Op 25 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Leefbaar Buitengebied en het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel. De zaak betreft een handhavingsverzoek van de eiseres tegen de bedrijfsactiviteiten van een kalverbedrijf in Slagharen. Eiseres heeft in juni 2017 verzocht om handhavend op te treden, omdat zij meende dat het bedrijf schadelijke effecten had op nabijgelegen Natura 2000-gebieden en illegaal opereerde zonder de benodigde vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder, het college van Gedeputeerde Staten, op 10 augustus 2017 en 13 november 2017 besluiten heeft genomen die de handhaving weigerden, omdat het kalverbedrijf over een Wnb-vergunning beschikte. Deze vergunning was verleend voor het houden van maximaal 1.192 vleeskalveren.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht had geweigerd om handhavend op te treden, omdat de verleende vergunning in werking was en de activiteiten van het bedrijf niet als illegaal konden worden aangemerkt. Eiseres had aangevoerd dat de transportbewegingen van en naar het bedrijf niet onder de vergunning vielen, maar de rechtbank oordeelde dat deze stelling een uitbreiding van het oorspronkelijke handhavingsverzoek was en daarom niet in de beoordeling kon worden meegenomen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was, omdat de verweerder tijdig had beslist op het handhavingsverzoek en geen dwangsom verschuldigd was.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.