ECLI:NL:RBOVE:2018:4533

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
08/730551-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig bewijs voor toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

Op 27 november 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer op 4 april 2017 in Deventer. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. J. Blanco, de verdachte beschuldigde van het toebrengen van een (gecompliceerde) fractuur van de rechter bovenarm van het slachtoffer. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Vlug, pleitte voor vrijspraak van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting werd het standpunt van de officier van justitie gepresenteerd, die meende dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de gewelddadige handeling vast te stellen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, die schadevergoeding eiste voor immateriële en materiële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte ieder voor hun eigen rekening komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/730551-17 (P)
Datum vonnis : 27 november 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren [1976] in [geboorteplaats] ,
wonende in [plaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 april 2018. Na sluiting van het onderzoek is bij tussenvonnis van 8 mei 2018 het onderzoek heropend en voortgezet op de openbare terechtzitting van 13 november 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Blanco en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte – alleen of met een ander – [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door zijn rechterarm in een beenklem te nemen en daarna te draaien dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld door hem, naast voornoemd geweld, tegen het hoofd of lichaam te schoppen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
(primair)
hij op of omstreeks 04 april 2017 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (gecompliceerde) fractuur van de rechter bovenarm met veel losse botfragmenten en/of blijvend zenuwletsel en/of zenuwbeschadiging met gevoelsstoornis aan de binnenzijde van de rechter onderarm en/of functieverlies, heeft toegebracht, door [slachtoffer] vast te pakken en/of door diens rechter arm in een zgn. beenklem te nemen en/of vervolgens die arm (met kracht) te draaien/verdraaien;
(subsidiair)
hij op of omstreeks 04 april 2017 te Deventer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] vast te pakken en/of door diens rechter arm in een zgn. beenklem te nemen en/of vervolgens die arm (met kracht) te draaien/verdraaien en/of door [slachtoffer] , toen deze op de grond lag, eenmaal of meermalen met kracht en geschoeide voet tegen diens hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] , zoals primair ten laste is gelegd. Zij baseert zich hierbij op de aangifte van [slachtoffer] , het letselrapport van [X] en de medische verklaring van [Y] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier is gebleken dat [slachtoffer] op 4 april 2017 naar de flat aan de [adres 2] in Deventer ging. Hij viel daar van de portiektrap af, waarna [medeverdachte] zijn rechterarm in een beenklem nam om die arm vervolgens (met kracht) te draaien. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het wettig bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij deze gewelddadige handeling. Zij zal hem daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin worden bewezen dat [slachtoffer] door verdachte tegen zijn hoofd of lichaam is geschopt, omdat zijn aangifte op dat onderdeel onvoldoende ondersteuning vindt in overige bewijsmiddelen. Weliswaar staat in het letselrapport van 20 juni 2017 dat [slachtoffer] diverse bloeduitstortingen in zijn gelaat heeft en een zwelling op zijn jukbeen, maar uit dit rapport, of enig ander bewijsmiddel, blijkt niet wat de oorzaak is van dit letsel. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte eveneens vrij van wat hem subsidiair ten laste is gelegd.

5.De schade van benadeelde

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich, middels zijn raadsman mr. J. Hoogbergen, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Hij heeft een bedrag van € 27.500,00 aan immateriële schade (smartengeld) gevorderd. Daarnaast hij heeft een bedrag van € 1.451,70 aan materiële schade gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering € 770,00;
- schade kleding € 350,00;
- kosten opvragen medische informatie en medisch adviseur € 331,70.
Ook heeft hij aan proceskosten een bedrag van € 857,59 (advocaatkosten) gevorderd. In totaal vordert [slachtoffer] een bedrag van € 29.809,29.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, uitgaande van een bewezenverklaring, voor wat betreft de gevorderde immateriële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De gevorderde eigen risico zorgverzekering kan volgens de officier van justitie worden toegewezen. Dat geldt ook voor een deel van de kosten wegens schade aan de kleding. Verder kunnen de advocaatkosten worden toegewezen.
Tot slot heeft de officier van justitie wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gezien de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering. Subsidiair, dus in het geval van een bewezenverklaring, heeft hij betoogd dat verdachte en [medeverdachte] naar rato de gevorderde materiële schade en proceskosten moeten betalen. De gevorderde immateriële schade is volgens de raadsman toewijsbaar tot een bedrag van € 250,00.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering en ten aanzien van de proceskosten bepalen dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2018.