Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer op 4 april 2017 in Deventer. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. J. Blanco, de verdachte beschuldigde van het toebrengen van een (gecompliceerde) fractuur van de rechter bovenarm van het slachtoffer. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Vlug, pleitte voor vrijspraak van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting werd het standpunt van de officier van justitie gepresenteerd, die meende dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige handeling vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, die schadevergoeding eiste voor immateriële en materiële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte ieder voor hun eigen rekening komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.