Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoeker] ,
[verzoekster] ,
Het procesverloop
De beoordeling
- Santander ad € 33.166,41, 2014;
- ENO ad € 4.076,90, 2014;
- ICS ad € 4.010,27, 2016 (jaar ontstaan achterstand);
- ABN AMRO Bank ad € 3.211,83, 2013.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak hebben [verzoeker] en [verzoekster], gehuwd in gemeenschap van goederen, een verzoekschrift ingediend voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeken zijn behandeld op 10 september 2018, waarbij beide verzoekers aanwezig waren, vergezeld door een zoon die als tolk fungeerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers een aanzienlijke schuldenlast hebben, voornamelijk door belastingtoeslagen en andere schulden, die zijn ontstaan door een combinatie van overbesteding en het niet correct opgeven van hun inkomsten aan de belastingdienst.
De rechtbank oordeelt dat de verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij te goeder trouw zijn geweest in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek. De schulden aan de belastingdienst zijn ontstaan door het niet correct opgeven van hun inkomsten, wat hen ernstig kan worden verweten. Daarnaast is de lening bij Santander, die is aangegaan in een problematische financiële situatie, ook als verwijtbaar beschouwd. De rechtbank concludeert dat er sprake is van jarenlange overbesteding en dat de verzoekers niet hebben aangetoond dat zij zich zullen inspannen om hun schulden af te lossen.
De rechtbank wijst de verzoeken af, waarbij ook wordt opgemerkt dat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. De rechtbank heeft geen gronden gevonden voor een beroep op de hardheidsclausule, aangezien er geen bijzondere omstandigheden zijn die het ontstaan van de schulden rechtvaardigen. De beslissing is genomen door mr. M.C. Bosch en is uitgesproken op 24 september 2018, met de mogelijkheid voor de schuldenaren om binnen acht dagen hoger beroep aan te tekenen.