ECLI:NL:RBOVE:2018:4218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
209169 / HA RK 17-150
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ruilverkaveling en toedeling van gronden in het kader van een ruilplan

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 21 maart 2018, is de zaak behandeld van Maatschap [X] en [A] tegen de uitvoeringscommissie Staphorst. De procedure betreft een ruilverkaveling waarbij [X] bezwaar maakte tegen de toedeling van een veldkavel aan [belanghebbende 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ruilplan, dat op 20 april 2017 was vastgesteld, voor [X] heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van zijn huiskavel, die vergroot is van 3,1 hectare naar 17,4 hectare. De toedeling van de veldkavel op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] aan [belanghebbende 1] is door de rechtbank gerechtvaardigd, omdat het ruilplan ook voor [belanghebbende 1] een verbetering heeft opgeleverd, zij het in mindere mate dan voor [X]. De rechtbank oordeelt dat de uitvoeringscommissie terecht rekening heeft gehouden met de belangen van alle betrokken partijen en dat de omstandigheid dat de [straat 3] een zandweg is, geen reden vormt om de toedeling van de aan deze weg gelegen gronden te wijzigen. De rechtbank verklaart het beroep van [X] ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van de uitvoeringscommissie, tot op heden begroot op € 626,--.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: 209169 / HA RK 17-150
Beschikking van 21 maart 2018
in de zaak van
Maatschap [X],
gevestigd te Staphorst, en
[A],
wonende te Staphorst,
verzoekers,
ter zitting vertegenwoordigd door [A] en [B] ,
gemachtigde: mr. H.E. Davelaar, te Zwolle,
tegen
de publiekrechtelijke bestuurscommissie ex artikel 81 Provinciewet
UITVOERINGSCOMMISSIE STAPHORST,
zetelende te Zwolle,
verweerster,
gemachtigde mr. H. Postma, werkzaam bij de provincie Overijssel.
[belanghebbende 1],
wonende te Staphorst,
Bureau Beheer Landbouwgronden,
gevestigd te Utrecht,
belanghebbenden.
Partijen zullen hierna [X] (enkelvoud), de uitvoeringscommissie, [belanghebbende 1] en BBL worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het ontwerpbesluit voor het ruilplan voor het herverkavelingsblok “Staphorst” (hierna: het blok),
  • de daartegen door [X] ingediende zienswijze van 28 oktober 2014,
  • het besluit ruilplan van 20 april 2017 (hierna: ruilplan),
  • het verzoekschrift van [X] van 18 oktober 2017, door de rechtbank ontvangen op 24 oktober 2017,
  • het verweerschrift van de uitvoeringscommissie van 3 januari 2018, met als bijlage de stukken als bedoeld in artikel 69, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg),
  • de mondelinge behandeling op 6 maart 2018.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn [A] en [B] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.E. Davelaar. Voor de uitvoeringscommissie zijn verschenen
J.D. Alssema, voorzitter, G. Pastink, H. Luten, E. Coster, H. Dunnink, K. Mulder, leden, K.B. Morsink, secretaris, mr. H. Postma, gemachtigde, mr. ing. J. Heinen, mr. C.M.J. Ribbers, mede-gemachtigden, R. Rijploeg en E. Bergman, werkzaam bij het Kadaster. Tevens zijn verschenen [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ., belanghebbenden.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Het ontwerpbesluit heeft ter inzage gelegen van 22 september 2014 tot en met 2 november 2014. [X] heeft overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen het ontwerpbesluit een zienswijze ingediend.
2.2.
Nadat de uitvoeringscommissie [X] in de gelegenheid heeft gesteld om over zijn zienswijze te worden gehoord, heeft zij bij besluit van 20 april 2017 het ruilplan voor het blok vastgesteld. De zienswijze van [X] is ongegrond verklaard.
2.3.
Het ruilplan heeft van 14 september 2017 tot en met 26 oktober 2017 ter inzage gelegen.

3.Het geding in beroep

3.1.
Tegen het besluit tot vaststelling van het ruilplan heeft [X] bij verzoekschrift van 18 oktober 2017 beroep ingesteld op grond van artikel 69 Wilg.
3.2.
In beroep heeft [X] bezwaar gemaakt tegen de toedeling van een op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] gelegen veldkavel aan [belanghebbende 1] . [X] wenst dat deze veldkavel aan hem wordt toegedeeld. In plaats daarvan kan aan [belanghebbende 1] een aan [X] toegedeelde veldkavel aan de [straat 3] worden toegedeeld. Deze veldkavel ligt in de directe nabijheid van andere gronden van [belanghebbende 1] . Omdat de kavel aan de [straat 3] groter is dan de kavel op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] , kan aan [X] tevens een aan BBL toegedeelde kavel aan de [straat 4] worden toegedeeld, die door [X] is ingebracht. BBL kan gecompenseerd worden in de veldkavel aan de [straat 3] . De toedeling aan de [straat 3] is nadelig voor [X] . De [straat 3] is een zandweg en de kavel aan deze weg ligt op aanzienlijke afstand van zijn huiskavel.
3.3.
De uitvoeringscommissie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is om tegemoet te komen aan de wens van [X] . Het ruilplan heeft voor [X] geleid tot huiskavelvergroting, kavelconcentratie en afstandsverkorting. Met de vastgestelde toedeling wordt op evenredige wijze recht gedaan aan diverse belangen. Het tegemoet komen aan de wens van [X] zou leiden tot een onevenredige benadeling van [belanghebbende 1] . Of een weg verhard of onverhard is, speelt bij de toedeling van gronden geen rol.
3.4
[belanghebbende 1] heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij wil dat de toedeling zoals neergelegd in het ruilplan gehandhaafd blijft. De veldkavel aan de [straat 3] ligt op aanzienlijke afstand van zijn bedrijfsgebouwen.
3.5
Namens BBL is geen reactie ontvangen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bepaalde in de artikelen 52 en 56 van de Wilg als uitgangspunt geldt dat iedere rechthebbende recht heeft op toedeling van een gelijke oppervlakte van dezelfde hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hem ingebracht.
4.2.
Het ruilplan zoals dit is vastgesteld heeft in vergelijking met de inbrengsituatie voor [X] tot een grote verbetering heeft geleid. Zijn huiskavel is vergroot van 3,1 ha naar 17,4. In plaats van tien losse veldkavels is in de toedeling sprake van één grote veldkavel. Daarnaast is sprake van afstandsverkorting. Dat toedeling van de veldkavel op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] tot een voor [X] nog grotere verbetering zou leiden, is op zichzelf genomen juist, maar dit zou leiden tot een benadeling van [belanghebbende 1] , voor wie het ruilplan weliswaar ook tot een verbetering heeft geleid, maar in mindere mate dan voor [X] . Juist de toedeling van de kavel op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] aan [belanghebbende 1] heeft er toe bijgedragen dat het ruilplan ook voor [belanghebbende 1] tot een verbetering heeft geleid. Indien in plaats daarvan de aan [X] toegedeelde kavel aan de [straat 3] aan [belanghebbende 1] zou worden toegedeeld, zou dit er toe leiden dat voor [belanghebbende 1] sprake zou zijn van een afstandsvergroting van ongeveer 200 naar 2.000 meter over de openbare weg. Niet valt in te zien waarom het belang van [belanghebbende 1] hier zou moeten wijken voor het belang van [X] . Daarbij komt dat de afstand over de openbare weg van hun bedrijfsgebouwen naar de losse veldkavel aan de [straat 3] voor [X] en voor [belanghebbende 1] ongeveer gelijk is. Gezien de grote verbetering waartoe het ruilplan voor [X] reeds heeft geleid, was billijk dat bij de toedeling van gronden ook gestreefd is naar een verbetering voor [belanghebbende 1] . De uitvoeringscommissie heeft zich bij de toedeling van gronden terecht niet enkel laten leiden door het belang van [X] , maar heeft terecht ook rekening gehouden met de belangen van anderen, zoals [belanghebbende 1] .
4.3
De omstandigheid dat de [straat 3] een zandweg is, behoefde niet aan toedeling van de aan deze weg gelegen gronden in de weg te staan. Op grond van het bepaalde in artikel 18, aanhef en onder c, van de Regeling inrichting landelijk gebied blijft de ontsluitingssituatie bij de bepaling van de gelijke hoedanigheid van grond buiten beschouwing. De ontsluitingssituatie kan aan de orde komen in het kader van de Lijst der Geldelijke Regelingen (LGR). Daarbij komt dat het gegeven dat de [straat 3] een zandweg is ook geldt voor anderen aan wie gronden aan deze weg worden toegedeeld.
4.4
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat geen aanleiding bestaat voor aanpassing van het ruilplan.
4.5
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard, waarin de rechtbank aanleiding ziet om [X] te veroordelen in de proceskosten van de uitvoeringscommissie, tot op heden begroot op € 626,-- aan betaald griffierecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep van [X] ongegrond,
5.2.
veroordeelt [X] in de proceskosten, aan de zijde van de uitvoeringscommissie tot op heden begroot op € 626,--.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.B. Cornelissen en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2018. [1]