ECLI:NL:RBOVE:2018:452

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
C/08/213203 / KG ZA 18-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte in asielzoekerscentrum door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Overijssel in een kort geding uitspraak gedaan over de ontruiming van woonruimte in het AZC Almelo door de rechtspersoon Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). De gedaagden, een Syrisch gezin dat in Nederland is aangekomen in juni 2017, hebben een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen en verblijven in het AZC. Het COA heeft hen een woning aangeboden, maar het gezin heeft dit aanbod geweigerd, onder andere vanwege medische redenen en persoonlijke voorkeuren. Het COA heeft hen gesommeerd om de opvanglocatie te verlaten, maar het gezin heeft hier geen gehoor aan gegeven.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het COA voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij passende woonruimte heeft aangeboden en dat het recht op opvang van de gedaagden is geëindigd. De rechter heeft vastgesteld dat de weigering van de aangeboden woning door de gedaagden onterecht was, omdat zij geen medische gegevens hebben overgelegd ter onderbouwing van hun verweer. De rechter heeft de ontruiming van de woonruimte bevolen binnen vier weken na betekening van het vonnis en de gedaagden in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van het COA om beleidshandhaving te waarborgen en het voorkomen van precedentwerking, en bevestigt dat persoonlijke voorkeuren van asielzoekers niet altijd kunnen worden meegenomen in het toewijzen van woonruimte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/213203 / KG ZA 18-21
Vonnis in kort geding van 15 februari 2018
in de zaak van
de rechtspersoon
CENTRAAL ORGAAN OPVANG ASIELZOEKERS (COA),
gevestigd te Den Haag,
eiser,
advocaat mr. W.H.J. Semeijn te Zwolle,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te Almelo,
2.
[gedaagde 2],
wonende te Almelo,
3.
[gedaagden] ,
afzonderlijke dan wel gezamenlijk in hun hoedanigheid van vader dan wel moeder en
wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [2000] ,
[minderjarige 2] , geboren op [2000] ,
[minderjarige 3] , geboren op [2005] ,
[minderjarige 4] , geboren op [2008] en
[minderjarige 5] , geboren op [2011] ,
wonende te Almelo,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna COA en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling op 1 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] c.s. zijn in het kader van hervestiging op 13 juni 2017 in Nederland aangekomen en hebben de Syrische nationaliteit. Bij beschikkingen van 14 juni 2017 hebben [gedaagde 1] c.s. een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen. [gedaagde 1] c.s. verblijven thans in het AZC Almelo.
2.2.
Bij brief van 16 juni 2017 zijn [gedaagde 1] c.s. geïnformeerd over de beëindiging van de opvang in het AZC Almelo. Hierbij zijn zij gewezen op het beëindigen van verstrekkingen in het kader van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën 2005 (Rva), wanneer zij een aanbod van een gemeente voor passende huisvesting zouden weigeren.
2.3.
Tevens heeft het COA op 16 juni 2017 in aanwezigheid van een tolk een gesprek gehad met [gedaagde 1] c.s. over het voornemen van het COA om huisvesting te zoeken en over de mogelijke consequenties van een weigering om daaraan mee te werken.
2.4.
[gedaagde 1] c.s. hebben tijdens dit gesprek geen voorkeur aangegeven voor een woning in een bepaalde plaats of regio. Evenmin hebben zij omstandigheden genoemd op grond waarvan één van de plaatsingscriteria voor de huisvesting van toepassing zou zijn. Op het door [gedaagde 1] c.s. ondertekende formulier “B06 huisvesting vergunninghouders” is bij elk van de plaatsingscriteria het hokje “nee” aangekruist.
2.5.
In november 2017 heeft het COA aan [gedaagde 1] c.s. een woning aangeboden op [adres] te [plaats] . [gedaagde 1] c.s. hebben dit aanbod geweigerd.
2.6.
Op 21 november 2017 heeft een zogeheten eerste woningweigeringsgesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde 1] c.s. en twee locatiemedewerkers van het AZC Almelo. [gedaagde 1] c.s. hebben laten weten dat zij de woning hebben geweigerd omdat de woning zich op de derde etage bevindt, de keuken te klein is en de trappen te smal zijn, terwijl [gedaagde 2] rugklachten heeft.
2.7.
Na heroverweging door het COA heeft op 23 november 2017 een tweede woningweigeringsgesprek plaats gevonden. Daarbij heeft het COA met [gedaagde 1] c.s. besproken dat het COA de woningweigering onterecht heeft bevonden. Tevens is aan [gedaagde 1] c.s. medegedeeld dat zij nog 24 uur de tijd hadden om de woning alsnog te accepteren. Bij een weigering zou na het verstrijken van deze termijn hun verstrekking van de Rva-voorziening worden beëindigd en een ontruimingsprocedure worden gestart. [gedaagde 1] c.s. bleven bij hun weigering de woning te accepteren.
2.8.
Bij per gewone post en aangetekend verzonden brief van 14 december 2017 zijn [gedaagde 1] c.s. gesommeerd om binnen drie dagen de bij hen in gebruik zijnde ruimte in het AZC Almelo te ontruimen. [gedaagde 1] c.s. hebben aan deze sommatie geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
Het COA vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen om de bij hen in gebruik zijnde ruimte(n) in het AZC Almelo aan de Vriezenveenseweg 170 a, 7602 PV Almelo, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden, met al het zijne;
II. [gedaagde 1] c.s. te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Het COA stelt daartoe -kort gezegd- dat hij [gedaagde 1] c.s. passende woonruimte heeft aangeboden. Hierdoor is het recht van [gedaagde 1] c.s. op opvang door het COA van rechtswege geëindigd. Ondanks aanzegging en sommatie weigeren [gedaagde 1] c.s. echter de opvanglocatie te verlaten.
3.3.
[gedaagde 1] c.s. voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het COA voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een spoedeisend belang bij het gevorderde heeft. De vordering is immers gericht op het beëindigen van een vermeende onrechtmatige situatie. Reeds uit oogpunt van beleidshandhaving en het voorkomen van precedentwerking brengt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van het COA met zich mee. Het spoedeisend belang is overigens ook niet door [gedaagde 1] c.s. betwist.
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of het COA in redelijkheid het standpunt heeft kunnen innemen dat hij passende woonruimte aan [gedaagde 1] c.s. heeft aangeboden.
4.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3 Rva draagt het COA zorg voor de centrale opvang van asielzoekers in een opvangcentrum. Volgens artikel 9 lid 1 Rva omvat de opvang een aantal vertrekkingen, waaronder onderdak, een wekelijkse uitkering voor persoonlijke uitgaven zoals voedsel en kleding en andere persoonlijke uitgaven. Op grond van artikel 7 lid 1 sub a Rv eindigt de opvang van een asielzoeker aan wie een verblijfsvergunning is verleend op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd.
4.4.
Het COA stelt dat hij vanwege de krapte op de woningmarkt en het grote aantal personen in wiens huisvesting hij moet voorzien als beleid voert dat er geen ruimte bestaat om, uitgezonderd medische en bijzondere sociale omstandigheden, rekening te houden met ieders specifieke wensen en voorkeuren.
4.5.
[gedaagde 1] c.s. hebben allereerst betoogd dat de aangeboden woning, die zich op de derde etage bevindt, om medische redenen voor hen niet passend is, omdat [gedaagde 2] rugklachten heeft. Ter zitting hebben [gedaagde 1] c.s. verklaard dat [gedaagde 1] (gedaagde sub 1) ook rugklachten heeft. [gedaagde 1] c.s. hebben deze stellingen echter op geen enkele wijze onderbouwd. Het COA beschikt niet over medische gegevens van [gedaagde 1] c.s., zodat deze informatie ook niet meegenomen kon worden bij het zoeken naar een passende woonruimte voor hen. Reeds gelet hierop gaat de voorzieningenrechter aan dit verweer voorbij.
4.6.
[gedaagde 1] c.s. hebben voorts betoogd dat de keuken van de aangeboden woning te klein is en de trappen te smal zijn. [gedaagde 1] c.s. hebben deze stellingen echter evenmin onderbouwd, zodat de voorzieningenrechter ook voorbijgaat aan dit verweer.
4.7.
Ter zitting hebben [gedaagde 1] c.s. ten slotte betoogd dat twee zonen in Almelo voetballen, daar ook vrienden hebben en niet weg willen uit Almelo. Met deze persoonlijke wensen en voorkeuren kan het COA, zoals hiervoor onder r.o. 4.4. is weergegeven, echter geen rekening houden bij het zoeken naar een passende woonruimte.
4.8.
Op grond van het vorenstaande is dan ook voorshands vast komen te staan dat de aangeboden woning voor [gedaagde 1] c.s. passend was, zodat de weigering van die woonruimte ingevolge het Rva tot gevolg heeft dat het recht op opvang in het AZC Almelo is geëindigd. Daarmee staat eveneens voorshands vast dat [gedaagde 1] c.s. zonder recht of titel in de opvanglocatie AZC Almelo verblijven, hetgeen een onrechtmatige daad jegens het COA oplevert. De gevorderde ontruiming is dan ook voor toewijzing vatbaar.
4.9.
Het COA vordert ontruiming binnen drie dagen na betekening van het dit vonnis. Ter zitting is aan de orde gekomen dat [gedaagde 1] c.s. zicht hebben op het aanvaarden van een woning, die zij op 2 februari 2018 zouden kunnen bezichtigen. Gelet hierop en op het feit dat het daadwerkelijk kunnen verhuizen normaal gesproken enkele weken in beslag neemt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de ontruimingstermijn te bepalen op vier weken na betekening van dit vonnis.
4.10.
[gedaagde 1] c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het COA worden begroot op:
- dagvaarding € 101,81
- griffierecht 626,00
- salaris advocaat
527,00
Totaal € 1.254,81

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om binnen vier weken na betekening van dit vonnis het AZC Almelo aan de Vriezenveenseweg 170 a te Almelo te ontruimen en ontruimd te houden, met al het zijne,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van het COA tot op heden begroot op € 1.254,81,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2018.