Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te [plaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de verhuurder, en de bewindvoerder van [A], de huurder. [Eiser] heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van de woning die [A] huurt, vanwege ernstige overlast die hij veroorzaakt. De procedure begon met een dagvaarding op 1 november 2018, waarna de zitting op 8 november 2018 plaatsvond. Tijdens deze zitting zijn zowel [eiser] als de bewindvoerder q.q. verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht.
De feiten van de zaak tonen aan dat [A] sinds 2016 veelvuldig klachten heeft veroorzaakt bij medebewoners en omwonenden, waaronder geluidsoverlast, vervuiling en bedreiging. Ondanks herhaalde waarschuwingen van [eiser] en de betrokkenheid van de bewindvoerder, heeft [A] zijn gedrag niet veranderd. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de ontruiming, gezien de ernst van de overlast en de mogelijke intrekking van de kamerverhuurvergunning door de gemeente Deventer.
De rechter concludeerde dat [A] zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen en dat de bodemrechter waarschijnlijk de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Daarom werd de vordering tot ontruiming toegewezen. De bewindvoerder q.q. werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, met een totaalbedrag van € 684,28, inclusief nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.