ECLI:NL:RBOVE:2018:4576

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
AK_ 18 _ 1969
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning tankstation Nijverdal

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de bouw van een tankstation in Nijverdal. Verzoekster, Kuwait Petroleum Europe B.V., had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die van rechtswege was verleend aan Fieten Olie B.V. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar te laat was ingediend, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet in behandeling kon worden genomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning op 8 mei 2018 was gepubliceerd en dat verzoekster niet binnen de wettelijke termijn van zes weken bezwaar had gemaakt. De rechter heeft verder overwogen dat er geen reden was om aan te nemen dat de digitale publicatie van de vergunning bewust was achterwege gelaten om het indienen van rechtsmiddelen te bemoeilijken. De rechter concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het bezwaar waarschijnlijk niet-ontvankelijk zou worden verklaard.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier mr. A. van der Weij, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1969
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Kuwait Petroleum Europe B.V., te ‘s-Gravenhage, verzoekster,

gemachtigde: mr. R.J.H. Minkhorst, te Nijmegen,
en

het college van burgemeester en wethouders van Hellendoorn,

verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Fieten Olie B.V., te Hollandscheveld.

Procesverloop

Bij brief van 1 mei 2018 heeft verweerder Fieten Olie B.V. te Hollandscheveld bericht
dat van rechtswege een omgevingsvergunning verleend is voor de bouw van een tankstation annex verkoopgebouw met roll-over carwash aan de Benjamin Franklinstraat 2 te Nijverdal.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht
om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2018. Verzoekster heeft
zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door
mr. R.J.H. Minkhorst. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.J. Kuiper, M.A. Reinders en E.J. Vossebelt. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door
[naam 3] en [naam 4] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Voorafgaand aan de beantwoording van de vraag of verweerder op juiste gronden heeft aangenomen dat van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend en of het daartegen gerichte bezwaar op inhoudelijke gronden een redelijke kans van slagen heeft, dient de voorzieningenrechter eerst te beoordelen of het bezwaar ontvankelijk is.
2.2
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de termijn voor
het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken bedraagt. Niet in geschil is dat verzoekster niet binnen deze termijn bezwaar heeft gemaakt.
2.3
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achter-wege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.4
De voorzieningenrechter stelt vast dat de verlening van de vergunning van rechtswege aan de derde partij op 8 mei 2018 is gepubliceerd in het Twents Volksblad. Verweerder was niet op grond van enig voorschrift verplicht om het besluit tevens digitaal te publiceren in de “officiële mededelingen” van de gemeente Hellendoorn. Wel kunnen de zorgvuldigheid en de rechtszekerheid onder omstandigheden meebrengen dat verweerder hiertoe wel verplicht was. Een dergelijke verplichting zal met name moeten worden aangenomen als sprake is van een beleid of vaste gedragslijn om dergelijke besluiten altijd ook digitaal te publiceren. Verweerder heeft ter zitting toegelicht, dat bij de gemeente Hellendoorn een dergelijk beleid of gedragslijn niet bestaat. Verweerder hanteert de gedragslijn dat het aan individuele ambtenaren wordt overgelaten om dergelijke besluiten naar eigen believen al dan niet tevens digitaal te publiceren in de “officiële mededelingen”. De meeste ambtenaren van de gemeente Hellendoorn die belast zijn met de publicatie van dergelijke besluiten laten
deze ook digitaal publiceren, maar sommigen doen dit niet. Alhoewel de door verweerder gehanteerde gedragslijn een inherent risico van onduidelijkheid met zich brengt, kan uit
deze praktijk slechts worden afgeleid dat binnen de gemeente Hellendoorn dus geen sprake was van een vaste gedragslijn om besluiten als waarvan hier sprake is altijd ook digitaal te publiceren. Er is geen reden om aan te nemen dat digitale publicatie van dit besluit bewust achterwege is gelaten met als doel om het aanwenden van rechtsmiddelen te bemoeilijken. Hierbij komt dat het Twents Volksblad ook digitaal te raadplegen is. Dat de aanvraag niet gepubliceerd was in het Twents Volksblad, maar in het Hellendoorns Journaal, maakt dit
niet anders.
2.5
Ter zitting is verklaard dat [naam 5] (hierna: [naam 5] ) van Kuwait Petroleum (Nederland) B.V. vergunningverlening voor tankstations van concurrenten
van verzoekster in de gaten houdt, zodat verzoekster indien nodig actie kan ondernemen.
Uit een e-mail van [naam 5] aan J. Vossebelt van de gemeente Hellendoorn, van
19 oktober 2018, blijkt dat [naam 5] eind 2017 al kennis had genomen van de publicatie van de aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning door de derde partij. In de mail is te lezen dat [naam 5] vanaf dat moment geregeld heeft gekeken naar publicatie van een besluit op deze aanvraag. Het komt de voorzieningenrechter voor dat [naam 5]
op de hoogte was of had kunnen zijn van de precieze inhoud van de aanvraag. De derde partij heeft ter zitting verteld, dat de komst van het tankstation eind december 2017 uitgebreid in de krant heeft gestaan. Wat hiervan ook zij, [naam 5] wist van (het belang van) de aanvraag en had zich in ieder geval kunnen doen informeren over de precieze inhoud daarvan.
Datzelfde geldt voor de wijze van publiceren door verweerder van verleende vergunningen op aanvragen als waarom het hier gaat. [naam 5] is kennelijk zelf - abusievelijk – er vanuit gegaan, dat dit gebeurt op de gemeentelijk website. Hij had zich ook daarover beter kunnen doen informeren. Dit klemt temeer nu uit de stukken naar voren komt, dat niet eerder dan op 19 oktober 2018 navraag is gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot de
op 6 december 2017 gedane aanvraag. Van verzoekster had gelet op de aandacht van
[naam 5] voor een beslissing op de aanvraag en gelet ook op de wettelijke termijnen waarbinnen op een aanvraag als deze moet worden beslist, verwacht mogen worden,
dat zij eerder dan op 19 oktober 2018, dat is tieneneenhalve maand na de aanvraag, navraag had gedaan.
2.6
De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de termijnoverschrijding
niet verschoonbaar is en dat te verwachten valt dat het bezwaar niet-ontvankelijk zal
worden verklaard.
3. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.