ECLI:NL:RBOVE:2018:4223

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 september 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
221155 FT RK 788/18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instemming met schuldregeling in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 24 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoekster], die een schuld van € 5.387,66 had. [verzoekster] had een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij aan de preferente schuldeisers 52,36% en aan de concurrente schuldeisers 26,19% van hun vorderingen werd aangeboden. Van de zes schuldeisers stemden vijf in met het voorstel, maar Woonconcept, de enige schuldeiser die niet akkoord ging, weigerde instemming met het aanbod. De rechtbank heeft het verzoek van [verzoekster] om Woonconcept te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, omdat het aanbod niet het maximaal haalbare was. De rechtbank oordeelde dat het inkomen van de inwonende zoon van [verzoekster] niet was meegenomen in het voorstel, wat een bevoordeling van de zoon ten opzichte van de schuldeisers betekende. De rechtbank concludeerde dat Woonconcept in redelijkheid tot de weigering van instemming met de schuldregeling had kunnen komen. Het verzoek van [verzoekster] werd afgewezen, en zij werd opgedragen om de rechtbank uiterlijk op 22 oktober 2018 te informeren over de handhaving of intrekking van haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 221155 FT RK 788/18
datum vonnis: 24 september 2018
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verzoekster, verder te noemen: [verzoekster] ,
tegen

de stichting Woonconcept,

gevestigd te Meppel,
verweerster, verder ook te noemen: Woonconcept,
gemachtigde: Busscher Gerechtsdeurwaarders & Incasso.

Het procesverloop

[verzoekster] heeft bij verzoekschriften van 31 juli 2018 verzocht de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren en heeft tevens een verzoek gedaan om een dwangakkoord vast te stellen (verzoek ex artikel 287a Faillissementswet).
Op 28 augustus 2018 heeft de rechtbank een brief van de Gemeentelijke Krediet Bank (GKB) ontvangen, met bijgevoegd de verklaring van de Belastingdienst dat [verzoekster] geen openstaande belastingschulden heeft.
Het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord is behandeld ter terechtzitting van
17 september 2018. Ter zitting is [verzoekster] , tezamen met de heer [A] , werkzaam bij de GKB te Assen, en de heer [B] , trajectondersteuner bij LIMOR, verschenen. Namens Woonconcept is de heer K.H. Busscher (Busscher) verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De feiten
De totale schuldenlast van [verzoekster] bedraagt volgens het verzoekschrift € 5.387,66. [verzoekster] heeft op of omstreeks 22 februari 2018 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers. Dit aanbod houdt – samengevat weergegeven – het navolgende in: aan de preferente schuldeisers is een voorstel gedaan tot betaling van 52,36 % van hun vorderingen ineens tegen verlening van finale kwijting door de schuldeisers. Aan de concurrente schuldeisers is een voorstel gedaan tot betaling van 26,19 % van hun vorderingen ineens tegen verlening van finale kwijting door de schuldeisers. De betaling aan de schuldeisers zal geschieden door middel van een te verstrekken saneringskrediet door de GKB te Assen ter hoogte van € 1.480,22. Van de zes schuldeisers zijn vijf schuldeisers akkoord gegaan met het voorstel. Woonconcept heeft als enige schuldeiser niet ingestemd met het voorstel. [verzoekster] heeft de rechtbank verzocht om Woonconcept te bevelen in stemmen met de aangeboden schuldregeling.
[verzoekster] is weduwe. Zij ontvangt een WIA uitkering, pensioen en een aanvullende uitkering op grond van de Participatiewet. Zij heeft één inwonend kind van twintig jaren oud. Tijdens het minnelijk traject is er een bedrag van bij benadering € 1.000,00 gespaard.
De schuld aan Woonconcept bedraagt € 2.807,58. Woonconcept heeft schriftelijk medegedeeld niet akkoord te gaan met het gedane voorstel en een volledige betaling van haar vordering te wensen. Zij heeft daartoe overwogen dat zij vele inspanningen heeft verricht om ontruiming van de woonruimte van [verzoekster] wegens de ontstane betalingsachterstand te voorkomen en dat er een coulante betalingsregeling met [verzoekster] is getroffen, waarvan zij nakoming verlangen. Daarnaast heeft zij actief bemiddeld in het vinden van woonruimte voor de dochter van [verzoekster] , om te zorgen dat de situatie in het gezin stabiel zou worden. Woonconcept stelt dat zij in het geval van [verzoekster] coulant is geweest en dat haar coulante houding wordt ‘afgestraft’ wanneer zij slechts 26% van haar vordering voldaan krijgt.
De behandeling ter zitting:
[A] heeft ter zitting verklaard dat de schuldeisers op basis van het saneringskrediet een uitkering ineens zullen ontvangen. [verzoekster] zal het saneringskrediet in 36 maandelijkse termijnen gaan aflossen. De vordering van Engie is wegens een teruggave komen te vervallen. Hierdoor zal het uitkeringspercentage aan de andere schuldeisers stijgen, waardoor het aanbod aan de concurrente schuldeisers bij benadering 30% tegen finale kwijting zal bedragen. Het geld dat gespaard is in het minnelijk traject wordt niet in het aanbod aan de schuldeisers meegenomen. Dit bedrag van bij benadering € 1.000,00 wordt gebruikt om het saneringskrediet af te lossen. Het inkomen van de inwonende zoon is niet in het voorstel betrokken, aangezien hij werkzaam is op basis van een nul-uren contract en zijn inkomen varieert tussen de € 200,00 en € 1.100,00 per maand. [verzoekster] heeft verklaard dat haar zoon zijn eigen boodschappen betaalt. Volgens [verzoekster] ontvangt ze, afhankelijk van het inkomen van haar zoon, ongeveer € 50,00 per maand van haar zoon.
Busscher heeft ter zitting verklaard dat Woonconcept, ook met het gewijzigde aanbod door het vervallen van twee schuldeisers, niet zal instemmen. Woonconcept verlangt een volledige betaling van haar vordering. Ter zitting heeft Busscher naar de eerdere schriftelijke verklaring verwezen en merkt daarbij aanvullend op dat er twijfel bestaat of het gedane aanbod het maximaal haalbare is, aangezien het inkomen van de inwonende zoon niet in het voorstel is meegenomen.
De overwegingen van de rechtbank
In artikel 287a lid 5 Faillissementswet is bepaald dat de rechtbank een verzoek tot het opleggen van instemming met een schuldregeling toewijst, indien de schuldeiser die weigert in redelijkheid niet tot weigering van de instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Nu [verzoekster] geen schulden meer heeft aan de Belastingdienst en aan Engie, resteren er drie schuldeisers en bedraagt de totale schuldenlast van [verzoekster] € 4.499,66. Vast staat dat de schuldeiser die weigert in te stemmen met het aangeboden voorstel, Woonconcept, een financieel belang heeft ter hoogte van € 2.807,58, zodat Woonconcept 62,40 % van de huidige totale schuldenomvang vertegenwoordigt. De rechtbank is van oordeel dat het niet voldoende duidelijk is dat het aanbod het uiterste is waartoe [verzoekster] financieel in staat is en overweegt daartoe het navolgende.
[verzoekster] heeft een inwonende zoon van twintig jaren oud, die op basis van een nul-urencontract werkzaam is. De zoon van [verzoekster] draagt alleen bij in de kosten van de huishouding indien zijn inkomen toereikend is. Bij een toereikend inkomen levert de zoon een bijdrage van € 50,00 per maand. Het inkomen van de zoon is in zijn geheel niet meegenomen in het aanbod, terwijl hij wel voordeel geniet van het wonen bij [verzoekster] . Naar oordeel van de rechtbank wordt de zoon hierdoor bevoordeeld ten opzichte van de schuldeisers en dient het inkomen van de zoon, in ieder geval voor een gedeelte, meegenomen te worden in het aanbod aan de schuldeisers.
Daarnaast wordt het bedrag van bij benadering € 1.000,00 dat gespaard is in het minnelijk traject, gebruikt om het saneringskrediet af te lossen. In de praktijk komt het er op neer dat er geen saneringskrediet wordt verstrekt van € 1.480,22 maar van € 480,22, terwijl de hoogte van het saneringskrediet is gebaseerd op de richtlijnen van het NVVK. Naar oordeel van de rechtbank is het saneringskrediet dat in de praktijk nog zou worden verstrekt, niet het maximaal haalbare nu er reeds € 1.000,00 van het te verstrekken krediet is gespaard en er een te verstrekken saneringskrediet van € 480,22 resteert, terwijl op basis van de richtlijnen van het NVVK een saneringskrediet ter hoogte van € 1.480,22 verstrekt kan worden. In totaal kan er dan € 1.000,00 + € 1.480,22 aan de schuldeisers worden aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag gespaard in het minnelijk traject plus het te verstrekken saneringskrediet ter hoogte van € 1.480,22 aan de schuldeisers had moeten worden aangeboden. Het saneringskrediet is gebaseerd op de minimale afloscapaciteit op grond van de NVVK normen. [verzoekster] moet dus in staat worden geacht het saneringskrediet de komende jaren, met het maandelijkse minimale aflosbedrag af te lossen. Hiervoor hoeft het gespaarde in het minnelijk traject niet te worden gebruikt.
De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat de Woonconcept in redelijkheid tot de weigering van de instemming met de aangeboden schuldregeling heeft kunnen komen. Het verzoek van [verzoekster] om Woonconcept te bevelen in te stemmen met de schuldregeling zal dan ook worden afgewezen.
De rechtbank overweegt, dat, nu het verzoek om Woonconcept te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt afgewezen, veroordeling van Woonconcept in de kosten van de procedure niet aan de orde is, zodat de rechtbank dit verzoek ook zal afwijzen.
De rechtbank bepaalt tenslotte dat [verzoekster] de rechtbank uiterlijk op 22 oktober 2018 schriftelijk dient te informeren over handhaving danwel intrekking van haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek ex artikel 287a Faillissementswet af;
- wijst het verzoek tot veroordeling van de weigerachtige schuldeiser in de kosten af, en
- bepaalt dat [verzoekster] de rechtbank uiterlijk op 22 oktober 2018 schriftelijk dient te berichten of zij haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsanering handhaaft danwel intrekt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .