Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 juli 2018,
- de door [eiser] overgelegde productie 14 van vrijdag 17 augustus 2018,
- het proces-verbaal van de comparitie van 23 augustus 2018.
2.De feiten
Kamerstuk 34532 nr. 3) vermeldt onder meer:
3.Het geschil
Primair:
4.De beoordeling
NJ1998, 714) volgt dat voor de toekenning van fosfaatrechten het houderschap van het jongvee op 2 juli 2015 bepalend is. De juridische eigendomssituatie van het jongvee is niet doorslaggevend voor de toekenning van de fosfaatrechten. Vast staat dat [gedaagde] op 2 juli 2015 houder was van de 65 dieren van [eiser] (zie 2.5). Partijen hebben dat nogmaals op de zitting bevestigd. De rechtbank oordeelt daarom dat de op 10 januari 2018 aan [gedaagde] toegekende fosfaatrechten, die samenhangen met het gestalde jongvee van [eiser] , conform de geldende wettelijke regeling toevallen aan [gedaagde] . [eiser] kan op grond van het eigendomsrecht geen aanspraak maken op de aan [gedaagde] toegekende fosfaatrechten.
Kamerstuk 34 532, nr. 3, p. 19-20). Aan bewijslevering voor de stelling van [eiser] dat partijen enkel een tijdelijke relatie zijn aangegaan in verband met de voorgenomen verbouw van de stallen van [eiser] hoeft daarom niet worden toegekomen.
1.086,-(2,0 punt × tarief € 543,00)