ECLI:NL:RBOVE:2018:597

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
26 februari 2018
Zaaknummer
211704 KG RK 17-1321
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
  • G. van Eerden
  • W. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kinderrechter mr. J.H. Olthof wegens vermeende vooringenomenheid en belangenverstrengeling

In deze zaak heeft verzoekster op 14 december 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.H. Olthof, kinderrechter bij de Rechtbank Overijssel, vanwege vermeende vooringenomenheid en belangenverstrengeling. De wrakingskamer heeft op 9 februari 2018 uitspraak gedaan. Verzoekster stelde dat mr. Olthof tijdens een zitting op 30 mei 2017 een opmerking had gemaakt die duidde op vooringenomenheid. Daarnaast voerde zij aan dat mr. Olthof nevenfuncties bekleedde die een belangenverstrengeling zouden kunnen opleveren, aangezien de tegenpartij in de procedure bij dezelfde organisatie werkzaam was. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster niet tijdig had gewraakt op basis van de opmerking van mr. Olthof en omdat de nevenfuncties van mr. Olthof, die in het verleden waren vervuld, niet meer relevant waren. De wrakingskamer oordeelde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: 211704 KG RK 17-1321
Beslissing van 9 februari 2018
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Bij verzoekschrift van 14 december 2017 heeft [verzoekster] (hierna: [verzoekster] ) het verzoek tot wraking gedaan van mr. J.H. Olthof, (kinder)rechter in deze rechtbank (hierna: mr. Olthof) en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder nummer [nummer] . De zaak betreft een geschil omtrent hoofdverblijf en zorgregeling als bedoeld in art. 1: 253a BW.
1.2.
Mr. Olthof heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 26 januari 2018 in het openbaar behandeld. [verzoekster] is in persoon verschenen en heeft haar verzoek mondeling nader toegelicht.

2.Het wrakingsverzoek

[verzoekster] heeft in haar verzoekschrift twee gronden voor het verzoek aangevoerd:
1. Volgens [verzoekster] heeft mr. Olthof iets gezegd ter zitting van 30 mei 2017 dat wijst op vooringenomenheid. Tijdens de zitting heeft hij haar gediskwalificeerd als moeder en als opvoeder door de opmerking “moest mij als moeder maar eens afvragen of ik het wel goed deed als moeder als mijn zoon deze uitspraken had”. Volgens [verzoekster] zijn er geen feitelijke contra-indicaties in de afgelopen 16 jaar die deze opmerking kunnen staven noch is één actie een aanwijzing om tot deze opmerking te komen.
2. Er bestaat belangenverstrengeling bij mr. Olthof vanwege zijn nevenfuncties en vanwege bekenden, als ook collega’s, bij de zaak betrokken. De belangenverstrengeling blijkt uit het volgende. Mr. Olthof is:
- bestuurslid binnen het [instelling 1] , onderdeel van Dimence, terwijl de tegenpartij in de onder 1.1. genoemde procedure (de vader) werkzaam is bij die organisatie als [functie] ;
- voorzitter bij Lorna Wing, onderdeel van Dimence, terwijl de tegenpartij daar werkzaam is, als [functie] ;
- lid van de sponsorcommissie van de voetbalclub [naam 1] te [plaats] terwijl één van de partijen lid is als speler van deze voetbalclub;
- lid van de klachtencommissie discriminatie en ongewenste intimiteiten van een aantal samenwerkende Prot.Chr. Scholengemeenschappen [naam 2] te Almelo, terwijl partijen daar naar school gaan.
[verzoekster] heeft haar verzoek nader toegelicht ter zitting. In het kader van de belangenverstrengeling heeft zij gewezen op de Leidraad van de NVVR 2014. Er kan sprake zijn van belangenverstrengeling door nevenfuncties en in het onderhavige geval zijn de nevenfuncties van mr. Olthof schadelijk voor haar zaak. De rechter heeft een meldplicht ten aanzien van nevenfuncties en de gegevens dienen jaarlijks bijgewerkt te worden, tot 6 jaar terug, gelet op aanbeveling 11. [verzoekster] stelt steeds dezelfde rechter te krijgen (in 2010 en 2011 deed mr. Olthof ook haar zaak) en zij heeft in dat verband gewezen op aanbeveling 16. [verzoekster] vertrouwt de rechter niet meer.
Met betrekking tot de opmerking ter zitting heeft mr. Olthof zich ten onrechte laten leiden door één gesprek terwijl geldt: één signaal is geen signaal.

3.Het standpunt van mr. Olthof

Mr. Olthof heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek. Ten aanzien van de eerste grond heeft hij onder meer opgemerkt dat hij op de betreffende zitting aan beide ouders heeft verteld wat hun kind in het (eerder gevoerde) kind/jongerengesprek heeft gezegd. In dat gesprek had de oudste zoon van de ouders onaardige dingen over de moeder, [verzoekster] , gezegd, en dat zal hij haar hebben voorgelegd. Daarbij kan hij hebben opgemerkt dat, als de moeder zich niet herkende in hetgeen de oudste zoon heeft gezegd, ook als het niet waar is wat het kind zegt, een ouder zich toch zou moeten afvragen waarom een kind dan zoiets (onwaars) zegt. Hij sluit beslist niet uit dat hij in dat kader iets in de trant van de door [verzoekster] aangehaalde opmerking heeft gezegd.
Mr. Olthof ziet niet in dat [verzoekster] door zo’n opmerking redelijkerwijs moet vermoeden dat hij vooringenomen is en dat zij geen onpartijdig oordeel meer van hem mag verwachten.
Ten aanzien van de tweede grond merkt hij op dat hij de door [verzoekster] aangevoerde nevenfuncties (op één na) al langere tijd niet meer vervult. De door [verzoekster] geraadpleegde registratie was niet actueel. Het meest recente overzicht van zijn nevenbetrekkingen, zoals dat op rechtspraak.nl is vermeld, heeft hij meegestuurd als bijlage bij zijn schriftelijke reactie.
- Bestuurslid van RIAGG is hij geweest tot 2001 of 2002. Daarna is hij 12 jaar bestuurslid geweest van het Elisabethfonds, door [verzoekster] niet genoemd.
- Lorna Wing is een onderdeel van Dimence. Lorna Wing heeft een afdeling/paviljoen voor kort, lang en permanent verblijf van cliënten met een stoornis in autistisch spectrum.
Daarnaastbestaat sinds een paar jaar de stichting “Vrienden van Lorna Wing”, die zich ten doel stelt om geld te genereren door sponsoring of anderszins om extraatjes voor de bewoners van Lorna Wing te kunnen realiseren, die niet uit de gewone middelen van Dimence/Lorna Wing bekostigd kunnen worden. Op 22 februari a.s. neemt hij afscheid als voorzitter van de stichting Vrienden van Lorna Wing en dan heeft hij er een kleine dertig jaar als (altijd onbezoldigd) bestuurslid binnen de GGZ opzitten. Al die jaren is hij nooit betrokken geweest bij de dagelijkse werkzaamheden van directie of personeel in achtereenvolgens- [instelling 1] , [instelling 2] , Dimence of Lorna Wing. Hij kent geen medewerkers en dus ook de tegenpartij, de vader, niet.
- Hij is lid geweest van een sponsorcommissie van de voetbalclub [naam 1] , maar aan die activiteiten is ongeveer 15 jaar geleden een einde gekomen. Het was hem ook niet bekend dat vader of een van de kinderen speler is bij die voetbalclub. Af en toe bezoekt hij daar nog wedstrijden.
- Bestuurslid van de Christelijke Scholengemeenschap [naam 2] in Almelo is hij geweest tot ongeveer 1995/1996. Van betrokkenheid bij een klachtencommissie discriminatie en ongewenste intimiteiten van een aantal samenwerkende protestants christelijke scholengemeenschappen is geen sprake.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
De eerste door [verzoekster] aangevoerde grond, dat mr. Olthof ter zitting van 30 mei 2017 iets heeft gezegd dat wijst op vooringenomenheid, leidt niet tot toewijzing van het verzoek. Enerzijds omdat het verzoek niet tijdig is gedaan: volgens artikel 37 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, en dat was ter zitting van 30 mei 2017, terwijl het verzoek om wraking pas medio december 2017 is gedaan, en dat is te laat.
Anderzijds omdat de betreffende opmerking in wezen betreft de manier waarop [verzoekster] door mr. Olthof is bejegend. Voor zover de opmerking al als onbehoorlijk of onbegrijpelijk kan worden gekwalificeerd gelet op de door mr. Olthof gestelde -en door [verzoekster] niet betwiste- gang van zaken ter zitting, is voor dergelijke klachten een wrakingsprocedure niet bedoeld. [verzoekster] kan daarover desgewenst een klacht indienen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening partijdigheid van mr. Olthof tegen [verzoekster] besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, heeft [verzoekster] verder niet aangevoerd.
4.3.
Met betrekking tot de tweede grond, belangenverstrengeling door de nevenfuncties van mr. Olthof, wordt het volgende overwogen. [verzoekster] heeft in dit verband gewezen op de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak (gepubliceerd op rechtspraak.nl). De leidraad richt zich in eerste instantie tot rechters maar kan ook partijen houvast bieden in kwesties over onpartijdigheid en integriteit van de rechter.
In de Leidraad is onder meer opgenomen dat de rechter er voor zorgt:
- geen zaak te behandelen waarbij als procespartij iemand uit zijn persoonlijke of zakelijke kennissenkring betrokken is. Wanneer een overige procesdeelnemer behoort tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter, kan dit de rechter noodzaken tot het niet behandelen van die zaak (aanbeveling 2);
- geen zaken te behandelen waarbij hij, uit hoofde van een nevenfunctie, zodanig betrokken is dat zijn rechterlijke onpartijdigheid ter discussie zou komen te staan. Onder nevenfuncties worden in ieder geval ook verstaan vroegere nevenfuncties die in de afgelopen drie jaar zijn vervuld (aanbeveling 4).
Voorts ziet de rechter zelf mede toe op (de juistheid en actualiteit van) de registratie van nevenfuncties en hoofdbetrekkingen (slotzin aanbeveling 10).
De door [verzoekster] aangehaalde termijn van 6 jaar in aanbeveling 11 speelt in de onderhavige zaak overigens geen rol; deze termijn ziet slechts op het publiceren van hoofd- en nevenbetrekkingen die de rechter bekleedde vóór de benoeming tot rechter.
4.4.
De wrakingskamer heeft ambtshalve het Nevenfunctieregister (via rechtspraak.nl/ namenlijst.rechtspraak.nl) geraadpleegd. De nevenfuncties van mr. Olthof bij ’ [naam 2] , de voetbalclub [naam 1] en het [instelling 1] staan daarin niet (meer) vermeld. Het is de wrakingskamer niet duidelijk of deze gegevens zijn geactualiseerd na raadpleging van dit register door [verzoekster] of dat [verzoekster] een (verouderd) register op een andere website heeft geraadpleegd. Voor zover de gegevens pas recent zijn bijgewerkt is dit niet zorgvuldig gelet op de verplichting het register juist en actueel te houden, waarop mede de rechter zelf dient toe te zien. Wat hier ook precies van zij, het levert geen wrakingsgrond op.
4.5.
Het is de wrakingskamer gebleken dat de nevenfuncties van mr. Olthof bij [naam 2] , de voetbalclub [naam 1] en destijds het [instelling 1] zijn uitgevoerd in een ver verleden, respectievelijk tot 1995/1996, 2002 en 2001/2002. Door het tijdsverloop spelen deze nevenfuncties in beginsel geen rol meer. De nevenfunctie bij Stichting Vrienden van Lorna Wing is nog wel actueel en het staat vast dat Stichting Vrienden van Lorna Wing een link heeft met Dimence, waar de tegenpartij van [verzoekster] (de vader) als [functie] werkt.
4.6.
De organisaties waarbij mr. Olthof nevenfuncties vervult/ heeft vervuld spelen zelf geen rol in die zin dat zij procespartij zijn of dat de belangen van die organisaties in het geding zijn. Het gaat [verzoekster] er om dat haar wederpartij in de procedure (de vader) dan wel (één van) haar bij de procedure betrokken kinderen verbonden zijn aan dezelfde organisatie als waar de rechter aan verbonden is/was, en dat de rechter daarom niet meer objectief is.
Het enkele feit dat zij direct of indirect zijn verbonden aan dezelfde organisatie, voor zover daarvan in het onderhavige geval al sprake is, levert nog geen grond voor vooringenomenheid op. Het gaat in deze zaak om de vraag of er een feitelijke relatie was, of de vader en/of (één van) de kinderen van [verzoekster] behoren of behoorden tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van mr. Olthof, als bedoeld in aanbeveling 2 van de Leidraad. [verzoekster] heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Zij stelt wel dat haar wederpartij, de vader, elke werknemer binnen Dimence ondersteuning en scholing geeft op het gebied van [functie] maar mr. Olthof is geen werknemer van Dimence en ook niet direct verbonden aan Dimence. Mr. Olthof heeft in dat kader aangegeven niet te hebben geweten dat de kinderen naar de betreffende school/voetbalclub gaan noch dat de vader werkt bij Dimence.
4.7.
Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door [verzoekster] aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert, als bedoeld onder 4.1.
4.8.
Pas bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft [verzoekster] gewezen op aanbeveling 16 luidende: “De rechter dient zich ervan bewust te zijn dat zijn onpartijdigheid ter discussie kan komen te staan vanwege zijn eerdere bemoeienis als rechter met een bepaalde zaak. Voorts kan de onpartijdigheid van de rechter worden beïnvloed indien hij herhaaldelijk zaken van eenzelfde procespartij behandelt”.
[verzoekster] heeft in dit verband aangevoerd dat mr. Olthof ook in 2010 en 2011 haar zaak heeft gedaan.
Volgens artikel 37 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Uit die bepaling in samenhang met lid 4 volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden die aan de verzoeker pas nadat hij het wrakingsverzoek heeft gedaan, bekend zijn geworden, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Niet gesteld of gebleken is dat deze bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aangevoerde omstandigheid pas na het wrakingsverzoek aan [verzoekster] bekend is geworden. Met deze grond kan daarom geen rekening worden gehouden. Bovendien geldt als uitgangspunt dat de enkele omstandigheid dat een rechter al eerder bemoeienis heeft gehad met een zaak, onvoldoende is om partijdigheid aan te nemen. Bijkomende omstandigheden kunnen dit anders maken, maar dergelijke omstandigheden zijn niet door [verzoekster] aangevoerd.
4.9.
Het verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen voor zover het ziet op de nevenfuncties, voor zover het ziet op de opmerking ter zitting van 30 mei 2017 zal zij niet ontvankelijk worden verklaard.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking voor zover het ziet op hetgeen is voorgevallen ter zitting van 30 mei 2017;
- wijst het verzoek af voor zover het ziet op de nevenfunctie(s) van mr. Olthof.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J.A.O.M. van Aerde, G. van Eerden en
W. Hangelbroek, in tegenwoordigheid van de griffier mr. W. Nijkamp en in openbaar uitgesproken op 9 februari 2018. Deze beslissing is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.