ECLI:NL:RBOVE:2018:4678

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
7304271 \ VV EXPL 18-82
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de verhuurder, en de bewindvoerder van [A], de huurder. [Eiser] heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van de woning die [A] huurt, vanwege ernstige overlast die hij veroorzaakt. De procedure begon met een dagvaarding op 1 november 2018, waarna de zitting op 8 november 2018 plaatsvond. Tijdens deze zitting zijn zowel [eiser] als de bewindvoerder q.q. verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht.

De feiten van de zaak tonen aan dat [A] sinds 2016 veelvuldig klachten heeft veroorzaakt bij medebewoners en omwonenden, waaronder geluidsoverlast, vervuiling en bedreiging. Ondanks herhaalde waarschuwingen van [eiser] en de betrokkenheid van de bewindvoerder, heeft [A] zijn gedrag niet veranderd. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de ontruiming, gezien de ernst van de overlast en de mogelijke intrekking van de kamerverhuurvergunning door de gemeente Deventer.

De rechter concludeerde dat [A] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen en dat de bodemrechter waarschijnlijk de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Daarom werd de vordering tot ontruiming toegewezen. De bewindvoerder q.q. werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, met een totaalbedrag van € 684,28, inclusief nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 7304271 \ VV EXPL 18-82
Vonnis in kort geding van 16 november 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. Baldan,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DEVENTER, afdeling Budget Adviesbureau Deventer (BAD), in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [A] ,
zetelende te Deventer
gedaagde partij, hierna te noemen de bewindvoerder q.q.,
vertegenwoordigd door S. van den Berg, bewindvoerder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de namens [eiser] betekende dagvaarding van 1 november 2018, waarbij [eiser] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en de bewindvoerder q.q. heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 8 november 2018. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de bewindvoerder q.q. is S. van den Berg verschenen.
1.3.
[eiser] heeft zijn standpunt laten toelichten door zijn gemachtigde, die daarbij gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Ook de bewindvoerder q.q. heeft haar standpunt naar voren gebracht. De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken aantekeningen gemaakt.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] huurt met ingang van 19 december 2014 van [eiser] een kamer in de woning aan [A] te [plaats] (verder: het gehuurde). De “algemene bepalingen huurovereenkomst zelfstandige en onzelfstandige woonruimte” maken deel uit van de huurovereenkomst.
2.2.
In artikel 13.4 en 13.6 van voornoemde algemene bepalingen staat het volgende:
13.4
Huurder zal omwonenden of huurders van hetzelfde gebouw of complex geen hinder of last bezorgen en er voor zorgdragen dat de bij hem met zijn goedvinden aanwezige derden alsmede zijn of hun bezoekers dit evenmin doen.
13.6
Huurder zal zich gedragen en het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
2.3.
Sinds 2016 hebben medebewoners en omwonenden zich veelvuldig bij [eiser] en de politie beklaagd over het gedrag van [A] . Deze klachten hebben betrekking op geluidsoverlast, vervuiling, vernieling en bedreiging. Tot 1 september 2018 zijn in totaal 57 klachten bij de politie binnengekomen.
2.4.
Het vermogen van [A] is bij beschikking van 30 november 2016 onder bewind gesteld.
2.5.
[eiser] heeft [A] verschillende malen aangesproken op zijn gedrag. [eiser] heeft ook de bewindvoerder van [A] op de hoogte gesteld van de klachten.
2.6.
Bij aangetekende brief van 15 februari 2018 heeft [eiser] de huurovereenkomst met [A] met ingang van 16 mei 2018 opgezegd in verband met ernstige overlast. Naar aanleiding van deze brief heeft [A] [eiser] bedreigd, waarvan [eiser] aangifte heeft gedaan.
2.7.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 22 juni 2018 [A] gevraagd het gehuurde uiterlijk 29 juni 2018 te verlaten. [A] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.8.
Op 10 juli 2018 heeft een multidisciplinair overleg (MDO) plaatsgevonden met de bewindvoerder, de politie, het Veiligheidshuis en [eiser] over de door [A] veroorzaakte overlast. Tijdens dit overleg is [eiser] meegedeeld dat de gemeente Deventer voornemens is de kamerverhuurvergunning voor het pand in te trekken als de overlast niet ophoudt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de bewindvoerder q.q. zal bevelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, althans een binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, de woning aan [A] te ontruimen, en te verlaten en ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en te laten, alles op kosten van de bewindvoerder q.q., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag tot een maximum van € 10.000,= voor iedere dag of dagdeel dat de bewindvoerder q.q. in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
II. de bewindvoerder q.q. zal veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [A] overlast en hinder veroorzaakt, waardoor hij zich niet als een goed huurder gedraagt en hij in strijd handelt met de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.3.
De bewindvoerder q.q. stelt dat de overlastproblematiek bij haar bekend is en dat zij in verband daarmee het sociale wijkteam heeft ingeschakeld. De hulpverlening aan [A] is echter niet goed van de grond gekomen, omdat [A] van mening is dat hij geen hulp nodig heeft.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering strekt tot ontruiming van het gehuurde. Een vordering tot ontruiming is in kort geding toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter die vordering zal toewijzen en indien niet van de eisende partij kan worden gevergd dat die de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat deze strekt tot beëindiging van de overlast voor medebewoners en omwonenden. Ook is de gemeente Deventer voornemens om de kamerverhuurvergunning van [eiser] in te trekken als de overlast blijft voortduren.
4.3.
Gelet op het uitgebreide dossier en het door [eiser] overgelegde overzicht van de bij de politie geregistreerde overlastmeldingen, is voldoende aannemelijk dat [A] sinds 2016 ernstige overlast veroorzaakt voor zijn medebewoners en omwonenden. Het bestaan van de overlast is door de bewindvoerder q.q. ook niet weersproken.
Voorts valt niet te verwachten dat deze overlast binnen afzienbare tijd zal worden gestaakt of tot een aanvaardbaar niveau zal worden teruggebracht, aangezien de hulpverlening aan [A] niet van de grond is gekomen, omdat hij meent dat hij geen hulp nodig heeft.
4.4.
Door het veroorzaken van overlast is [A] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nagekomen. Gezien de ernst en de duur van de overlast is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Nu [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde ontruiming, kan op dit oordeel van bodemrechter worden vooruitgelopen. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
4.5.
Voor wat betreft de gevorderde veroordeling van de bewindvoerder q.q. in de kosten van de ontruiming heeft te gelden dat de kosten van de tenuitvoerlegging van dit vonnis, indien een gedwongen ontruiming door de deurwaarder noodzakelijk mocht blijken, als kosten van tenuitvoerlegging voor de geëxecuteerde (de bewindvoerder q.q.) zijn. De kantonrechter ziet geen aanleiding deze kosten bij voorbaat in kort geding toe te wijzen.
4.6.
Met betrekking tot de door [eiser] gevorderde dwangsombepaling wordt overwogen dat het doel van een dwangsom is de schuldenaar een prikkel te geven om over te gaan tot (tijdige) nakoming van de veroordeling. In dit geval is [eiser] echter, indien de bewindvoerder q.q. weigerachtig is te voldoen aan het vonnis, gemachtigd om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. De gevorderde dwangsombepaling zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De bewindvoerder q.q. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De gevorderde nakosten worden begroot op een bedrag van € 100,00.

5.De beslissing in kort geding

5.1.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [A] te [plaats] te ontruimen en te verlaten en ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en te laten,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- € 105,28 aan explootkosten
- € 79,00 wegens griffierecht
- € 400,00 aan salaris gemachtigde
- € 100,00 aan nakosten,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2018. (EvdB)