ECLI:NL:RBOVE:2018:4064

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
26 oktober 2018
Zaaknummer
C/08/223506 / KG ZA 18-294
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van contact- en straatverbod in kort geding tussen ex-partners

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, die een affectieve relatie hebben gehad. Eiseres vorderde een contact- en straatverbod tegen gedaagde, die op dat moment in detentie verbleef. Eiseres stelde dat gedaagde haar in het verleden had bedreigd en haar stelselmatig lastigviel vanuit de penitentiaire inrichting. De vorderingen van eiseres waren gericht op het verbieden van contact en het opleggen van een locatieverbod voor de duur van vierentwintig maanden, met een dwangsom bij overtreding.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De rechter oordeelde dat de door eiseres gepresenteerde feiten en omstandigheden onvoldoende aannemelijk maakten dat gedaagde, indien hij in vrijheid zou komen, een reële dreiging voor onrechtmatig handelen zou vormen. De rechter wees erop dat eiseres na de beëindiging van de relatie geen contact meer had gehad met gedaagde en dat er geen bewijs was dat gedaagde haar stelselmatig lastigviel. De rechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij de gevraagde maatregelen, aangezien gedaagde in detentie verbleef en er geen aanwijzingen waren dat hij na zijn vrijlating een bedreiging zou vormen.

Eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 712,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H. Bottenberg - van Ommeren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/223506 / KG ZA 18-294
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. C.A.M.H. Vink te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
verblijvende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.L. van Schoonhoven te Heerde.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 6 producties
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde] met 2 producties.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Sinds 5 juli 2018 verblijft [gedaagde] in de penitentiaire inrichting [vestigingsplaats] .
2.3.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op [datum 1] in ondertrouw gegaan.
2.4.
Omstreeks 25 augustus 2018 is de affectieve relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] geëindigd.
2.5.
De inhoudelijke behandeling van de strafzaak van [gedaagde] is gepland op dinsdag [datum 2] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te verbieden, om voor de duur van vierentwintig maanden, in de meest ruime zin contact met [eiseres] op te nemen;
II. [gedaagde] te verbieden om zich, voor de duur van vierentwintig maanden, te begeven nabij het adres waar [eiseres] woonachtig is, als zijnde een locatieverbod, te weten het gebied dat wordt ingesloten door de straten te [woonplaats 1]
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van een bedrag ad € 1.000,00 per overtreding van de in punt I en punt II genoemde verboden, met een maximum van € 5.000,- dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom en daarbij te bepalen dat wanneer gebleken is dat het verbeuren van een dwangsom geen effect heeft, na het bereiken van het maximum, dat [eiseres] het vonnis bij lijfsdwang kan tenuitvoerleggen voor de duur die de voorzieningenrechter geraden acht, op kosten van [gedaagde] ;
IV. [eiseres] te machtigen om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de naleving van dit vonnis te bewerkstelligen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan voornoemde verboden gehoor te geven;
V. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig handelt tegen haar, danwel dat er een reële dreiging voor onrechtmatig handelen is. Zij stelt dat [gedaagde] haar (in het verleden) heeft bedreigd en dat hij haar stelselmatig lastig valt door veelvuldig te bellen vanuit de penitentiaire inrichting en door het versturen van brieven aan haar adres. Verder heeft [eiseres] verklaard dat [gedaagde] zou hebben gedreigd om haar dochter bij haar weg te laten halen door Jeugdzorg. [gedaagde] zou een bedreiging voor de samenleving zijn en [eiseres] is hierdoor angstig geworden.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen vanwege een gebrek aan spoedeisend belang, aangezien het door de vorderingen beoogde doel al is bereik, nu [gedaagde] in detentie verblijft en de verwachting is dat hij voor een langere periode zijn straf moet uitzitten. Dit verweer slaagt niet. Het feit dat [gedaagde] in voorlopige hechtenis zit, betekent niet dat [eiseres] geen (spoedeisend) belang heeft bij haar vorderingen. De vorderingen van [eiseres] zien mede op de periode nadat [gedaagde] in vrijheid zal zijn gesteld. Het is nog niet bekend op welk moment [gedaagde] vrijkomt. Dat [gedaagde] een bekennende verdachte is voor drugshandel en wapenbezit en dat de strafmaat hiervoor volgens de LISV en OM richtlijnen meer dan twaalf maanden bedraagt, maakt dit niet anders. Indien er aanleiding is om het gevorderde straat- en contactverbod uit te spreken - dit zal hierna worden beoordeeld - heeft [eiseres] belang bij een vonnis dat op het moment dat [gedaagde] in vrijheid is gesteld meteen kan worden geeffectueerd.
4.2.
Een straatverbod en, als afgeleide daarvan een contactverbod, vormen een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo’n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door [eiseres] gepresenteerde feiten en omstandigheden geen dergelijke inbreuk rechtvaardigen. Op basis van de overgelegde stukken in deze procedure en hetgeen door [eiseres] is verklaard tijdens de zitting is het niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] , als hij vrij zou komen, [eiseres] (of haar dochter) zou bedreigen en intimideren. Indien en voor zover er in het verleden wel sprake zou zijn geweest van bedreiging en intimidatie aan het adres van [eiseres] - dat wordt betwist door [gedaagde] en is onvoldoende onderbouwd door [eiseres] - dan was dat kennelijk niet zo bedreigend dat het [eiseres] ervan weerhouden heeft om op eigen initiatief [gedaagde] regelmatig te bezoeken in de penitentiaire inrichting en op [datum 1] met [gedaagde] in ondertrouw te gaan. Integendeel, uit de door [gedaagde] overgelegde e-mailcorrespondentie van 26 juli 2018 tot en met 14 augustus 2018 blijkt dat [eiseres] nog meerdere keren haar liefde uitspreekt aan [gedaagde] , dat zij hem mist en dat zij zich verheugt op de momenten dat [gedaagde] haar belt of dat ze [gedaagde] kan bezoeken. [eiseres] schrijft onder meer aan [gedaagde] :

(…). Ik wil je even zeggen dat ik onwijs veel van je hou en dat ik je vreselijk mis.(…).”

(…). Wil je me morgen (woensdag) anders bellen.. Vind het wel jammer dat ik je vandaag niet spreek, maar alles voor over dat ik je straks persoonlijk kan ophalen met de auto (…).

(…). Was net te laat met opnemen, hoopte nog dat je terug zou bellen. (…).

(…). Gelukkig hoor ik vaak je stem en kijk ik de hele dagen door naar je foto. (…).

(…). mijn liefste ik wens je morgen heel veel succes en hoop dat je op vrije voeten komt zodat ik je eindelijk weer in de armen kan sluiten en tegen je aan kan liggen. (…)”
Het voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat het niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een reële dreiging voor onrechtmatig handelen door [gedaagde] . De voorzieningenrechter betrekt daarbij nog de verklaringen van partijen ter zitting dat - na het beëindigen van de affectieve relatie op of omstreeks 25 augustus 2018 - er door [gedaagde] geen enkele keer contact meer is opgenomen met [eiseres] en dat partijen na de e-mail van 26 augustus 2018 van [eiseres] ook niet meer met elkaar hebben gecorrespondeerd. [gedaagde] heeft daarbij verklaard geen behoefte meer te hebben aan contact met [eiseres] . De overgelegde producties van [eiseres] met gemiste oproepen van [gedaagde] , en afschriften van enveloppen, zien allemaal op de periode dat er nog sprake was van een affectieve relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] . Hieruit kan ook niet worden afgeleid dat [gedaagde] [eiseres] stelselmatig lastig valt en een reële bedreiging vormt voor [eiseres] .
4.4.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 79,00
- salaris advocaat €
633,00
Totaal € 712,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 712,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018 .