffer ] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door opzettelijk:
- die [slachtoffer ] te achtervolgen en tegen te houden en vast te houden (waardoor die [slachtoffer ] niet weg kon komen) en
- met een ijzeren pijp/staaf/buis te slaan tegen het gezicht en tegen de armen en de romp en
- te schoppen tegen de benen van voornoemde [slachtoffer ] en
- die [slachtoffer ] in bedwang te houden/tegen de grond te werken, zodat hij zich niet kon onttrekken aan het geweld dat op hem werd uitgeoefend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 jo. 47 jo. 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf van vier maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van haar strafeis rekening gehouden met strafverzwarende omstandigheden als het medeplegen en het discriminatoir aspect. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het aspect van tijdverloop en de documentatie van verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Nu de raadsvrouw vrijspraak van het ten laste gelegde heeft bepleit, heeft zij geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van een poging zware mishandeling. Verdachte heeft [slachtoffer ] , die samen met zijn negenjarige zoontje toevalligerwijs op de fiets verdachte passeerde, staande gehouden en zonder enige aanleiding een beledigende opmerking gemaakt over diens huidskleur. Nadat [slachtoffer ] met zijn zoontje is weggefietst, besluit verdachte vervolgens samen met zijn medeverdachte in verdachtes auto te stappen en achter [slachtoffer ] aan te rijden. Bij de eerstvolgende verkeerslichten alwaar [slachtoffer ] staat te wachten voor een rood verkeerslicht zijn de verdachten uitgestapt en hebben zij uit het niets [slachtoffer ] aangevallen. Verdachte heeft [slachtoffer ] vastgegrepen en naar de grond gewerkt zodat [slachtoffer ] niet kon ontkomen en de medeverdachte, voorzien van een ijzeren staaf, heeft [slachtoffer ] met deze staaf op verschillende plekken tegen het hoofd en lichaam geslagen en heeft [slachtoffer ] geschopt. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer ] . En dit alles klaarblijkelijk zonder reden, anders dan dat de huidskleur van [slachtoffer ] verdachte niet aanstond. De rechtbank betitelt dergelijk excessief gewelddadig gedrag als bijzonder ernstig, met name nu [slachtoffer ] en zijn nog jonge zoontje op klaarlichte dag tegen wil en dank met deze niet af te wenden gewelddadige situatie zijn geconfronteerd, terwijl zij slechts op weg waren naar huis. Het gebeuren heeft een diepe impact gehad op [slachtoffer ] en heeft gezorgd voor een constante angst om verdachte, die woonachtig is in dezelfde wijk als [slachtoffer ] , opnieuw tegen te komen, zoals ook door [slachtoffer ] ter terechtzitting is verwoord. De rechtbank houdt verdachte hiervoor verantwoordelijk.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting betrokken. De oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden aan. De rechtbank neemt in aanmerking dat bij het in deze zaak bewezen verklaarde delict, anders dan in het oriëntatiepunt, geen sprake van een voltooid delict, maar van een poging, hetwelk een reden is voor matiging. Daarentegen weegt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheden mee dat sprake is van medeplegen, dat het gebeuren zich heeft afgespeeld op klaarlichte dag in het bijzijn van veel nietsvermoedende getuigen, onder wie het zoontje van [slachtoffer ] , als ook dat, gezien de aard van de herhaaldelijke uitlatingen van verdachte jegens [slachtoffer ] , het handelen van verdachte hoofdzakelijk lijkt te zijn bepaald door discriminatoire motieven.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 6 juni 2018 blijkt dat verdachte eerder wegens onder meer overtredingen van de Opiumwet en geweldsdelicten met justitie in aanraking is geweest, doch dat de veroordelingen voor geweldsdelicten dateren van langer dan vijf jaren voorafgaand aan onderhavig feit. Deze veroordelingen weegt de rechtbank derhalve niet mee bij het bepalen van de strafmaat.
Gelet op de ernst van voornoemd feit alsmede de omstandigheden waaronder dit is begaan acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank overweegt ten aanzien van het standpunt van de officier van justitie dat sprake is van een dermate tijdverloop dat hiermee in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden, het volgende. Op 8 september 2016 is verdachte gehoord. Op die datum heeft de vervolging van verdachte een aanvang genomen en is de redelijke termijn gaan lopen. Op 24 september 2018 wijst de rechtbank vonnis. Als uitgangspunt geldt dat het geding – behoudens bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange duur rechtvaardigen – met een einduitspraak dient te zijn afgerond binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is gaan lopen. De periode gelegen tussen de eerste terechtzitting op 3 juli 2018 en de zitting van 10 september 2018 telt in dit kader niet mee, nu deze verband houdt met aan verdachte toe te rekenen omstandigheden. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie van oordeel dat geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en zal het tijdsverloop aldus niet in een voor verdachte matigende zin verdisconteren in de strafmaat.
Op basis van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer ] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.540,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reparatiekosten winterjas € 10,00;
- Blackberry Bold 9780 € 30,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.500,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.540,00.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.540,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
voorwaardelijk verzoek van de verdediging
- wijst af het verzoek tot het horen van de getuige-deskundige Van Koppen;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primairhet misdrijf: medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer ] van een bedrag van € 1.540,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2015) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.540,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2015 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.C. Berg en
mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2018.
Buiten staat
Mr. Berg en mr. Breukink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer ] van 7 december 2015, pagina 29-30.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 7 december 2015, pagina 67-68.
4.Uitdraai RDW van ***.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 3 december 2015, pagina 115-116.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 3 december 2015, pagina 112-114.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 4 december 2015 pagina 120-121 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 15 december 2015, pagina 124, in onderling verband en samenhang bezien.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 4 december 2015, pagina 129.
9.Het proces-verbaal van meervoudige fotobewijsconfrontatie met één getuige, van verbalisant [verbalisant 2] van 20 maart 2018, pagina 1, 2, 3.
10.Het proces-verbaal ‘tonen selectie bij meervoudige fotobewijsconfrontatie’ van verbalisant [verbalisant 3] van 20 maart 2018, pagina 1 en 2.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer ] van 7 december 2015, pagina 29.