ECLI:NL:RBOVE:2018:4260

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
08/116258-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van heling en verduistering van elektrische fietsen wegens onvoldoende bewijs

Op 8 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 54-jarige vrouw uit Den Helder, die werd verdacht van heling en verduistering van elektrische fietsen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om haar schuld te bewijzen. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 25 oktober 2018, waar de officier van justitie, mr. J. Veenendaal, en de raadsman van de verdachte, mr. M. Berbee, hun standpunten naar voren brachten.

De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van elektrische fietsen die vermoedelijk van misdrijf afkomstig waren. De officier van justitie vorderde een veroordeling, maar de verdediging betoogde dat de verdachte geen wetenschap had van de herkomst van de fietsen en dat er geen opzet was op de verduistering.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte aanwezig was bij de uitvoering van de feiten, er geen wettig bewijs was dat zij een strafrechtelijk verwijtbaar aandeel had gehad. Daarom werd zij integraal vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarvoor schadevergoeding werd gevorderd. De rechtbank besloot dat de benadeelde partijen hun vorderingen alleen bij de burgerlijke rechter konden aanbrengen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/116258-18 (P)
Datum vonnis: 8 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Veenendaal en van hetgeen door verdachte en haar raadsman mr. M. Berbee, advocaat in Den Helder, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 25 oktober 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1, 2 en 3: met anderen elektrische fietsen heeft geheeld;
feit 4: met anderen elektrische fietsen heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij in of omstreeks 21 januari 2017 tot en met 2 februari 2017 te Arnhem
en/of te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, althans in Nederland tezamen en
in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
goederen, te weten wee elektrische fietsen (merk: Sparta en/of Batavus,
type: Elektrisch M8i en/of Elektrisch/Monc, framenummer: [nummer 1]
en/of [nummer 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goederen
betrof;
2.
zij in of omstreeks 2 februari 2017 te Ommen althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een
goed, te weten een elektrische fiets (merk/type: Qwic Prem N7.1) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het
een door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
zij in of omstreeks 2 februari 2017 te Ommen althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of
meerdere goederen, te weten twee elektrische (dames)fietsen (merk:
Batavus en/of Gazelle, type: Padova Easy en/of Orange Easy) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een
door misdrijf verkregen goederen betrof;
4.
zij in of omstreeks de periode van 24 december 2016 tot en met 28
december 2016 te Slagharen, gemeente Hardenberg althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk twee elektrische (dames)fietsen (merk: Sparta, type: X2 en/of B1,
framenummers: [nummer 3] en/of [nummer 4] ), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf 1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders
anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als huurder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten en stelt zich voorts op het standpunt dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat zijn cliënte integraal moet worden vrijgesproken, zowel van de ten laste gelegde helingshandelingen, omdat zij geen wetenschap had van het feit dat de elektrische fietsen van misdrijf afkomstig waren en voor haar geen onderzoeksplicht gold, als van de ten laste gelegde verduistering, omdat zij niets heeft geweten van de verduistering van fietsen en daar dus geen opzet op had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier is gebleken dat verdachte weliswaar aanwezig is geweest bij de uitvoering van de haar ten laste gelegde strafbare feiten, maar acht geen wettig bewijs voorhanden dat zij een strafrechtelijk verwijtbaar aandeel heeft gehad in die strafbare feiten. De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van het haar ten laste gelegde.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Sparta Ion XT: € 1.110,-;
- Sparta Ion Blackline: € 700,-.
[bedrijf 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.526,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Ebike Bikkel N7 midden motor grijs/blauw: € 1.150,-;
- Acculader Qwic: € 71,50;
- Accu Qwic: € 304,87.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen hebben betrekking op feiten waarvan verdachte wordt vrijgesproken en waarvoor aan haar geen maatregel wordt opgelegd. Gelet daarop zal de rechtbank de benadeelde partijen [bedrijf 2] en [bedrijf 3] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan
vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partijen
[bedrijf 2] en [bedrijf 3]in het geheel
niet-ontvankelijkzijn in hun vorderingen, en dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2018.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.