ECLI:NL:RBOVE:2018:3732

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
6672389 \ CV EXPL 18-889
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot bewijs van overeenkomst en ongerechtvaardigde verrijking in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft E.ON Benelux Levering B.V. (hierna: E.ON) een vordering ingesteld tegen [A], die in persoon procedeert. E.ON vorderde betaling van een bedrag van € 3.010,48, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een gestelde overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit. E.ON stelde dat [A] in gebreke was gebleven met haar betalingsverplichtingen. Bij verstekvonnis van 24 augustus 2010 werd de vordering toegewezen, maar [A] kwam in verzet tegen dit vonnis.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [A] ontvankelijk is in haar verzet, omdat het verstekvonnis niet op de juiste wijze aan haar was betekend. E.ON heeft haar vordering in de procedure verder onderbouwd, maar de kantonrechter oordeelde dat E.ON niet voldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de gestelde overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat E.ON niet tot bewijs van de overeenkomst kan worden toegelaten, omdat de gestelde overeenkomst niet is aangetoond. Daarnaast werd de subsidiaire vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking afgewezen, omdat E.ON niet voldoende heeft aangetoond dat zij verarmd is en [A] verrijkt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van E.ON afgewezen en E.ON veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [A] op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 4 september 2018 door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6672389 \ CV EXPL 18-889
Vonnis van 4 september 2018 na verzet
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
E.ON BENELUX LEVERING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
geopposeerde, hierna te noemen E.ON,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[A],
wonende te [plaats] ,
opposante, hierna te noemen [A] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter te Zwolle op 24 augustus 2010 tussen partijen bij verstek gewezen vonnis onder zaak-/rolnummer 513713 CV EXPL 10-5577
- de verzetdagvaarding van 20 februari 2018
- de conclusie van antwoord in oppositie, tevens akte aanvulling rechtsgrond
- de akte verzoek weigering processtukken, tevens conclusie van repliek in oppositie
- de akte van de zijde van E.ON, door haar conclusie van dupliek in oppositie genoemd.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Bij dagvaarding van 9 juli 2010 heeft E.ON veroordeling van [A] gevorderd, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, tot betaling van een bedrag van € 3.010,48, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag en met de kosten van de procedure. Het bedrag van € 3.010,48 is als volgt opgebouwd:
hoofdsom € 3.204,92
rente € 115,72
buitengerechtelijke incassokosten
€ 450,00 +
€ 3.770,64
waarop in mindering strekt
€ 760,16 -
€ 3.010,48
E.ON heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat zij met [A] een overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit heeft gesloten ten behoeve van de woning aan het [adres] te [plaats] . Volgens E.ON is [A] ondanks verschillende aanmaningen in gebreke gebleven haar betalingsverplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst na te komen.
2.2.
Bij verstekvonnis van 24 augustus 2010 (hierna te noemen het verstekvonnis) is de vordering van E.ON toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde rente slechts is toegewezen over de gevorderde hoofdsom. [A] is van dit verstekvonnis in verzet gekomen.
2.3.
E.ON heeft de grondslag van haar vordering bij antwoord in oppositie aangevuld, in die zin dat voor zover geoordeeld wordt dat geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen, er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. E.ON voert daartoe aan dat op het leveringsadres gebruik is gemaakt van haar diensten, terwijl daar niet voor is betaald. Volgens E.ON is zij hierdoor verarmd, terwijl [A] is verrijkt. Aangezien geen redelijke grond aanwezig was voor deze verrijking, dient de verrijking als ongerechtvaardigd te worden aangemerkt, aldus E.ON.
2.4.
Het verweer van [A] tegen de vorderingen van E.ON zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter constateert dat [A] ontvankelijk is in haar verzet. Het verstekvonnis is niet in persoon aan [A] betekend, terwijl door E.ON geen feiten en omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging daarvan eerder dan op 29 januari 2018 aan [A] bekend was. Weliswaar staat vast dat [A] een namens E.ON op 27 juli 2015 verzonden aanmaning heeft ontvangen, maar in die aanmaning wordt geen melding gemaakt van het verstekvonnis.
3.2.
[A] stelt zich op het standpunt dat de door E.ON uitgebrachte dagvaarding nietig is, aangezien deze (vermoedelijk) op het verkeerde adres is betekend.
De deurwaarder heeft in de betreffende dagvaarding verklaard dat hij het exploot heeft gedaan en afschrift daarvan heeft gelaten (in een gesloten envelop) aan het [adres] te [plaats] . [A] heeft niet weersproken dat zij op 9 juli 2010 in de Gemeentelijke Basisadministratie op dit adres stond ingeschreven, zodat hiervan dient te worden uitgegaan. De dagvaarding is een authentieke akte die dwingend bewijs oplevert van hetgeen de deurwaarder omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard (artikel 157 lid 1 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv)). Ook tegen dwingend bewijs staat tegenbewijs open, maar [A] zal niet tot het leveren van tegenbewijs worden toegelaten. Zij heeft haar stelling dat de dagvaarding vermoedelijk op het verkeerde adres is betekend, namelijk onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat de dagvaarding rechtsgeldig aan [A] is betekend en dat de nietigheid daarvan niet zal worden uitgesproken.
3.3.
[A] meent ook dat E.ON niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, aangezien de dagvaarding niet de gronden van de eis vermeldt en E.ON in de dagvaarding niet aan haar substantiëringsplicht van artikel 111 lid 3 Rv voldoet. Dit verweer faalt ook. De eis en de gronden daarvan staan wel in de dagvaarding vermeld, terwijl aan een eventuele schending van de substantiëringsplicht ingevolge het bepaalde in artikel 120 lid 4 Rv geen sanctie is verbonden.
3.4.
[A] meent verder dat de vordering van E.ON is verjaard. Op grond van artikel 3:324 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) geldt voor de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechtelijke uitspraak echter een verjaringstermijn van twintig jaar. Het beroep op verjaring faalt dus ook.
3.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding de door E.ON ingediende processtukken te weigeren, zoals [A] verzocht heeft. De wet kent geen beperking ten aanzien van de gemachtigde, zodat een ieder als zodanig kan optreden, zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. In de onderhavige verzetzaak heeft deurwaarderskantoor LAVG zich als gemachtigde gesteld voor E.ON en vast staat dat de namens E.ON ingediende processtukken afkomstig zijn van LAVG.
3.6.
E.ON vordert thans kennelijk nog een hoofdsom van € 964,50, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten. Haar gemachtigde stelt daartoe dat E.ON niet alle facturen waarvoor [A] bij verstek is veroordeeld aan haar uit handen heeft gegeven. Zij miskent hiermee echter dat de verstekprocedure, die ziet op een totaalbedrag van € 3.010,48, door het ingestelde verzet is heropend. Hoewel E.ON haar eis niet formeel heeft verminderd, zal de kantonrechter bij de beoordeling van de vordering uitgaan van een hoofdsom van € 964,50. Dit betekent dat het meerdere aan de in de dagvaarding van 9 juli 2010 genoemde hoofdsom wordt afgewezen.
3.7.
De vordering van E.ON ziet op een op 17 maart 2009 gesloten overeenkomst. [A] betwist dat zij die overeenkomst met E.ON is aangegaan. E.ON heeft ter onderbouwing van de betreffende overeenkomst twee welkomstbrieven in het geding gebracht op naam van [B] . [A] stelt zich echter op het standpunt dat zij in maart 2009 nog niet getrouwd was met de heer [B] en dat zij vóór haar huwelijk ook nooit zijn naam heeft gebruikt.
3.8.
Uit het door E.ON overgelegde rekening- en betalingsoverzicht begrijpt de kantonrechter dat ten aanzien van het [adres] te [plaats] tot aan het moment van het afsluiten van voornoemde overeenkomst sprake was van een overeenkomst op naam van [A] . Het ligt niet direct voor de hand dat [A] vervolgens op naam van haar toekomstige echtgenoot een nieuwe overeenkomst met E.ON heeft afgesloten. Uit het door [A] overgelegde e-mailbericht van Enexis d.d. 4 mei 2018 14.42 uur lijkt ook juist te volgen dat de overeenkomst van 17 maart 2009 door de echtgenoot van [A] is aangegaan.
3.9.
De overgelegde welkomstbrieven zijn onvoldoende om aan te nemen dat [A] niettemin de persoon is die de overeenkomst van 17 maart 2009 met E.ON is aangegaan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [A] had het op de weg van E.ON gelegen om de gestelde overeenkomst nader toe te lichten en te onderbouwen, bijvoorbeeld door op zijn minst de geboortedatum en het geslacht van de contractant en een eventueel e-mailadres te noemen of bewijzen van de gestelde betalingen te overleggen. Nu zij dit heeft nagelaten, zal E.ON niet tot bewijs van de gestelde overeenkomst worden toegelaten. Dit betekent dat het bestaan van die overeenkomst niet is aangetoond en dat de kantonrechter ervan uitgaat dat geen sprake is geweest van een op 17 maart 2009 tussen partijen gesloten overeenkomst.
3.10.
E.ON voert subsidiair aan dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Hoewel de energielevering waar het in de onderhavige zaak om gaat als een ongerechtvaardigde verrijking aangemerkt zou kunnen worden, zal de vordering van E.ON niet op grond van ongerechtvaardigde verrijking worden toegewezen. Ongerechtvaardigde verrijking leidt immers tot een verplichting tot schadevergoeding voor zover dit redelijk is, waarbij de schade enerzijds afhankelijk is van de verrijking van [A] en anderzijds van de verarming van E.ON. De kantonrechter is van oordeel dat E.ON onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Zij heeft namelijk niet onderbouwd voor welk bedrag zij is verarmd, althans schade heeft geleden. E.ON heeft slechts door het in het geding brengen van de eindafrekening inzicht gegeven in het door haar gehanteerde tarief waarop het te betalen bedrag is gebaseerd. Dat tarief kent echter een component kosten en een component winst. Aangezien tijdens de onderhavige leveringsperiode geen overeenkomst tot energielevering tussen partijen heeft bestaan, is de winst die E.ON op de levering van energie maakt, niet te beschouwen als verarming en/of schade. Nu E.ON heeft nagelaten inzichtelijk te maken welke schade zij daadwerkelijk heeft geleden, zal haar vordering ook op grond van de subsidiaire grondslag worden afgewezen.
Overigens heeft [A] de juistheid van de door E.ON overgelegde eindafrekening gemotiveerd betwist en is E.ON ook niet afdoende op die betwisting ingegaan.
3.11.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering van E.ON zal worden afgewezen.
3.12.
E.ON dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure te worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [A] tot op heden begroot op nihil. Aangezien [A] schriftelijk heeft geprocedeerd, bestaat voor een vergoeding voor noodzakelijke reis-, verblijf en verletkosten geen aanleiding. Gelet op artikel 141 Rv dienen de betekeningskosten voor de verzetdagvaarding voor rekening van [A] te blijven.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
vernietigt het tussen partijen gewezen verstekvonnis d.d. 24 augustus 2010 in de zaak met zaak-/rolnummer 513713 CV EXPL 10-5577;
en opnieuw rechtdoende:
4.2.
wijst de vordering af;
4.3.
veroordeelt E.ON in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2018.
(md)