ECLI:NL:RBOVE:2018:3877

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
C/08/220653 / KG ZA 18-216
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een geldleningsovereenkomst in kort geding met verstekverlening

In deze zaak, die op 14 augustus 2018 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting STICHTING EEGA PLUS en ONS WERKT B.V. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. den Besten, vorderde een bedrag van € 3.304,00 op basis van een geldleningsovereenkomst die was gesloten met de gedaagde partij. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, ondanks dat er een verzoek om uitstel was gedaan, maar dit verzoek was niet schriftelijk ingediend zoals vereist. Hierdoor verleende de voorzieningenrechter verstek tegen de gedaagden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisendheid was, omdat de eiseres snel over het gevorderde bedrag moest beschikken voor haar activiteiten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een geldleningsovereenkomst was voor een bedrag van € 5.000,00, waarvan twee aflossingstermijnen van € 848,00 waren voldaan. De eiseres heeft haar vordering verminderd tot € 3.304,00. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde hoofdsom toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd geacht.

Daarnaast werd de vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente afgewezen, omdat partijen een rente van 6% per jaar waren overeengekomen. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.780,92 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/220653 / KG ZA 18-216
Vonnis in kort geding van 14 augustus 2018
in de zaak van
de stichting
STICHTING EEGA PLUS,
gevestigd te Deventer,
eiseres,
advocaat mr. H. den Besten te Almere,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONS WERKT B.V.,
gevestigd te Zwolle,
2.
[X],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de vermindering van eis.
1.2.
Gedaagden zijn bij de mondelinge behandeling niet verschenen. De advocaat van eiseres heeft ter zitting verklaard dat gedaagden zich telefonisch tot zijn secretaresse hadden gewend in verband met het vragen van uitstel van de zitting en dat de secretaresse hen daarvoor heeft verwezen naar de rechtbank. Gebleken is dat gedaagde [X] tijdig naar de griffie van de rechtbank heeft gebeld in verband met uitstel van de zitting en dat hem door de griffie is medegedeeld dat hiervoor een gemotiveerd uitstelverzoek schriftelijk moet worden ingediend.
De voorzieningenrechter stelt vast dat geen zodanig verzoek is ontvangen en zal gedaagden daarom verstek verlenen.
1.3.
Desgevraagd door de voorzieningenrechter naar de reden waarom met het oog op de (proces)kosten niet aan de kantonrechter als voorzieningenrechter is verzocht de onderhavige voorziening te geven, gezien de aard en omvang van de vordering, heeft eiseres verklaard daarop niet voldoende alert te zijn geweest vanwege vakantiedrukte en/of dat niet te hebben gedaan met het oog op de (kortste) termijn waarop zitting kon plaatsvinden. Vastgesteld wordt evenwel dat eiseres deze procedure bij de voorzieningenrechter niet zijnde de kantonrechter bevoegdelijk heeft kunnen instellen.
1.4.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter acht voldoende spoedeisendheid van de zaak gegeven, gelet op de verklaring van eiseres dat zij spoedig over de gevorderde bedrag moet beschikken voor het verrichten van haar activiteiten als stichting.
2.2.
Tussen eiseres en gedaagde Ons Werkt B.V. is een geldleningsovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 5.000,00. Gedaagde [X] heeft met eiseres een overeenkomst van borgtocht gesloten, krachtens welke hij borg staat voor de nakoming van de geldleningsovereenkomst c.q. aflossing van dit bedrag indien gedaagde Ons Werkt B.V. daarin tekort is geschoten.
Blijkens het gestelde in de dagvaarding zijn op deze lening twee aflossingstermijnen van
€ 848,00 per termijn voldaan en is verdere aflossing achterwege gebleven.
Ter zitting heeft eiseres haar vordering in dat kader verminderd tot € 3.304,00.
2.3.
De gevorderde hoofdsom komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen.
2.4.
Aangezien partijen een rente zijn overeengekomen van 6 % per jaar zal de vordering tot vergoeding van de wettelijke handelsrente (van 8 %) worden afgewezen en zal de rente worden toegewezen naar eerstgenoemd percentage.
2.5.
In verband met de gedane aflossingen zal de rente worden toegewezen als na te melden.
2.6.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
- dagvaardingen € 197,92
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
633,00
Totaal € 2.780,92
2.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen gedaagden,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.304,00 (drieduizenddriehonderdvier euro), vermeerderd met de contractuele rente van 6% per jaar over het bedrag van € 5000,00 vanaf 12 februari 2018 tot 11 april 2018, over het bedrag van € 4.152,00 vanaf 11 april 2018 tot 14 mei 2018, en over het bedrag van € 3.304,00 vanaf
14 mei 2018 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 2.780,92,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: