ECLI:NL:RBOVE:2018:4310

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
220566/FT-RK/18/732
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en onvoldoende inspanningen

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) van een alleenstaande man van 37 jaar, hierna te noemen verzoeker. Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. Verzoeker heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 52.097,67, en er zijn aanwijzingen dat hij in het verleden niet adequaat heeft gereageerd op zijn financiële verplichtingen.

Tijdens de zitting op 4 september 2018 heeft verzoeker verklaard niet op de hoogte te zijn van de hoogte van zijn schuldenlast en heeft hij geen duidelijke verklaring gegeven over het ontstaan van zijn schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in het verleden diverse misdrijven heeft gepleegd en dat hij onder toezicht staat van de reclassering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker niet actief op zoek is naar werk en dat hij geen inspanningen heeft geleverd om zijn schulden af te lossen. Dit alles heeft geleid tot de conclusie dat verzoeker niet voldoet aan de vereisten voor toelating tot de Wsnp.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet, en heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank heeft benadrukt dat het op verzoeker ligt om aannemelijk te maken dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen, wat in dit geval niet is gebeurd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 220566/FT-RK/18/732
Datum uitspraak: 11 september 2018
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker] ,geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verder te noemen [verzoeker] .

Het procesverloop

[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 4 september 2018. Ter zitting is [verzoeker] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Ter voorbereiding op de zitting heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verzoeker] van 3 september 2018.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten:
[verzoeker] is een alleenstaande man van 37 jaar oud. Hij ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Vanaf 28 april 2014 is er sprake van beschermingsbewind bij Aktiva Budgetbeheer v.o.f.
De schuldenlast van [verzoeker] bedraagt volgens het verzoekschrift € 52.097,67. Volgens de Rekening en Verantwoording (R&V) van de beschermingsbewindvoerder over het jaar 2017 bedraagt de schuldenlast per 31 december 2017 € 60.897,96. Deze R&V is niet door [verzoeker] ondertekend. [verzoeker] is door de beschermingsbewindvoerder uitgenodigd om de R&V te komen bespreken, maar [verzoeker] heeft niet op deze uitnodiging gereageerd.
Op de R&V staat onder meer een schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau ter hoogte van € 6.523,11. Deze schuld komt op de schuldenlijst in het verzoekschrift niet meer voor.
Uit het verzoekschrift blijken onder meer de volgende schulden:
  • Gemeente Almelo ter hoogte van € 5.319,07, ontstaan in 2012, en
  • Menzis voor een totaalbedrag van € 3.464,24 bestaande uit zes schulden ontstaan in de jaren 2013 – 2016.
Uit het uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat [verzoeker] in het verleden diverse misdrijven heeft gepleegd, waarvoor hij ook is veroordeeld. Op 12 september 2016 is [verzoeker] veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, wegens mishandeling, gepleegd in juli 2016. Als bijzondere voorwaarde is gesteld dat [verzoeker] zich het eerste jaar van de proeftijd moet melden bij de reclassering en dat hij zich gedurende de volledige twee jaren van de proeftijd moet laten behandelen bij Dimence of een soortgelijke instelling.
De verklaring ter zitting:
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard niet te weten hoe hoog zijn schuldenlast is en waardoor het verschil in schuldenlast tussen de R&V van 2017 en de schuldenlast in het verzoekschrift wordt veroorzaakt. Daarnaast weet [verzoeker] niet meer precies waaruit de schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau bestond. Volgens [verzoeker] bestond de schuld uit een schadevergoeding van ongeveer € 2.000,00 en een paar bekeuringen en is de schuld inmiddels volledig afgelost. [verzoeker] heeft nog geen brief gehad van de reclassering waaruit blijkt dat het reclasseringstraject is afgerond. Over de schuld aan de gemeente Almelo heeft [verzoeker] verklaard dat hij een internetbedrijfje op zijn naam heeft gehad, waardoor hij geld op zijn rekening heeft gekregen. Deze inkomsten had hij bij de gemeente Almelo moeten melden. [verzoeker] heeft verklaard dat dit voor een vriend dan wel kennis van hem was, maar hij wil de naam van deze vriend/kennis niet noemen. De schulden aan Menzis die zijn ontstaan vanaf 2014 zijn [verzoeker] onbekend. Volgens [verzoeker] regelt zijn beschermingsbewindvoerder de financiën. [verzoeker] staat nog onder behandeling bij Dimence, welke behandeling volgens hem prima verloopt. [verzoeker] is niet op zoek naar werk. Hij zou wel willen werken, maar hij kan dat op dit moment niet. Hij heeft last van stress- en angstklachten en gebruikt hiervoor medicatie. Volgens [verzoeker] is hem geadviseerd eerst een jaar te gaan sporten om daarna op zoek te gaan naar een betaalde baan.
De overwegingen van de rechtbank:
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de verplichtingen die de wettelijke schuldsaneringsregeling met zich meebrengt naar behoren na zal komen. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard niet te weten hoe hoog zijn schuldenlast is. Ook een duidelijke verklaring over het ontstaan van de (recente) schulden heeft [verzoeker] niet gegeven. [verzoeker] verwijst hiervoor naar zijn beschermingsbewindvoerder. Nu [verzoeker] geen duidelijke verklaring heeft gegeven over het ontstaan en de omvang van zijn schuldenlast en een passieve houding aanneemt door te verwijzen naar zijn beschermingsbewindvoerder, is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden te goeder trouw is geweest.
Ten aanzien van het ontbreken van de goede trouw overweegt de rechtbank meer specifiek het volgende. De schuld aan de gemeente Almelo ter hoogte van € 3.897,07 is ontstaan wegens het schenden van de inlichtingenplicht.
[verzoeker] had de gemeente Almelo moeten informeren over zijn inschrijving bij de Kamer van Koophandel en had de inkomsten die met deze onderneming werden gegenereerd, moeten opgeven aan de gemeente. [verzoeker] heeft dit nagelaten waardoor hij ten onrechte een uitkering heeft ontvangen, die hij moet terugbetalen.
Hoewel de vordering van de gemeente Almelo dateert uit 2012, en dus buiten de vijfjaarstermijn valt, heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt hij de afgelopen vijf jaren enige inspanning heeft geleverd om baten voor de schuldeisers te verwerven en af te lossen op zijn schulden. [verzoeker] ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet, maar hij is niet actief aan het solliciteren. Als reden voor het niet solliciteren op dit moment draagt [verzoeker] aan dat hij eerst een jaar moet sporten, omdat hij last heeft van stress- en angstklachten. Daarna wil hij aan het werk gaan. [verzoeker] heeft geen verklaring gegeven voor het ontbreken van inspanningen in de voorliggende jaren. Het feit dat [verzoeker] in 2016 nog is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf, aan welke veroordeling allerlei voorwaarden zijn verbonden, maakt niet dat [verzoeker] de afgelopen jaren is ontslagen van zijn inspanningsplicht. De gevolgen van het plegen van dit misdrijf moeten voor rekening en risico van [verzoeker] blijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verzoeker] ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden niet te goeder trouw is geweest.
Het ligt op de weg van [verzoeker] om aannemelijk te maken dat hij de verplichtingen die voortvloeien uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen.
Tot die verplichtingen behoort onder meer dat de schuldenaar die wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling de bewindvoerder, gevraagd en ongevraagd, tijdig alle inlichtingen moet verstrekken waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Ook is het de schuldenaar niet toegestaan om tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden te laten ontstaan.
De meest recente schuld van [verzoeker] dateert uit 2016. Nu [verzoeker] geen verklaring heeft gegeven over het ontstaan van deze schuld, maar verwijst naar de beschermingsbewindvoerder is voor de rechtbank niet aannemelijk dat er in de toekomst geen nieuwe schulden zullen ontstaan. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] de afgelopen jaren een passieve houding heeft aangenomen en geen inspanningen heeft verricht om baten voor de schuldeisers te verwerven. De rechtbank heeft bij deze conclusie ook betrokken dat [verzoeker] de R&V over het jaar 2017 niet heeft ondertekend en dat [verzoeker] onbekend is met de stand van zaken in zijn reclasseringstraject, terwijl de proeftijd op 12 september 2018 zal aflopen. [verzoeker] heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat hij de verplichtingen die de schuldsaneringsregeling met zich meebrengt naar behoren zal nakomen. Op grond van vorenstaande concludeert de rechtbank dat het [verzoeker] aan een saneringsgezinde houding ontbreekt.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c Faillissementswet.
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen, is niet gebleken.

De beslissing

de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.C. Bosch lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.