ECLI:NL:RBOVE:2018:3997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 oktober 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2018
Zaaknummer
AK_18 _ 884
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning Wajong-uitkering aan jonggehandicapte na vernietiging van besluit door rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een jonggehandicapte, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar was door het UWV niet in aanmerking gebracht voor deze uitkering. Het UWV stelde dat eiser wegens het ontbreken van basale werknemersvaardigheden geen arbeidsvermogen had, maar dat er niet uitgesloten kon worden dat hij in de toekomst mogelijk nog arbeidsvermogen zou ontwikkelen. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen.

De rechtbank heeft de processtukken en de medische rapportages bestudeerd, waaronder de bevindingen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. De rechtbank concludeerde dat het UWV niet voldoende had onderbouwd dat eiser in de toekomst nog mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank oordeelde dat eiser duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had en dat hij als jonggehandicapte moest worden aangemerkt. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiser met ingang van zijn 18e verjaardag, op 16 oktober 2017, recht had op een Wajong-uitkering.

De rechtbank heeft ook bepaald dat het UWV de proceskosten van eiser moest vergoeden, die op € 1.002,- zijn vastgesteld. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/884

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geschil tussen

[eiser 1], te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. L.J.T. Hoksbergen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: drs. G.A. Tellinga.

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser niet in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 12 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn ouders [naam 1] en [naam 2] bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 4 september 2017 een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen bij verweerder ingediend. Uit de aanvraag volgt dat hij ondersteuning in de vorm van een Wajong-uitkering wenst.
Verweerder heeft naar aanleiding van deze aanvraag verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, wat heeft geleid tot de besluitvorming zoals hiervoor onder “Procesverloop” is weergegeven.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser wegens het ontbreken van basale werknemersvaardigen geen arbeidsvermogen heeft. Niet wordt uitgesloten dat hij in de toekomst mogelijk nog arbeidsvermogen zal ontwikkelen. De afwezigheid van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie is niet duurzaam.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder geen rekening heeft gehouden met zijn beperkingen en dat hem daarom ten onrechte een Wajong-uitkering wordt ontzegd. Verweerder heeft ten onrechte gesteld dat de ontwikkeling van eiser, zij het met kleine stapjes, nog gaande is in het kader van arbeidsvermogen. Als eiser nog stapjes zou kunnen zetten in zijn ontwikkeling, dan ziet dat niet op de mogelijkheden om arbeidsvermogen te ontwikkelen, maar hooguit op praktische punten ten aanzien van persoonlijke verzorging en levenservaring. Uit testen die vanaf 2003 hebben plaatsgevonden is gebleken dat sprake was van een pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO en later van klassiek autisme in een ernstige mate, en zwakbegaafdheid. Als gevolg daarvan is het leervermogen van eiser uitermate beperkt. Klinisch psycholoog drs. J.J. Plas heeft in de bezwaarfase in zijn brief van 20 februari 2018 aangegeven dat hij het ondenkbaar acht dat eiser vaardigheden zal ontwikkelen die volstaan voor een arbeidssituatie zoals bedoeld. In de beroepsfase heeft drs. Plas in zijn brief van 8 juni 2018 aangegeven dat er niets is dat erop wijst dat bij de combinatie van een disharmonische lichte verstandelijke beperking, een daarbij ernstig ten achter blijvend adaptief vermogen, in combinatie met klassiek autisme van het starre type, kleine stapjes overgaan in reuzestappen. Gegeven het diagnostische beeld zijn de kleine stapjes reeds reuzenstappen. Er is volgens drs. Plas geen sprake van spontane narijping die leidt tot arbeidsvermogen. Eiser heeft verder nog gewezen op de in maart 2018 van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verkregen indicatie “VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering” op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Op grond van het vierde lid wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Op grond van het zesde lid wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van het achtste lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld.
4.2
Deze regels zijn vastgesteld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). In artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit is bepaald dat betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong heeft, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Op grond van het derde lid van dit artikel kunnen met betrekking tot het eerste lid bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
5. Voor het recht op uitkering op grond van de Wajong moet verweerder dus beoordelen of de betrokkene aan (ten minste) een van de vier in het eerste lid van artikel 1a van het Schattingsbesluit genoemde voorwaarden voldoet. Is dat het geval dan moet verweerder beoordelen of deze situatie duurzaam is als bedoeld in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong. Nadere regels als bedoeld in artikel 1a, derde lid, van het Schattingsbesluit – ter beoordeling van de vraag of de betrokkene aan een van de vier in het eerste lid genoemde voorwaarden voldoet – zijn niet gesteld. Volgens de nota van toelichting bij het Besluit van
8 oktober 2014 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet (p. 5 e.v.) staat de term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. Arbeidsvermogen is het vermogen van een individu om doelgerichte handelingen in een arbeidsorganisatie te verrichten die resulteren in producten of diensten die een economische waarde hebben, waarmee wordt bedoeld dat een werkgever bereid is loon te betalen voor een verrichte taak. Verder blijkt uit de nota van toelichting bij voormeld Besluit dat het duurzaam niet hebben van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie betekent dat de mogelijkheden noch door medisch herstel noch door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren. De rechtbank wijst in dit kader op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 april 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1018).
Het kader van verweerder
6. Voor de beoordeling of eiser voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van een Wajong-uitkering heeft verweerder gebruik gemaakt van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Voor de toepassing van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) ontwikkeld.
7. In Bijlage 1 van het Compendium is de wijze van beoordeling beschreven. Daarin is onder meer opgenomen dat de verzekeringsarts zich uitspreekt over ontwikkeling van de mogelijkheden van cliënt, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Indien geen sprake is van een progressief ziektebeeld en geen sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, waarbij de aandoening zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht, stellen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij tenminste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt.
De beoordeling van de rechtbank
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser op de datum in geding geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Wel houdt partijen verdeeld het antwoord op de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie niet duurzaam is.
9.1
Ten behoeve van de besluitvorming zijn de volgende onderzoeken verricht.
9.2
De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en op het spreekuur van 10 oktober 2017 eiser, vergezeld door zijn moeder en zijn ambulant begeleider, gesproken. De bevindingen en conclusies zijn neergelegd in de rapportage van 23 oktober 2017. Daarin is aangegeven dat sprake is van een beperking van de belastbaarheid, als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Eiser kan wel gedurende ten minste een periode van een uur aaneengesloten werken en is ten minste vier uur per dag belastbaar. De verzekeringsarts heeft ter beoordeling van de arbeidsdeskundige gelaten of eiser een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en of hij over basale werknemersvaardigheden beschikt.
9.3
De arbeidsdeskundige heeft dossierstudie verricht en heeft op het spreekuur van
10 oktober 2017 eveneens met eiser, vergezeld door zijn moeder en zijn ambulant begeleider, gesproken. Verder heeft op 3 oktober 2017 en 24 oktober 2017 overleg met de verzekeringsarts plaatsgevonden. De bevindingen en conclusies zijn neergelegd in de rapportage van 24 oktober 2017. Blijkens deze rapportage kan eiser zich onvoldoende passend gedragen in een arbeidssetting. Dit lukt ook niet met de huidige intensieve begeleiding en het permanente toezicht dat in de dagactiviteit wordt geboden. Om die reden heeft eiser geen basale werknemersvaardigheden, zodat hij niet aan alle vier gestelde voorwaarden voldoet. Eiser beschikt dan ook (nog) niet over arbeidsvermogen. Het is niet uit te sluiten dat eiser zijn persoonlijke vaardigheden zodanig ontwikkelt dat hij zich min of meer passend kan gedragen in een arbeidsorganisatie.
9.4
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en heeft tijdens de hoorzitting met de ouders van eiser en drs. Plas gesproken. De bevindingen en conclusies zijn neergelegd in de rapportage van 29 maart 2018. De aard en ernst van de medische problematiek bij eiser is niet in geschil. Naast de benoemde cognitieve en sociale tekortkomingen is ook sprake van ongewenste gedragingen. Met name dit aspect heeft een doorslaggevende betekenis gehad in de vaststelling dat het eiser ontbreekt aan basale werknemersvaardigheden en dat daarmee niet van arbeidsvermogen kan worden gesproken. Uit de verslagen van de woon- en dagbesteding komt naar voren dat vooruitgang is vastgesteld. De ouders van eiser beamen enerzijds dat hij tot dingen in staat is bij de dagbesteding die hij thuis niet vertoont en dat hij sinds kort vooruitgang heeft geboekt inzake zindelijkheid, maar anderzijds dat er geen vooruitgang meer is waar te nemen. De orthopedagoog/psycholoog heeft in januari 2017 geconcludeerd dat sprake is van een jongen die nog in ontwikkeling is, zij het met kleine stapjes. Op verschillende vlakken, met name zijn zelfredzaamheid, laat eiser zien dat er vooruitgang te zien is, aldus de orthopedagoog/psycholoog. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het cruciale punt of op de datum in geding, de 18e verjaardag van eiser, al kan worden gesteld dat het volledig uitgesloten is dat nog arbeidsvermogen zal kunnen ontstaan in de komende jaren. Met de aanwijzingen dat ontwikkeling, zij het met kleine stapjes, nog gaande is, is het naar het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te prematuur om nu al de vergaande conclusie van “volledig uitgesloten kans” te trekken.
9.5
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 19 juli 2018 gereageerd op het beroepschrift en de als bijlage gevoegde brieven van drs. Plas van
20 februari 2018 en 8 juni 2018. De constatering van ontbrekend arbeidsvermogen is gebaseerd op het ontbreken van één van de vier pijlers, namelijk de basale werknemerskwaliteiten. Eiser gedraagt zich bij de dagbesteding niet altijd passend. Vaak komt dit gedrag voor als eiser iets niet wil. Hij maakt dan ook geregeld dingen stuk. Dit komt in de thuissituatie ieder weekend voor en op het werk soms één keer per week en soms vaker. De begeleiding probeert eiser permanent in het zicht te houden, hetgeen niet altijd lukt. Dit saboteergedrag wordt sinds kort nadrukkelijk gesanctioneerd. Bij geweld thuis wordt eiser onmiddellijk opgehaald door Pro Faktoor. De sterk gestructureerde, zeer duidelijke aanpak levert op dat er verbetering optreedt in het gedrag. Dit duurt echter zeer lang. Het streven van de begeleiding is om gedragspatronen bij eiser in te slijpen. Of dit lukt zal de toekomst uitwijzen. Voor de vaststelling van arbeidsvermogen is, zoals vermeld in het Compendium, voor het verrichten van een taak in een arbeidsorganisatie, als factor voor het bepalen van arbeidsvermogen, in beginsel niet van belang of daarbij sprake is van een voortdurende/continue begeleiding en toezicht. Dat aspect vormt geen reden bij eiser om met zijn gecombineerde medische probleem van klassiek autisme met een disharmonisch licht verstandelijke handicap uit te kunnen gaan van arbeidsvermogen op termijn.
Van de zijde van eiser wordt erkend dat er kleine stapjes gerealiseerd worden in het bijsturen van de ongewenste gedragsmatige aspecten van eiser. Het is daarbij echter niet aan te geven op welk moment in de tijd gedragscorrecties vanuit adequate begeleiding niet verder meer beklijven bij eiser en of op dat moment de kritische drempel van voldoende basale werknemerskwaliteiten zal zijn bereikt. Het kan echter niet uitgesloten worden, zoals in de wetgeving als voorwaarde is gesteld voor het aannemen van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. De CRvB heeft in voormelde uitspraak van 5 april 2018 overwogen dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
11. Ter onderbouwing van het standpunt dat basale werknemersvaardigheden ontbreken, heeft de arbeidsdeskundige in zijn rapportage aangegeven dat eiser zich onvoldoende passend kan gedragen in een arbeidssetting. Dit lukt ook niet met de huidige intensieve begeleiding en het permanente toezicht dat in de dagactiviteit wordt geboden. Volgens de arbeidsdeskundige is het niet uit te sluiten dat eiser zijn persoonlijke vaardigheden zodanig ontwikkelt dat hij zich min of meer passend kan gedragen in een arbeidsorganisatie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van een ontwikkeling, zij het met kleine stapjes.
Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat voor dit laatste standpunt aansluiting is gezocht bij het rapport van orthopedagoog/psycholoog
drs. H.M. Hulleman van januari 2017, waarin wordt gesproken van “… een jongen die nog in ontwikkeling is, zij het met kleine stapjes. Op verschillende vlakken, met name zijn zelfredzaamheid, laat hij zien dat er vooruitgang is te zien”.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende onderbouwd dat in de toekomst mogelijk nog een ontwikkeling in de basale werknemersvaardigheden, waaronder het gedrag, te verwachten is. Dit is uit het aangehaalde citaat uit het rapport van drs. Hulleman van januari 2017 niet af te leiden. In dit kader acht de rechtbank ook de verklaringen van de ouders dat de ontwikkeling van eiser betrekking heeft op zijn zelfredzaamheid van belang. Zij hebben in de procedure verklaard dat er vanaf het moment dat eiser 3 maanden oud was tot zijn 18e jaar door hen, leraren, begeleiders, psychiaters, psychologen alles aan is gedaan. Alles wat te maken heeft met leervaardigheid, lukt echter niet met eiser. Eiser heeft constant begeleiding en sturing nodig. Verder weet eiser het verschil tussen links en rechts niet, kan hij niet tellen en vraagt hij voor zijn 18e verjaardag een teddybeer. Eiser weet net hoe hij zijn tanden moet poetsen, kan zich niet zelf scheren en weet niet wat hij onder de douche moet doen. Ook kan hij geen schoenveters vastmaken of een blouseknoop vastmaken. Daarbij is verder van belang dat drs. Plas in zijn brief van 8 juni 2018 heeft aangegeven dat het gemeten sociale redzaamheidsniveau uitgedrukt in leeftijdsequivalenten om en nabij de 5 jaar is, met een dip voor het sociale aspect met een leeftijdsequivalent van onder de 1 jaar. Ten slotte heeft drs. Hulleman in zijn rapport opgenomen dat de sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd van eiser de leeftijd van een kleuter is.
In het licht van wat is aangevoerd over het lerend vermogen van eiser en de door drs. Plas uitgesproken verwachting dat het ondenkbaar is dat eiser zich vaardigheden ontwikkelt die volstaan voor een arbeidssetting, heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom en op welke wijze verwacht wordt dat eiser zich op het gebied van basale werknemersvaardig-heden nog kan ontwikkelen, meer in het bijzonder het passend gedragen in een arbeidssetting.
13. De rechtbank acht ten slotte niet zonder betekenis dat het CIZ eiser bij besluit van
14 maart 2018 heeft geïndiceerd voor het zorgprofiel Verstandelijk Gehandicapt (VG) Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsreguliering (VG 6), met als ingangsdatum 9 juni 2017 en geldig voor onbepaalde tijd. Op basis van de aangevoerde informatie is het CIZ van mening dat de mate van stoornissen en beperkingen passen bij het aangevraagde zorgprofiel VG 6. In de situatie van eiser is sprake van gedragsproblematiek, zoals dat in zorgprofiel VG 6 benoemd wordt. Dit heeft het CIZ vastgesteld doordat sprake is van een complexe problematiek bij dubbeldiagnose (VG en autismespectrumstoornis), tijdens het huisbezoek forse gedragsproblematiek is weergegeven, in informatie van de woonbegeleiding Pro Faktoor beschreven wordt dat van begeleiding continu grote alertheid gevraagd wordt vanwege het manipulatieve, dwangmatige, ontremde obsessieve en reactieve gedrag, welk gedrag volgens Pro Faktoor continu aanwezig is, en drs. Plas heeft verklaard “Ten eigen nadele wordt gepoogd voorspelbaarheid te bewerkstelligen. Een pogen dat telkenmale mislukt en onmiddellijk kan leiden tot ernstige ontsporing. De werkelijkheid van alledag laat zich immers niet dicteren”.
De medisch adviseur van het CIZ heeft in zijn advies opgenomen dat de grondslagen verstandelijke handicap en somatische aandoening (astma) van toepassing zijn en dat verder bij eiser sprake is van een ernstige psychiatrische ontwikkelingsstoornis. Bij eiser is sprake van een blijvende zorgbehoefte. Eiser kan forse gedragsproblematiek laten zien, waarvoor hij voor zover bekend nog nooit langdurig en intensief is behandeld. Eiser heeft 24 uurs zorg in de nabijheid nodig, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen, door zware regieproblemen voortdurende begeleiding of overname van taken nodig heeft. Hij heeft beperkingen in het vermogen zich een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties. Om die reden heeft eiser voortdurend begeleiding of overname van taken nodig om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen. Het gaat daarbij om problemen op het gebied van sociale redzaamheid, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie. De medisch adviseur komt tot de conclusie dat na studie van de rapportage van drs. Plas is vast te stellen dat eiser als gevolg van zijn chronische beperkingen door verstandelijke handicap in combinatie met psychiatrische problematiek levenslang is aangewezen op intensieve c.q. 24 uurs zorg in de nabijheid om ernstig nadeel, zoals verwoord in de Wlz, af te wenden. Behandeling is niet geïndiceerd, zoals blijkt uit de bevindingen van de klinisch psycholoog, die als terzake deskundig is aan te merken, aldus de medisch adviseur.
Uit de besluitvorming volgt niet dat verweerder zich van deze CIZ-indicatie rekenschap heeft gegeven.
14. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder er niet in is geslaagd te onderbouwen dat eiser in de toekomst nog mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kan ontwikkelen. Gelet op het beeld dat uit het gehele dossier en ter zitting over eisers situatie naar voren is gekomen, houdt de rechtbank het ervoor dat die mogelijkheden tot ontwikkeling er niet zijn en dat eiser aldus duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Dit heeft tot gevolg dat eiser als jonggehandicapte in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong moet worden aangemerkt.
15. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Awb vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat met ingang van 16 oktober 2017, de datum waarop eiser 18 jaar is geworden, aan hem een uitkering op grond van de Wajong wordt toegekend.
16. Verweerder wordt veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 501,-, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan eiser met ingang van 16 oktober 2017 een uitkering op grond van de Wajong wordt toegekend;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46,- aan hem vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, in aanwezigheid van
H. Blekkenhorst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.