ECLI:NL:RBOVE:2018:4144

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
08/106519-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige jongens voor openlijk geweld in Oldenzaal

Op 1 januari 2018, in de vroege ochtend, zijn twee minderjarige jongens, 16 en 17 jaar oud, veroordeeld door de Rechtbank Overijssel voor openlijk geweld in Oldenzaal. De jongens vielen een man en een vrouw aan op straat nadat het stel hen had aangesproken op hun gedrag, waarbij zij tegen een elektriciteitskastje aan het schoppen waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongens samen geweld hebben gepleegd tegen de slachtoffers, wat resulteerde in een taakstraf van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn zij verplicht om schadevergoedingen te betalen van in totaal meer dan 3.100 euro aan de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat het geweld niet kon worden gekwalificeerd als poging tot zwaar lichamelijk letsel, maar dat de jongens wel schuldig waren aan openlijk geweld. De zaak werd behandeld op een terechtzitting die op 18 oktober 2018 plaatsvond, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/106519-18 (P)
Datum vonnis: 1 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen de minderjarige:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 18 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd samen met een ander [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel tegen die [slachtoffer 1] op de openbare weg geweld heeft gepleegd dan wel die [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:samen met een ander op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] dan wel die [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan ee persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die persoon meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) in/op/tegen de mond, het gezicht en/althans het hoofd en/of (elders) in/op/tegen het lichaam geslagen of gestompt en/of getrapt of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, openlijk, te weten, op of aan de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Dr. Ariënsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1] door opzettelijk gewelddadig in te dringen op die persoon en/of door die persoon opzettelijk (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen de mond, het gezicht en/althans het hoofd en/of (elders) in/op/tegen het lichaam te slaan of te stompen en/of te trappen of te schoppen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die persoon
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, (zeer (krachtig en /of gewelddadig) in/op/tegen de mond, het gezicht en/althans het hoofd en/of (elders) in/op/tegen het lichaam te slaan of te stompen en/of te te trappen of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, openlijk, te weten, op of aan de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Dr. Ariënsstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] door opzettelijk gewelddadig in te dringen op die persoon en/of door die persoon opzettelijk gewelddadig achter over of omver te drukken of te duwen en/of door opzettelijk die persoon (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) in/op/tegen
het gezicht te slaan of te stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2018, te Oldenzaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die persoon opzettelijk gewelddadig achter over en/of omver te drukken of te duwen en/of door (opzettelijk) die persoon (zeer) (krachtig en/of gewelddadig in/op/tegen het gezicht te slaan of te stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde nu het gebruikte geweld niet te kwalificeren is als een poging om daarmee zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] te veroorzaken. Volgens de officier van justitie kan het onder 1 subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde, omdat verdachte geen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Het onder 1 subsidiair en onder 2 primair tenlastegelegde kan volgens de raadsman wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier, in het bijzonder de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [naam 1] , het proces-verbaal beschrijving camerabeelden, de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van [verdachte] dat hij daar samen met [medeverdachte] ter plaatse was, leidt de rechtbank het volgende af:
  • [slachtoffer 1] en zijn partner [slachtoffer 2] lopen in de nacht van 1 januari 2018 rond 04:00 uur op de Dr. Ariënsstraat te Oldenzaal;
  • [verdachte] en [medeverdachte] lopen eveneens op de Dr. Ariënsstraat en zijn luidruchtig;
  • ter hoogte van de woning aan de [adres] te Oldenzaal, de woning van de getuige [getuige] , komen zij elkaar tegen;
  • [medeverdachte] en [verdachte] slaan of trappen tegen een elektriciteitskastje. [slachtoffer 1] heeft iets naar hen geroepen (uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat er door [slachtoffer 1] “kankerturken” is geroepen);
  • [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] lopen enkele seconden later achterwaarts van [verdachte] en [medeverdachte] weg en worden belaagd. [verdachte] en [medeverdachte] vallen [slachtoffer 1] aan en blijven hem aanvallen;
  • [slachtoffer 2] wordt door [medeverdachte] of [verdachte] geduwd en komt ten val;
  • [slachtoffer 1] wordt door [medeverdachte] en [verdachte] geslagen en geschopt;
  • [slachtoffer 1] verdedigt zich door zijn armen en handen voor zijn gezicht te houden en slaat af en toe terug;
  • [slachtoffer 1] vlucht meerdere keren achterwaarts, gevolgd door [medeverdachte] en [verdachte] , die vaak en hard richting [slachtoffer 1] blijven schreeuwen;
  • [slachtoffer 2] wordt door [medeverdachte] in haar gezicht geslagen;
  • [slachtoffer 1] wordt door [verdachte] geslagen;
  • [slachtoffer 2] belt de politie en zij roept dit ook;
  • [medeverdachte] loopt daarop schreeuwend op [slachtoffer 2] af;
  • [naam 1] komt ter plaatse en werkt [medeverdachte] met een vliegende trap naar de grond. [medeverdachte] wordt door [naam 1] op zijn bovenarm geraakt;
  • [verdachte] komt [medeverdachte] helpen;
  • [verdachte] en [naam 1] vechten met elkaar;
  • [medeverdachte] is in gevecht met [slachtoffer 1] ;
  • [medeverdachte] wordt daarna door [naam 1] naar de grond gewerkt;
  • [naam 1] schopt [medeverdachte] hard terwijl hij op de grond ligt;
  • [slachtoffer 1] slaat [medeverdachte] diverse keren terwijl hij op de grond ligt;
  • [naam 1] trekt [slachtoffer 1] van [medeverdachte] weg;
  • [slachtoffer 1] schopt bij het weglopen [medeverdachte] hard tegen het hoofd terwijl [medeverdachte] op de grond zit.
De rechtbank is van oordeel dat het tegen [slachtoffer 1] gebruikte geweld niet kan worden gekwalificeerd als een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Om die reden dient vrijspraak voor het onder 1 primair tenlastegelegde te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor uiteengezette feitencomplex wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] , op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde dan ook bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 1 januari 2018, te Oldenzaal, openlijk, te weten, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Dr. Ariënsstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1] door opzettelijk gewelddadig in te dringen op die persoon en door die persoon opzettelijk krachtig meermalen, tegen het gezicht en het hoofd en tegen het lichaam te slaan of stompen of te trappen;
2 primair
hij op 1 januari 2018, te Oldenzaal, openlijk, te weten, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Dr. Ariënsstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2] door opzettelijk gewelddadig in te dringen op die persoon en door die persoon opzettelijk gewelddadig achter over te duwen en door opzettelijk die persoon krachtig tegen het gezicht te stompen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

5.1
Noodweer
Weliswaar heeft de raadsman uitdrukkelijk geen noodweer(exces) bepleit, maar verdachte heeft bij de politie en ter zitting gesteld dat hij uit zelfverdediging heeft gehandeld. De rechtbank begrijpt dit standpunt als een noodweerverweer. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een noodweersituatie.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Om van noodweer te kunnen spreken, moet allereerst sprake zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [verdachte] door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarvan is op geen enkele wijze gebleken. [verdachte] en [medeverdachte] hebben verklaard dat [slachtoffer 1] , voordat er geweld is gebruikt, “kankerturk” zou hebben geroepen tegen [verdachte] en [medeverdachte] . In het dossier bevindt zich geen enkele ondersteuning voor deze stelling. Een dergelijke uiting is niet te horen op de camerabeelden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontkennen bovendien ten stelligste dat [slachtoffer 1] dat zou hebben gezegd en ook getuige [getuige] heeft dit niet gehoord. [verdachte] en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij verhaal wilden halen. Daaruit leidt de rechtbank af dat het [verdachte] en [medeverdachte] waren die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzochten. Dit wordt ondersteund door de camerabeelden en de beschrijving van die beelden in het dossier. Ook getuige [getuige] verklaart dat die man ( [slachtoffer 1] ) minutenlang door beide jongens werd aangevallen en dat hij zag dat hij ( [slachtoffer 1] ) zich moest verdedigen. Dat [slachtoffer 1] een eerste klap zou hebben uitgedeeld, waarna [verdachte] en [medeverdachte] zich moesten verdedigen is niet aannemelijk geworden. Het beroep op noodweer kan om die reden niet slagen.
Er zijn ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 subsidiair en 2 primair:
telkens het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie. Hij heeft de rechtbank verzocht geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
In de nacht van oud op nieuw 2017/2018 zijn verdachte en zijn neefje [medeverdachte] aangesproken door [slachtoffer 1] en zijn partner [slachtoffer 2] op hun gedrag. Daarop hebben zij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , twee willekeurige voorbijgangers, op een buitengewoon agressieve manier aangevallen. Zij hebben [slachtoffer 2] achterover geduwd en vervolgens [slachtoffer 1] minutenlang aangevallen door op hem in te dringen en hem te slaan en te schoppen. Daarbij werd ook geschreeuwd en werden wilde bewegingen met de armen gemaakt. [slachtoffer 1] heeft zich minutenlang alleen, totdat hij hulp kreeg, tegen verdachte en zijn mededader moeten verdedigen, terwijl zijn partner [slachtoffer 2] in paniek telefonisch hulp probeerde te krijgen. Ook zij is geslagen. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben hierdoor letsel opgelopen en pijn ondervonden. Het op hen uitgeoefende geweld heeft een enorme impact gehad, zoals ook is gebleken uit de voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] .
Dit soort gewelddadige feiten versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in onze maatschappij en kan ertoe leiden dat burgers anderen niet meer durven aanspreken op hun laakbare gedrag. De rechtbank rekent dit verdachte in ernstige mate aan. Het is bovendien buitengewoon zorgelijk dat verdachte, terwijl hij nog maar 17 jaar is, tegen beter weten in blijft volhouden dat hij en zijn neef aangevallen zijn, nadat zij uitgescholden waren. Daarmee toont hij aan geen enkel inzicht te hebben in het strafbare van zijn handelen. Daardoor kan de rechtbank zich geen beeld vormen over de kans op herhaling.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over verdachte opgemaakt, gedateerd 5 september 2018. Uit het rapport blijkt dat de Raad voor de Kinderbescherming geen goede inschatting kan maken over een mogelijk recidiverisico en niet kan aangeven wat de beste reactie is om recidive te voorkomen nu verdachte heeft aangegeven dat de camerabeelden geen realistische weergave zijn en hij erbij blijft dat hij het slachtoffer is. De Raad voor de Kinderbescherming zal zich daarom onthouden van het geven van advies. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor minderjarigen. Voor het openlijk geweld plegen tegen personen, wordt een taakstraf voor de duur van 40 uren, dan wel 20 dagen jeugddetentie als uitgangspunt genomen, per feit. Als strafverzwarende omstandigheden worden onder meer gezien de aard en ernst van het geweld en het letsel.
Alles afwegende vindt de rechtbank een forse taakstraf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. De rechtbank ziet – gezien de ernst van de feiten – geen aanleiding de straf te matigen, zoals verzocht door de verdediging. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.691,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 31,04;
- broek € 79,95;
- jas € 123,19;
- medische kosten € 982,78.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.475,-- gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich eveneens als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 465,62, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit reiskosten € 15,62. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 450,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen integraal dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen. De immateriële schade kan gelet op de eigen schuld van [slachtoffer 1] niet worden toegewezen. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] integraal kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk.
De opgevoerde immateriële schade is betwist. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier naar voren komen, is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 1] ook immateriële schade heeft geleden als gevolg van het toegepaste geweld door [verdachte] en [medeverdachte] en niet het gevolg is van een omstandigheid die aan [slachtoffer 1] kan worden toegerekend. Van eigen schuld aan de zijde van [slachtoffer 1] is niets gebleken. Dat [slachtoffer 1] uiteindelijk, nadat aan hem schade is toegebracht, ook klappen heeft uitgedeeld doet niet af aan zijn vordering tot vergoeding van die immateriële schade.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.691,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 465,62, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Hoofdelijk
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader [medeverdachte] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor de volledige bedragen aansprakelijk is. Verdachte is verplicht het volledige bedrag aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te vergoeden. Indien de mededader een gedeelte van deze bedragen heeft voldaan aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zal verdachte voor dat deel worden bevrijd van de verplichting om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te betalen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 77h lid 4, onder e, Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feiten 1 subsidiair en 2 primair: telkens het misdrijf: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
50(
vijftig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren subsidiair 20 (twintig) dagen jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 2.691,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.691,96,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van
36 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 465,62,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 465,62,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van
9 dagenzal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2018.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018255928. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 9 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 34 tot en met 37:
Op 1 januari 2018 tegen 04.04 uur ben ik samen met [slachtoffer 1] bij [naam 2] weggegaan. Op de kruising met de Dr. Ariënsstraat zag ik een tweetal jongens. Ik zag en hoorde dat deze twee jongens heel luidruchtig waren, ze schreeuwden en ze sloegen hard op een elektriciteitskast ter hoogte van [adres] aan de Dr. Ariënsstraat. Wij liepen langs deze jongens waarbij [slachtoffer 1] riep: "Hey blijf daar eens van af!". Ik zag dat de jongens achter ons aankwamen. Ik zag toen dat de twee jongens heel hard en met opzet tegen [slachtoffer 1] aanduwden. Ik zag en voelde toen dat één van de jongens opzettelijk en hard tegen mij aanduwde waardoor ik hard op de grond viel. Ik viel achterover op de grond. Ik had meteen erg veel hevige pijn. Ik zag toen dat de twee jongens meteen weer tegen [slachtoffer 1] begonnen te duwen en te slaan. Ik zag dat de twee jongens constant met opzet en heel hard tegen [slachtoffer 1] aansloegen en schopten. Ik zag dat ze [slachtoffer 1] over zijn hele lichaam hard raakten. Ik zag dat [slachtoffer 1] zich de hele tijd aan het verdedigen was. Hij werd heel hard met de vuisten geslagen. De jongens bleven duwen en slaan.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 60 tot en met 62:
Omstreeks 04.00 uur zijn [slachtoffer 2] en ik lopend vertrokken bij [naam 2] . Gekomen bij de kruising van de Dr. Ariënsstraat zag ik twee mannen lopen. Zij liepen over de Dr. Ariënsstraat te Oldenzaal en liepen in onze richting. Ik hoorde dat er tegen een elektriciteitskast werd getrapt of geslagen. Gelijk hierop werden beide mannen erg agressief tegen zowel [slachtoffer 2] als mij. Ik hoorde dat ze gelijk met stemverheffing tegen ons begonnen te roepen en daarbij naar ons toe kwamen lopen. [slachtoffer 2] en ik waren ze al gepasseerd. Ik zag dat beide mannen mij aanvielen en ik voelde dat zij mij hardhandig achteruit drukten. Dat deed er één ook bij [slachtoffer 2] en ik zag dat zij hierdoor hard achterover op de grond werd gedrukt. Ik werd gelijk in mijn gezicht geslagen. Ik voelde daarbij een hevige pijn. Ik voelde en zag dat ik vervolgens door beide mannen werd geslagen
.Vooral in mijn gezicht. Ik moest hard achterwaarts lopen om niet meer klappen te krijgen. Vervolgens werd ik achteruit gedreven, omdat beide mannen mij bleven aanvallen. Ik weet dat ik meerdere malen in mijn gezicht ben geraakt en vooral op mijn achterhoofd. Ik was op dat moment erg angstig, zelfs in paniek. Ik vreesde voor mijn leven en vooral voor dat van [slachtoffer 2] . Tenslotte kan ik mij herinneren dat beide mannen mij op de grond probeerden te werken. Eén van hen deed dit door mij in het gezicht te slaan, terwijl de ander aan mijn jas trok.
Mijn voortand zat los en deed enorm veel pijn. Ik heb daarvoor een afspraak bij de
tandarts gemaakt en ik ben bang dat dit flinke financiële gevolgen zal hebben.
Mijn bovenlip en mond waren enorm gezwollen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 7 februari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 39 tot en met 42:
Analyse camerabeelden (t.h.v. perceel [adres] te Oldenzaal)
S= [verdachte]
K= [medeverdachte]
W= [slachtoffer 2]
B= [slachtoffer 1]
H= [naam 1]
04:09:35 uur
Meteen hierop komen *W en haar echtgenoot [slachtoffer 1] (verder *B genoemd) achterwaarts van rechts in beeld. Zij worden beiden belaagd door *K en *S. Eén van laatstgenoemden geeft *W een zodanig harde duw dat zij achterwaarts op de grond komt te vallen. Hierbij wordt hij door *S en *K aangevallen waarbij één van hen komt te vallen. *B loopt achterwaarts en wordt daarbij nog steeds aangevallen door *S en *K. *B wordt diverse keren geslagen door *S en *K. Ook is te zien dat *B terugslaat.
04:09:47 uur
*S en *K vallen nog steeds *B aan, die hoofdzakelijk beide armen en handen voor zijn gezicht houdt. *B probeert achterwaarts te vluchten, terwijl *S en *K op *B slaan en schoppen.
04:10:00 uur
*B staat in gevechtshouding tegenover *S en *K die roepen dat hij weg moet gaan. *S en *K slaan weer op *B in die af en toe terug slaat.*B vlucht achterwaarts rechts uit beeld, achtervolgd door *S en *K.
04:11:46 uur
Alle vier komen vanaf rechts weer in beeld. Waarbij *S en *K steeds *B aanvallen door hem te slaan en te schoppen.
04:11:48 uur
*S of *K in ieder geval degene met de lichtkleurige capuchon slaat met zijn rechter vuist hard in het gezicht van *W die daarop hard "auw auw" roept. De ander *S of *K zonder witte capuchon valt op dat moment *B aan.
04:11:53 uur
*S en *K vallen beiden *B aan en alle drie verdwijnen rechts uit beeld, waarbij *B mogelijk is komen te vallen.
04:12:14 uur
*B komt weer vanuit rechts in beeld. Hij vlucht steeds achterwaarts weg, maar wordt belaagd door *K en *S.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 29 januari 2018, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 46 en 47:
Op 1 januari 2018 werd ik wakker van harde knallen en geschreeuw. Ik heb uit het raam naar buiten gekeken en zag vervolgens dat twee jongere knapen een man aanvielen. Die man werd minutenlang door beide jongere jongens aangevallen. Ik zag dat de man zich moest verdedigen.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 oktober 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 1 januari 2018 was ik samen met [medeverdachte] in Oldenzaal. Ik heb de man geslagen.