3.1Eisers vragen (door de rechtbank hierna kort samengevat) de rechtbank, na vermindering van eis bij de hiervoor onder 1.1. (viii) genoemde akte, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan eisers te betalen:
de door eisers gemaakte advocaatkosten ten bedrage van € 30.705,70, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
de proceskosten van € 6.224,18 van de wederpartijen waarin [eiser] is veroordeeld in vonnissen van 30 januari 2004, 6 oktober 2008 en 13 april 2010, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
een bedrag van € 26.769,50 inzake een door VNI Enschede op 23 augustus 2003 geïnde, door [eiser] gestelde, bankgarantie met de wettelijke rente vanaf de inningsdatum;
een bedrag van € 3.099,44 en een bedrag van € 18.154,40 betreffende respectievelijk kosten tijdens de WSNP periode en extra salaris bewindvoerder, met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2007, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
een bedrag van € 6.091,95 als schadevergoeding voor het afkopen door de bewindvoerder van een door [eiser] bij Nationale Nederlanden afgesloten levensverzekering met de wettelijke rente daarover vanaf de dagvaarding;
een (deel van) het bedrag van € 46.036,- inzake door ING bij eisers in rekening gebrachte kosten in verband met de voorgenomen executoriale verkoop van hun woning, met de wettelijke rente daarover;
een (deel van) een bedrag van € 11.771,72 zijnde door eisers aan ING betaalde proceskosten, met de wettelijke rente daarover;
een bedrag van € 5.000,-- aan smartengeld, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
de kosten van de procedure, inclusief de kosten van € 347,87 ter zake van een door eisers op 22 februari 2017 gelegd conservatoir beslag ten laste van gedaagde sub 6.