ECLI:NL:RBOVE:2018:4487

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
6812139 \ CV EXPL 18-1854
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.F. van Wezel
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering op ontbonden rechtspersoon en gevolgen van turboliquidatie

In deze zaak vorderde eiser, een onderneming, betaling van een bedrag van € 2.978,51 van Zorgbemiddelingsbureau Quick B.V., een besloten vennootschap die per 8 april 2018 ontbonden was. Eiser had in oktober en november 2017 reparaties verricht aan een Renault Mégane en had hiervoor facturen gestuurd aan Quick, die onbetaald waren gebleven. Quick voerde verweer en stelde dat eiser niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vordering, omdat Quick per 8 april 2018 was ontbonden. Eiser betwistte dit en stelde dat Quick nog actief was volgens een uittreksel uit het handelsregister.

De kantonrechter oordeelde dat Quick inderdaad per 8 april 2018 was ontbonden en dat eiser onvoldoende had aangetoond dat Quick op dat moment nog baten had. Volgens artikel 2:19 lid 5 BW blijft een rechtspersoon na ontbinding voortbestaan voor vereffening van zijn vermogen, maar als er geen baten zijn, houdt de rechtspersoon op te bestaan. De rechter concludeerde dat Quick wegens gebrek aan baten was opgehouden te bestaan en dat eiser daarom niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. Eiser werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 9 oktober 2018 en bevestigt de gevolgen van turboliquidatie voor vorderingen tegen ontbonden rechtspersonen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6812139 \ CV EXPL 18-1854
Vonnis van 9 oktober 2018
in de zaak van
[eiser]
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder P.F. van den Berg,
tegen
de besloten vennootschap
ZORGBEMIDDELINGSBUREAU QUICK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
gedaagde partij, hierna te noemen Quick,
procederend bij M.J.F. van Wezel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 april 2018
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in oktober en november 2017 reparaties verricht aan een Renault Mégane met kenteken 98-JKR-7.
2.2.
Ter zake van deze reparaties heeft [eiser] bij factuur van 17 oktober 2017 een bedrag van € 2.207,35 aan Quick in rekening gebracht en bij factuur van 24 november 2017 een bedrag van € 306,00. Quick heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.3.
Quick heeft een “Overzicht van wijzigingen” uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd waarin onder meer het volgende vermeld staat:
“De rechtspersoon Zorgbemiddelingsbureau Quick B.V. is ontbonden en beëindigd met ingang van 08-04-2018. De aanleiding van de ontbinding is Ontbindingsbesluit.
De onderneming van Zorgbemiddelingsbureau Quick B.V. is opgeheven met ingang van
08-04-2018
Gegevens Besloten Vennootschap
(…)
Datum einde rechtspersoon 08-04-2018
(…)
Gegevens Bewaarder boeken en bescheiden
(…)
Datum in functie 08-04-2018
Naam Matheus Franciscus Johannes van Wezel
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Quick, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, tot betaling van een bedrag van € 2.978,51, bestaande uit een bedrag van
€ 2.513,35 aan hoofdsom, een bedrag van € 376,34 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 88,82 aan rente, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 2.513,35 en met de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt aan deze vordering ten grondslag dat de reparaties aan de Renault Mégane in opdracht van Quick zijn verricht en dat Quick ondanks een betalingstoezegging niet tot betaling van de voor deze reparaties verzonden facturen is overgegaan.
3.3.
Quick voert verweer. Voor zover van belang, zal dit verweer hierna worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Quick stelt zich primair op het standpunt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat Quick per 8 april 2018 is ontbonden. [eiser] meent dat dit verweer gepasseerd dient te worden, aangezien uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 27 maart 2018 blijkt dat Quick gewoon nog actief is. [eiser] wijst erop dat in dat uittreksel niet vermeld staat dat Quick in liquidatie is en meent dat Quick dan ook niet heeft gehandeld conform de wettelijke eisen.
4.2.
In het door Quick overgelegde overzicht uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat vermeld dat Quick naar aanleiding van een ontbindingsbesluit is ontbonden met ingang van 8 april 2018. [eiser] heeft niets gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat deze registratie onjuist is, zodat ervan wordt uitgegaan dat Quick inderdaad per 8 april 2018 is ontbonden.
4.3.
Het enkele feit dat Quick is ontbonden betekent echter niet per definitie dat [eiser] niet kan worden ontvangen in haar vordering. Ingevolge het bepaalde in artikel 2:19 lid 5 BW blijft een rechtspersoon na ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is. In lid 4 van dat artikel is bepaald dat indien de rechtspersoon op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, hij alsdan ophoudt te bestaan.
4.4.
Hoewel Quick niet heeft gesteld dat zij is opgehouden te bestaan, staat in het door haar overgelegde overzicht uit het handelsregister vermeld dat Quick per de ontbindingsdatum van 8 april 2018 is beëindigd en is opgeheven. Ook staat in dat uittreksel vermeld dat er per die datum een bewaarder van de boeken en bescheiden is aangewezen. Dit duidt erop dat Quick wegens gebrek aan baten is opgehouden te bestaan en dat dus sprake is geweest van een zogenaamde turboliquidatie.
4.5.
Voor zover [eiser] meent dat Quick niet is opgehouden te bestaan, geldt dat zij dit standpunt onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd. [eiser] had in dit kader op zijn minst gemotiveerd moeten stellen dat Quick op het tijdstip van de ontbinding nog een of meerdere baten had. Nu zij dit heeft nagelaten, gaat de kantonrechter ervan uit dat Quick ten tijde van de ontbinding inderdaad geen baten meer had en dat zij om die reden op 8 april 2018 is opgehouden te bestaan. Het feit dat [eiser] ten tijde van de ontbinding (mogelijk) een openstaande vordering op Quick had, kan wat dit betreft niet tot een ander oordeel leiden. In het huidige wetssysteem is voor wat betreft de turboliquidatie namelijk geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat een vennootschap nog wel schulden kan hebben indien deze geen baten meer heeft.
4.6.
Nu Quick is opgehouden te bestaan, moet [eiser] niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
4.7.
[eiser] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Quick begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2018.
(SG)