ECLI:NL:RBOVE:2018:4713

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
C/08/224414 / KG ZA 18-309
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie in kort geding met betrekking tot strafrechtelijke aangiftes

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een vordering tot rectificatie ingediend tegen gedaagde. De eisers vorderen dat gedaagde wordt verplicht om een rectificatie te plaatsen in de Twentsche Courant Tubantia, waarin hij zijn eerdere aangifte tegen [eiser 2] intrekt. De aangifte, gedaan op 17 september 2014, betrof een vermeend verzet door [eiser 2] tegen gedaagde als ambtenaar in functie. Gedaagde stelt dat de aangifte vals is en dat er geen sprake was van verzet, aangezien er een afspraak was gemaakt over het filmen in het pand. De voorzieningenrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat er onvoldoende inzicht is in de strafrechtelijke aangiftes die over en weer zijn gedaan. Om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen, heeft de voorzieningenrechter besloten het Openbaar Ministerie te horen over de stand van zaken in de strafzaak tegen gedaagde. De zaak is aangehouden voor een voortgezette behandeling op 8 februari 2019, waarbij het OM zal worden gehoord. De voorzieningenrechter heeft de partijen opgeroepen om te verschijnen zonder dat nadere oproeping is vereist. Dit vonnis is uitgesproken op 6 december 2018 door mr. M.L.J. Koopmans.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/224414 / KG ZA 18-309
Vonnis in kort geding van 6 december 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaten: mr. W.F. Roelink te Hoofddorp en mr. H.J. Smit te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. D. van den Berg te Hardenberg.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de producties van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser 1] c.s.
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[eiser 1] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te gebieden om binnen twee dagen na betekening van het nog te wijzen vonnis in de Twentsche Courant Tubantia de volgende rectificatie te plaatsen van 10 cm bij 10 cm althans in een door de voorzieningenrechter te bepalen formaat, op de voorpagina dan wel een door de Voorzieningenrechter te bepalen pagina:
RECTIFICATIE
Bij vonnis van……….2018 van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, ben ik veroordeeld in de Twensche Courant Tubantia het volgende mede te delen.
Op 17 september 2014 heb ik aangifte gedaan tegen [eiser 2] , destijds verbonden als advocaat aan het toenmalige kantoor [X] advocaten, inhoudende dat hij verzet tegen mij als ambtenaar in functie heeft gepleegd op 16 september 2014 bij het binnentreden van een pand in Borne. Die aangifte was vals en derhalve onjuist.
Uit het deskundigenbericht van 18 septemer 2018 van het NFO, het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat ik op 16 sepember 2014 al filmend het pand ben binnengetreden en daar binnen heb gefilmd. Bij mijn aangifte heb ik verder verzuimd te vermelden dat er was afgesproken dat er binnen niet zou worden gefilmd. Omdat het filmen in strijd was met de gemaakte afspraak inhoudend dat binnen niet gefilmd zal worden, was het niet onrechtmatig dat [eiser 2] mij naar buiten maande en was er geen sprake van verzet door [eiser 2] tegen een ambtenaar in de rechtmatige uitofening van zijn functie.
Nadat [eiser 2] op 28 maart 2018 is vrijgesproken heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ik zal het OM schriftelijk mede delen dat ik de aangifte alsnog intrek.
[gedaagde] ;
II. [gedaagde] te gebieden om binnen twee dagen na betekening van het vonnis bij aangetekende brief aan de Hoofdoffier van Justitie onder gelijktijdige toezending van een kopie daarvan aan de Advocaat-generaal bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een kopie aan mr. W.F. Roelink (Lexington Advocaten te Hoofddorp) de aangifte van 17 september 2014 in te trekken;
III. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per overtreding van het ten deze te wijzen vonnis c.q. per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele dag te rekenen, dat overtreding ter zake voortduurt,
IV. [gedaagde] , eveneens uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
[gedaagde] voert verweer, zoals staat verwoord in de pleitaantekeningen van mr. Van den Berg.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna c.q. later, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Gelet op de stellingen van partijen over en weer en de desgevraagde gegeven toelichting ter zitting, is onvoldoende inzichtelijk geworden wat de stand van zaken is met betrekking tot de strafrechtelijke aangiftes die over en weer zijn gedaan, en het (mogelijke) vervolg daarop. Teneinde een weloverwogen beslissing te kunnen geven in deze procedure die recht doet aan met name ook de strafvorderlijke situatie waarin beide partijen verkeren, wenst de voorzieningenrechter nader geïnformeerd te worden.
3.2.
Zoals ter zitting met partijen besproken en vervolgens ook uitgesproken, ziet de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden aanleiding om het Openbaar Ministerie (OM) bij gelegenheid van na te melden voortzetting van de behandeling ter terechtzitting te horen en te laten concluderen op de voet van het bepaalde in artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en doet de voorzieningenrechter in dit tussenvonnis het in dat artikel aangeduide verzoek.
3.3.
De voorzieningenrechter hoopt op deze wijze in het bijzonder meer inzicht te kunnen krijgen over het volgende:
- wanneer dient de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep in de tegen
[gedaagde] aangespannen strafzaak?
- wordt dat door de Officier van Justitie ingestelde hoger beroep doorgezet, of bestaat er (alsnog) een gerede kans dat dat rechtsmiddel wordt ingetrokken?
- wat is de strafvorderlijke stand van zaken naar aanleiding van 4 door (een van) eiser(s) tegen [gedaagde] gedane strafrechtelijke aangiftes?
- is [gedaagde] inmiddels op basis van een of meer van die aangifte’s als verdachte aangemerkt of wordt hij binnenkort als zodanig aangemerkt, en zo ja, wat is daarvan de juridische relevantie voor de al- dan niet toewijsbaarheid van het thans door eisers in kort geding gevorderde;
- tussen eisers en hun advocaten en de (Hoofd)officier van Justitie in Groningen vindt een dezer dagen (kennelijk) op verzoek van de zijde van het OM een gesprek in Groningen plaats. Heeft hetgeen daar wordt besproken, relevantie voor de afdoening van dit kort geding? Is [gedaagde] (alsnog) betrokken geweest bij dat gesprek?
- heeft dat aanstaande gesprek tot inzet/uitkomst gehad dat gepoogd wordt/gaat worden tot een allesomvattende (ook strafvorderlijke) oplossing te komen? Zo ja, op welke wijze, en wanneer en is daarvan mogelijk resultaat te verwachten? Wordt mediation overwogen?
- wat is de relevantie van een en ander voor de afdoening van dit kort geding?
3.4.
De zaak wordt verwezen naar de onderstaande datum voor voortzetting mondelinge behandeling teneinde het OM te horen en te doen concluderen, en zulks op de wijze zoals is geduid in meergenoemd artikel 44 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3.5.
Elke verdere beslissing wordt daartoe aangehouden.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
alvorens nader te beslissen:
4.1.
bepaalt dat de voortgezette behandeling zal plaatsvinden op vrijdag
8 februari 2019 om 10:00 uur in het Gerechtsgebouw aan de Egbert Gorterstraat 5 te Almelo.
4.2.
zegt partijen aan om alsdan te verschijnen, zonder dat nadere oproeping is vereist.
4.3.
doet aan het Openbaar Ministerie het verzoek zoals is bedoeld in artikel 44 van het Wetboek van Rechtsvordering, zulks teneinde op voormelde zitting te worden gehoord en om aldaar te concluderen op de wijze zoals in dat artikel is bepaald met inachtneming van de onder 3.3. geformuleerde vragen.
4.4.
draagt de Griffier van deze rechtbank op om het Openbaar Ministerie daartoe op te roepen om te verschijnen ter terechtzitting op tijd en plaats zoals aangeduid onder 4.1., alsmede om (tegelijk) afschrift van het gehele procesdossier in handen te stellen van het Openbaar Ministerie.
4.5.
houdt daartoe elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar ten overstaan van partijen uitgesproken op 6 december 2018. [1]

Voetnoten

1.type: