ECLI:NL:RBOVE:2018:4873

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
08/760131-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor de smokkel van cocaïne met medeverdachten

Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 49-jarige man, die samen met drie medeverdachten is veroordeeld voor de smokkel van cocaïne. De verdachte is veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak betreft de poging om meer dan 3,7 kilo cocaïne van Nederland naar Polen te vervoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 juli 2018, samen met anderen, opzettelijk bolletjes cocaïne heeft uitgevoerd en aanwezig heeft gehad. De verdachte en zijn medeverdachten zijn op de A1 aangehouden, waar bij hen bolletjes cocaïne zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen, dat stelde dat de verdachte geen opzet had op het vervoeren van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist of had moeten weten dat de bolletjes cocaïne bevatten. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760131-18 (P)
Datum vonnis: 18 december 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in HvB Almere Binnen. Caissonweg 2 te Almere.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 oktober 2018 en 4 december 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Huisman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.J. Kaas, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 20 juli 2018 al dan niet samen met anderen opzettelijk bolletjes cocaïne heeft uitgevoerd.
feit 2:op 20 juli 2018 al dan niet samen met anderen opzettelijk bolletjes cocaïne aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd.
Voluit luidt de gewijzigde tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Den Haag en/of Deurningen, gemeente Dinkelland (aan de rijksweg A1), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 3731,05 gram cocaïne (359 bolletjes), althans ongeveer 1033,89 gram cocaïne (100 bolletjes), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Den Haag en/of Deurningen, gemeente Dinkelland (aan de rijksweg A1), in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 3731,05 gram cocaïne (359 bolletjes), althans ongeveer 1033,89 gram cocaïne (100 bolletjes), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte weliswaar 100 bolletjes met een onbekende stof aanwezig heeft gehad, maar dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om cocaïne te vervoeren. Verdachte is naar Nederland gekomen om werk in de steigerbouw te verrichten, maar eenmaal in Nederland bleek dat er geen werk was. De enige uitweg was toen om bolletjes met een voor verdachte onbekende inhoud te slikken en daarmee terug te keren naar Polen.
Van het onder 1 tenlastegelegde moet verdachte worden vrijgesproken. Volgens de verdediging is er geen sprake van een voltooid delict nu verdachte voor de grens met Duitsland is gearresteerd en de cocaïne derhalve niet daadwerkelijk is uitgevoerd.
Het tenlastegelegde medeplegen kan volgens de verdediging niet bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Door de politie eenheid Den Haag is naar aanleiding van een MMA-melding op 10 april 2018 dat iedere vrijdagmiddag cocaïne wordt ingenomen dat per auto met Pools kenteken wordt vervoerd naar Polen, nader onderzoek gedaan. [2] Op 20 juli 2018 om 19.23 uur is via het automatische nummerbordherkenningssysteem ANPR een melding ontvangen dat het voertuig met Pools kenteken [kenteken] was gelokaliseerd op de A12. [3]
Om 20.05 uur werd hetzelfde voertuig via het ANPR-systeem gelokaliseerd op de A1 richting de Nederlands-Duitse grens. Om 20.20 uur hebben politieagenten gezien dat het voertuig de afslag richting de verzorgingsplaats Het Lonnekermeer nam. Het voertuig heeft een stopteken gekregen en de vier inzittenden zijn aangehouden op verdenking van bezit en doorvoer van verdovende middelen. De inzittenden waren verdachten [medeverdachte 1] ,
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Het kenteken [kenteken] staat geregistreerd op naam van [verdachte] . [4]
De verdachten zijn meegenomen naar het ziekenhuis waar hun ontlasting is onderzocht op de aanwezigheid van bolletjes met verdovende middelen. Bij [medeverdachte 1] zijn 41 bolletjes met cocaïne aangetroffen. Bij [verdachte] zijn 100 bolletjes met cocaïne aangetroffen. Bij [medeverdachte 3] zijn 150 bolletjes met cocaïne aangetroffen en bij [medeverdachte 2] zijn 68 bolletjes met cocaïne aangetroffen. In totaal is een hoeveelheid van 3731,05 gram cocaïne aangetroffen. [5] [6] [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard [8] dat hij met de medeverdachten op 20 juli 2018 in een woning in Boskoop in Nederland is geweest en dat zij daar bolletjes hebben geslikt. Daarna zijn zij met de auto op weg gegaan naar Polen.
Uitvoer
Onder buiten het grondgebied brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, is begrepen: “het buiten het grondgebied van Nederland brengen van voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven, daaronder begrepen het in kennis stellen van de wederuitvoer, in de zin van de verordening (EEG) nr. 2913//92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douaneboek (PbEG L 302) of het in, op of aan een naar het buitenland bestemd vaar-, voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben van die middelen, of van die voorwerpen of goederen.”
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten vanuit Boskoop met de auto onderweg waren naar Polen. In Boskoop hebben zij met elkaar de cocaïne in bolletjes geslikt. Zij hebben afgesproken dat zij in Polen bij een tankstation iemand zouden treffen en dat er pas in Polen zou worden afgerekend. De handelingen die de verdachten hebben verricht waren derhalve gericht op het met elkaar vervoeren van de bolletjes vanuit Nederland naar Polen. De handelingen die verdachte met zijn mededaders heeft verricht, waren dan ook gericht op het vervoeren van de drugs.
Medeplegen
Door de verdediging is bepleit dat niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen kan worden gekomen.
Voor medeplegen is vereist dat dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechter dient daarbij rekening te houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De verdachte moet een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het delict.
De rechtbank stelt vast dat de verdachten op 20 juli 2018 gelijktijdig in de woning in Boskoop aanwezig waren. In die woning zijn zij geconfronteerd met een hoeveelheid bolletjes en elk van de verdachten heeft in aanwezigheid van de anderen zo veel mogelijk bolletjes, ingenomen. De hoeveelheid in te nemen bolletjes hebben zij op dat moment niet met elkaar afgestemd. Voor het vervoer van de bolletjes naar Polen zouden zij worden betaald. Wat de betaling inhield wisten zij op dat moment niet; wel dat zij nog een bonus zouden krijgen. In Polen zouden de verdachten op een afgesproken plaats bij een tankstation het geld en de bonus krijgen. In Boskoop zijn alle vier verdachten samen in de auto gestapt en vertrokken richting Polen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met zijn medeverdachten een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde feiten en dat hij dus tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten 359 bolletjes heeft vervoerd, uitgevoerd en aanwezig heeft gehad.
Dat verdachte voor hij in de woning in Boskoop aanwezig was, niet wist van de bolletjes en het vervoer daarvan naar Polen doet daaraan niet af.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Opzet
Door de verdediging is bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad op het innemen en vervoeren van cocaïne. De rechtbank verwerpt dat verweer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte toen hij met de medeverdachten in de woning in Boskoop was, wist dan wel had moeten weten dat de bolletjes die hij heeft ingeslikt cocaïne bevatten. Verdachten hebben immers verklaard dat zij in de gaten hadden dat het ‘mis’ was toen zij de vele bolletjes op de tafel in de woning in Boskoop zagen liggen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze dachten dat het wel iets strafbaars was. [verdachte] heeft verklaard dat hij niet wist wat het was, maar wel dacht dat het iets met drugs te maken had, en dat hij geld wilde verdienen. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij wist dat het iets illegaals was en dat het iets van drugs was, maar dat hij niet wist wat voor soort.
De rechtbank is van oordeel dat verdachten daarmee de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij cocaïne aanwezig hadden en hebben vervoerd met bestemming Polen.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr), aangezien eenzelfde feit in meer dan één strafbepaling valt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 20 juli 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, 3731,05 gram (359 bolletjes) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
op 20 juli 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad en opzettelijk heeft vervoerd 3731,05 gram (359 bolletjes) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 jo 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
feit 2:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto en het inbeslaggenomen geld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging gekeken moet worden naar de bij verdachte aangetroffen hoeveelheid cocaïne en niet naar de totale hoeveelheid. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer, het bezit en het vervoeren van een aanmerkelijke hoeveelheid cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
De verspreiding van en de handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de veelal door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Door het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte daaraan bijgedragen.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die in geval van de in- en uitvoer van harddrugs van een hoeveelheid tussen de 3000 en 4000 gram een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 tot 36 maanden vermelden. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank sluit zich bij de strafoplegging aan bij voornoemde oriëntatiepunten. Gezien de ernst van het feit, de hoeveelheid drugs afgezet tegen de in het voordeel van verdachte werkende omstandigheid dat hij first offender is en zowel in Nederland als in Polen geen justitiële documentatie heeft, acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opleggen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte is een personenauto Ford Galaxy, kleur blauw met Pools kenteken [kenteken] en een geldbedrag (1180 EUR, 8000 Noorse kronen en 1000 Deense kronen).
De rechtbank is van oordeel dat de personenauto Ford Galaxy, kleur blauw met Pools kenteken [kenteken] moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de geldbedragen: 1180 Euro, 8000 Noorse kronen en 1000 Deense kronen, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

9. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto merk Ford, type Galaxy, kleur blauw met Pools kenteken [kenteken] ;
- gelast de teruggave van 1180 Euro, 8000 Noorse kronen en 1000 Deense kronen aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.
Mr. Breukink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Den Haag, district recherche Den Haag Centrum, met nummer 2018326241. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van [verbalisant] van 21 juli 2018 (p. 15).
3.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 30 juli 2018 (p. 27).
4.Het proces-verbaal van [verbalisant] van 21 juli 2018 (p. 15).
5.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van [verbalisant] en [verbalisant] van 14 november 2018.
6.De rapportages van het NFI van ing. A.B.M. van Esch-de Bruin van 3 oktober 2018 en van
7.De rapportages van het NFI van ing. P.H. Wallinga van 4 oktober 2018.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 december 2018, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.