ECLI:NL:RBOVE:2018:521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
6417657 \ CV EXPL 17-6784
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders voor benadeling van schuldeiser door onbetaald blijven van vordering op vennootschap

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiser vorderde hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een bedrag van € 3.730,42, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering was gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid, omdat de gedaagden als bestuurders van Flevotegel B.V. zouden zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen, waardoor de vordering van eiser op Flevotegel onbetaald en onverhaalbaar bleef.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De enkele omstandigheid dat Flevotegel haar verplichtingen niet is nagekomen, is onvoldoende voor aansprakelijkheid van de bestuurders. De rechter heeft benadrukt dat er een hoge drempel geldt voor bestuurdersaansprakelijkheid en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om ook de bestuurders aansprakelijk te stellen. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat gedaagden wisten of redelijkerwijs moesten begrijpen dat Flevotegel niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden op nihil zijn begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6417657 \ CV EXPL 17-6784
Vonnis van 30 januari 2018
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.F. Vanhommerig,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij, hierna gezamenlijk te noemen gedaagden en afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 november 2017;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 december 2017, met daaraan gehecht een brief
d.d. 4 januari 2018 van [A] namens gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is bestuurder van PFT Holding B.V., welke vennootschap bestuurder is van Flevotegel B.V. (hierna: Flevotegel). [gedaagde 2] is bestuurder van Clean World Nederland B.V., welke vennootschap eveneens bestuurder is van Flevotegel. Flevotegel heeft haar bedrijfsactiviteiten gestaakt per 1 april 2016, vanwege ziekte van de manager, de zoon van [gedaagde 2] .
2.2.
[B] heeft diverse roerende zaken verkocht en geleverd aan Flevotegel. In dat kader heeft [B] in de periode oktober tot en met december 2015 diverse facturen verzonden aan Flevotegel ten bedrage van in totaal € 2.429,69. [B] heeft de vordering gecedeerd aan [eiser] .
2.3.
Bij verstekvonnis van 15 juni 2016 heeft de kantonrechter in Midden-Nederland de vorderingen van [eiser] op Flevotegel toegewezen, in die zin dat Flevotegel een bedrag van € 2.338,86 dient te betalen, te vermeerderen met de proceskosten. Bij de toewijzing van de vordering is rekening gehouden met een tweetal betalingen van Flevotegel ten bedrage van € 205,46 respectievelijk € 413,78. Flevotegel heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen het verstekvonnis.
2.4.
Bij brieven van 26 juni en 11 juli 2017 heeft [eiser] gedaagden als (indirect) bestuurders aansprakelijk gesteld voor de geleden schade als gevolg van het onbetaald laten van de vorderingen van [eiser] op Flevotegel.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 3.730,42, te vermeerderen met de wettelijke rente en met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of gedaagden als bestuurders aansprakelijk zijn voor benadeling van [eiser] als schuldeiser van Flevotegel door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van zijn vordering op die vennootschap.
4.2.
Bij de beantwoording van die vraag stelt de kantonrechter voorop dat het enkele feit dat Flevotegel haar verplichtingen jegens [eiser] niet is nagekomen, onvoldoende is voor het aannemen van aansprakelijkheid van de bestuurders. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt een hoge drempel voor aansprakelijkheid van bestuurders. Slechts onder bijzondere omstandigheden zullen, behalve de vennootschap, ook gedaagden als bestuurders van die vennootschap jegens [eiser] aansprakelijk kunnen zijn. Daartoe is vereist dat de bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en de ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval. Indien de bestuurder namens de vennootschap een verbintenis is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt, kan persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder worden aangenomen indien deze bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden (zie bijvoorbeeld HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627).
4.3.
Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat om twee redenen sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. Allereerst omdat de bestuurders voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten waarvoor [B] de onderhavige facturen heeft verzonden het vertrouwen hebben gewekt dat Flevotegel kredietwaardig was. Op 19 oktober 2015 zijn afspraken gemaakt over de betaling en vervolgens zijn de bestellingen gedaan. De bestuurders hadden toen al moeten weten dat zij vanwege de betalingsproblemen niet zomaar bestellingen konden doen. Zij moesten extra zorgvuldigheid betrachten, aldus [eiser] . Daarnaast hebben de bestuurders nog een andere vennootschap, namelijk Kitchen Select B.V. Deze vennootschap zou dezelfde bedrijfsactiviteiten hebben als Flevotegel en op hetzelfde adres. Die constructie wekt volgens [eiser] de schijn dat de kosten voor de bestellingen worden gemaakt in de ene vennootschap die niet meer actief is, terwijl de bestelde goederen worden gebruikt in de vennootschap die nog wel actief is.
4.4.
Nog daargelaten de vraag of de vordering van [eiser] op Flevotegel onverhaalbaar is, heeft [eiser] onvoldoende aangevoerd om een persoonlijk ernstig verwijt van gedaagden te kunnen vaststellen. Onvoldoende gesteld of gebleken is dat gedaagden ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomsten wisten of redelijkerwijze behoorden te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou kunnen bieden.
4.5.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. De op 19 oktober 2015 gemaakte afspraken zagen juist op het feit dat er betalingsproblemen waren, waarvan [eiser] op de hoogte was. In dat kader zijn bijzondere (betaal)afspraken gemaakt. Niet gesteld of gebleken is uit welke feiten of omstandigheden kan worden afgeleid dat gedaagden ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten (kort na deze afspraken) al hadden moeten weten dat Flevotegel niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Overigens zijn de afspraken gemaakt door de zoon van [gedaagde 2] , [C] , en is onvoldoende duidelijk geworden wat de precieze rol van gedaagden hierbij was. Voorts is het enkele feit dat er op hetzelfde adres een andere vennootschap staat ingeschreven met (volgens het handelsregister) dezelfde bedrijfsactiviteiten onvoldoende om een persoonlijk ernstig verwijt aan te nemen van gedaagden. [eiser] heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat de door hem gesuggereerde gang van zaken - het boeken van kosten in de ene vennootschap en het gebruik van de goederen in de andere vennootschap - heeft plaatsgevonden. Bovendien hebben gedaagden afdoende toegelicht dat de andere vennootschap een keukenzaak betreft op de eerste verdieping van het pand en dat Flevotegel enkel handelde in tegels op de begane grond.
4.6.
Al met al betekent het vorenstaande dat ter zake van de benadeling door Flevotegel geen sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt aan de zijde van gedaagden, zodat de vorderingen van [eiser] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid zullen worden afgewezen, met inbegrip van de nevenvorderingen.
4.7.
De kantonrechter zal [eiser] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagden begroot op nihil;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.