Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) van een alleenstaande man van 37 jaar, hierna te noemen verzoeker. Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. Verzoeker heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 52.097,67, en er zijn aanwijzingen dat hij in het verleden niet adequaat heeft gereageerd op zijn financiële verplichtingen.
Tijdens de zitting op 4 september 2018 heeft verzoeker verklaard niet op de hoogte te zijn van de hoogte van zijn schuldenlast en heeft hij geen duidelijke verklaring gegeven over het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in het verleden diverse misdrijven heeft gepleegd en dat hij onder toezicht staat van de reclassering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker niet actief op zoek is naar werk en dat hij geen inspanningen heeft geleverd om zijn schulden af te lossen. Dit alles heeft geleid tot de conclusie dat verzoeker niet voldoet aan de vereisten voor toelating tot de Wsnp.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet, en heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank heeft benadrukt dat het op verzoeker ligt om aannemelijk te maken dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen, wat in dit geval niet is gebeurd.