9.5De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 19 juli 2018 gereageerd op het beroepschrift en de als bijlage gevoegde brieven van drs. Plas van
20 februari 2018 en 8 juni 2018. De constatering van ontbrekend arbeidsvermogen is gebaseerd op het ontbreken van één van de vier pijlers, namelijk de basale werknemerskwaliteiten. Eiser gedraagt zich bij de dagbesteding niet altijd passend. Vaak komt dit gedrag voor als eiser iets niet wil. Hij maakt dan ook geregeld dingen stuk. Dit komt in de thuissituatie ieder weekend voor en op het werk soms één keer per week en soms vaker. De begeleiding probeert eiser permanent in het zicht te houden, hetgeen niet altijd lukt. Dit saboteergedrag wordt sinds kort nadrukkelijk gesanctioneerd. Bij geweld thuis wordt eiser onmiddellijk opgehaald door Pro Faktoor. De sterk gestructureerde, zeer duidelijke aanpak levert op dat er verbetering optreedt in het gedrag. Dit duurt echter zeer lang. Het streven van de begeleiding is om gedragspatronen bij eiser in te slijpen. Of dit lukt zal de toekomst uitwijzen. Voor de vaststelling van arbeidsvermogen is, zoals vermeld in het Compendium, voor het verrichten van een taak in een arbeidsorganisatie, als factor voor het bepalen van arbeidsvermogen, in beginsel niet van belang of daarbij sprake is van een voortdurende/continue begeleiding en toezicht. Dat aspect vormt geen reden bij eiser om met zijn gecombineerde medische probleem van klassiek autisme met een disharmonisch licht verstandelijke handicap uit te kunnen gaan van arbeidsvermogen op termijn.
Van de zijde van eiser wordt erkend dat er kleine stapjes gerealiseerd worden in het bijsturen van de ongewenste gedragsmatige aspecten van eiser. Het is daarbij echter niet aan te geven op welk moment in de tijd gedragscorrecties vanuit adequate begeleiding niet verder meer beklijven bij eiser en of op dat moment de kritische drempel van voldoende basale werknemerskwaliteiten zal zijn bereikt. Het kan echter niet uitgesloten worden, zoals in de wetgeving als voorwaarde is gesteld voor het aannemen van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. De CRvB heeft in voormelde uitspraak van 5 april 2018 overwogen dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
11. Ter onderbouwing van het standpunt dat basale werknemersvaardigheden ontbreken, heeft de arbeidsdeskundige in zijn rapportage aangegeven dat eiser zich onvoldoende passend kan gedragen in een arbeidssetting. Dit lukt ook niet met de huidige intensieve begeleiding en het permanente toezicht dat in de dagactiviteit wordt geboden. Volgens de arbeidsdeskundige is het niet uit te sluiten dat eiser zijn persoonlijke vaardigheden zodanig ontwikkelt dat hij zich min of meer passend kan gedragen in een arbeidsorganisatie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van een ontwikkeling, zij het met kleine stapjes.
Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat voor dit laatste standpunt aansluiting is gezocht bij het rapport van orthopedagoog/psycholoog
drs. H.M. Hulleman van januari 2017, waarin wordt gesproken van “… een jongen die nog in ontwikkeling is, zij het met kleine stapjes. Op verschillende vlakken, met name zijn zelfredzaamheid, laat hij zien dat er vooruitgang is te zien”.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende onderbouwd dat in de toekomst mogelijk nog een ontwikkeling in de basale werknemersvaardigheden, waaronder het gedrag, te verwachten is. Dit is uit het aangehaalde citaat uit het rapport van drs. Hulleman van januari 2017 niet af te leiden. In dit kader acht de rechtbank ook de verklaringen van de ouders dat de ontwikkeling van eiser betrekking heeft op zijn zelfredzaamheid van belang. Zij hebben in de procedure verklaard dat er vanaf het moment dat eiser 3 maanden oud was tot zijn 18e jaar door hen, leraren, begeleiders, psychiaters, psychologen alles aan is gedaan. Alles wat te maken heeft met leervaardigheid, lukt echter niet met eiser. Eiser heeft constant begeleiding en sturing nodig. Verder weet eiser het verschil tussen links en rechts niet, kan hij niet tellen en vraagt hij voor zijn 18e verjaardag een teddybeer. Eiser weet net hoe hij zijn tanden moet poetsen, kan zich niet zelf scheren en weet niet wat hij onder de douche moet doen. Ook kan hij geen schoenveters vastmaken of een blouseknoop vastmaken. Daarbij is verder van belang dat drs. Plas in zijn brief van 8 juni 2018 heeft aangegeven dat het gemeten sociale redzaamheidsniveau uitgedrukt in leeftijdsequivalenten om en nabij de 5 jaar is, met een dip voor het sociale aspect met een leeftijdsequivalent van onder de 1 jaar. Ten slotte heeft drs. Hulleman in zijn rapport opgenomen dat de sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd van eiser de leeftijd van een kleuter is.
In het licht van wat is aangevoerd over het lerend vermogen van eiser en de door drs. Plas uitgesproken verwachting dat het ondenkbaar is dat eiser zich vaardigheden ontwikkelt die volstaan voor een arbeidssetting, heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom en op welke wijze verwacht wordt dat eiser zich op het gebied van basale werknemersvaardig-heden nog kan ontwikkelen, meer in het bijzonder het passend gedragen in een arbeidssetting.
13. De rechtbank acht ten slotte niet zonder betekenis dat het CIZ eiser bij besluit van
14 maart 2018 heeft geïndiceerd voor het zorgprofiel Verstandelijk Gehandicapt (VG) Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsreguliering (VG 6), met als ingangsdatum 9 juni 2017 en geldig voor onbepaalde tijd. Op basis van de aangevoerde informatie is het CIZ van mening dat de mate van stoornissen en beperkingen passen bij het aangevraagde zorgprofiel VG 6. In de situatie van eiser is sprake van gedragsproblematiek, zoals dat in zorgprofiel VG 6 benoemd wordt. Dit heeft het CIZ vastgesteld doordat sprake is van een complexe problematiek bij dubbeldiagnose (VG en autismespectrumstoornis), tijdens het huisbezoek forse gedragsproblematiek is weergegeven, in informatie van de woonbegeleiding Pro Faktoor beschreven wordt dat van begeleiding continu grote alertheid gevraagd wordt vanwege het manipulatieve, dwangmatige, ontremde obsessieve en reactieve gedrag, welk gedrag volgens Pro Faktoor continu aanwezig is, en drs. Plas heeft verklaard “Ten eigen nadele wordt gepoogd voorspelbaarheid te bewerkstelligen. Een pogen dat telkenmale mislukt en onmiddellijk kan leiden tot ernstige ontsporing. De werkelijkheid van alledag laat zich immers niet dicteren”.
De medisch adviseur van het CIZ heeft in zijn advies opgenomen dat de grondslagen verstandelijke handicap en somatische aandoening (astma) van toepassing zijn en dat verder bij eiser sprake is van een ernstige psychiatrische ontwikkelingsstoornis. Bij eiser is sprake van een blijvende zorgbehoefte. Eiser kan forse gedragsproblematiek laten zien, waarvoor hij voor zover bekend nog nooit langdurig en intensief is behandeld. Eiser heeft 24 uurs zorg in de nabijheid nodig, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen, door zware regieproblemen voortdurende begeleiding of overname van taken nodig heeft. Hij heeft beperkingen in het vermogen zich een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties. Om die reden heeft eiser voortdurend begeleiding of overname van taken nodig om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen. Het gaat daarbij om problemen op het gebied van sociale redzaamheid, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie. De medisch adviseur komt tot de conclusie dat na studie van de rapportage van drs. Plas is vast te stellen dat eiser als gevolg van zijn chronische beperkingen door verstandelijke handicap in combinatie met psychiatrische problematiek levenslang is aangewezen op intensieve c.q. 24 uurs zorg in de nabijheid om ernstig nadeel, zoals verwoord in de Wlz, af te wenden. Behandeling is niet geïndiceerd, zoals blijkt uit de bevindingen van de klinisch psycholoog, die als terzake deskundig is aan te merken, aldus de medisch adviseur.
Uit de besluitvorming volgt niet dat verweerder zich van deze CIZ-indicatie rekenschap heeft gegeven.
14. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder er niet in is geslaagd te onderbouwen dat eiser in de toekomst nog mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kan ontwikkelen. Gelet op het beeld dat uit het gehele dossier en ter zitting over eisers situatie naar voren is gekomen, houdt de rechtbank het ervoor dat die mogelijkheden tot ontwikkeling er niet zijn en dat eiser aldus duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Dit heeft tot gevolg dat eiser als jonggehandicapte in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong moet worden aangemerkt.
15. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit wegens strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Awb vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat met ingang van 16 oktober 2017, de datum waarop eiser 18 jaar is geworden, aan hem een uitkering op grond van de Wajong wordt toegekend.
16. Verweerder wordt veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 501,-, wegingsfactor 1).