De feiten en omstandigheden
Op 4 juli 2015 om 02.00 uur wordt via de drugshotline een anonieme melding gedaan, dat een grijze personenauto van het merk BMW met kenteken [kenteken] via Berlijn-Hamburg en Oldenburg naar Nederland komt en dat 1,2 miljoen euro in de auto is verborgen.De melding is doorgegeven via het info- en coördinatiecentrum Nedersaksen en de Meldkamer Osnabrück aan de meldkamer Oost-Nederland. In die melding wordt een bedrag van
€ 100.000,- genoemd.
Om 03.19 uur in dezelfde nacht is voornoemde auto gesignaleerd rijdend op de A1 richting Hengelo. Ter hoogte van Rijssen is de bestuurder aangesproken en is de auto met toestemming van de bestuurder summier onderzocht. De bestuurder heeft verklaard geen groot geldbedrag bij zich te hebben. Wegens gebrek aan licht en ruimte voor een goed onderzoek en de harde verdenking door de melding uit Duitsland is de bestuurder, die zich identificeerde als [verdachte] en die antecedenten bleek te hebben, aangehouden op verdenking van witwassen.
Op 4 juli 2015 vanaf 08.10 uur is de BMW onderzocht. In de auto worden in een afgesloten verborgen ruimte bij de bedieningspanelen een enveloppe met een bedrag van € 66.000,- en twee gesealde pakketten met een geldbedrag erin aangetroffen.In de twee gesealde pakketten zat een geldbedrag van in totaal € 110.000,-. Alle 200 eurobiljetten hadden landcode X en de 100 euro biljetten hadden landcode S. De biljetten hadden een volgend serienummer.
De verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen ten aanzien van de herkomst van het geldbedrag.
Op 6 april 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij het geldbedrag voor de heer [naam] ter betaling van de luxe personenauto moest afleveren.
De heer [naam] heeft verklaard dat hij een bedrijf heeft in auto’s en een bedrijf in verzekeringen waarmee hij veel geld heeft gegenereerd. De heer [naam] heeft verklaard dat de verdachte voor hem een auto moest halen, een Mercedes Benz G63 AMG waarvoor de verdachte het geldbedrag van € 176.000,- moest betalen, welk bedrag de heer [naam] contant aan de verdachte heeft meegegeven. De heer [naam] heeft verklaard dat hij geen namen kan geven van klanten. De heer [naam] heeft verklaard dat hij het geldbedrag in delen heeft opgenomen en dat een deel van het geld in een envelop zat en twee andere delen in plastic.
Uit bankafschriften van de periode van 1 januari 2015 tot 4 december 2015 volgt dat voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte 15 afschrijvingen van de banrekening van [naam] zijn gedaan, waarvan acht contante opnames, tot in totaal een bedrag van
€ 114.500,-.
De verdachte heeft verklaard dat hij zelf de verborgen bergruimte in de BMW met kenteken [kenteken] heeft laten maken.
4.3.1De beslissing ten aanzien van het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting
Bewijsuitsluiting – als sanctie op vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek – kan uitsluitend aan de orde komen indien door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden.
De rechtbank stelt op basis van voornoemde feiten en omstandigheden vast dat sprake is van een duidelijke en concrete melding en dat de aanhouding pas heeft plaatsgevonden nadat de in de melding duidelijk gespecificeerde personenauto ook daadwerkelijk op de gemelde route is gesignaleerd en was gebleken dat bestuurder antecedenten bleek te hebben op het gebied van de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank bestond op dat moment voldoende verdenking in de zin van artikel 27 Sv en was de aanhouding van verdachte rechtmatig.
Op basis van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of enig rechtsbeginsel, zodat geen sprake is van een situatie die noopt tot bewijsuitsluiting. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de verdediging hieromtrent.
4.3.2De bewijsoverwegingen
- het juridisch kader
Ten eerste moet worden vastgesteld of aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Van belang kan zijn of verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan voormelde vereisten voldoet.
Zodra het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te verrichten naar de uit de verklaringen van verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat daarom een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. Als er geen concrete legale bron kan worden vastgesteld, kan het niet anders zijn dan dat de herkomst van het geld een criminele bron is. Een duidelijk gronddelict behoeft niet te worden aangewezen.
- feiten en omstandigheden van dien aard dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt vast dat de verdachte reed in een personenauto met daarin op een verborgen plaats een relatief groot geldbedrag, te weten € 176.000,-. De rechtbank is van oordeel dat op grond daarvan zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Het geldbedrag van € 200,- is aangetroffen in de fouillering van de verdachte nadat hij is aangehouden. Verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag van € 200,- zijn eigendom is. Ten aanzien van deze € 200,- bestaat geen vermoeden van witwassen. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit ten aanzien van het geldbedrag van € 200,- dan ook niet bewezen en zal verdachte van dit deel vrijspreken.
- verklaring van verdachte ten aanzien van de herkomst van het bedrag van € 176.000,-
De verdachte heeft zich ten aanzien van de herkomst van het in de auto aangetroffen bedrag van € 176.000,- eerst op zijn zwijgrecht beroepen. Na verloop van negen maanden heeft de verdachte verklaard dat het geld afkomstig is uit legale autohandel en toebehoort aan de heer [naam] . Het geldbedrag zou zijn bedoeld voor de betaling van een luxe personenauto door de heer [naam] en de verdachte had het geldbedrag op het moment van aanhouding onder zich ter betaling van de betreffende auto.
- onderzoek naar de uiteindelijke verklaring van de verdachte voor de herkomst van het geld
Naar de verklaring van verdachte ten aanzien van de herkomst van het geld is door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan.
De rechtbank ziet zich nu gesteld voor de vraag of uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat daarom een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
- ten aanzien van het geldbedrag van € 176.000,-
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten aanzien van de herkomst van het bedrag van
€ 176.000,- niet van meet af aan een verklaring heeft afgelegd, maar pas in een later stadium heeft verklaard dat het geld afkomstig was van de heer [naam] en bedoeld was voor betaling van een door de heer [naam] gekochte luxe personenauto. Verdachte heeft aldus pas op een laat stadium tegenwicht geboden tegen de verdenking. De rechtbank weegt dit mee in de beoordeling.
De verklaring van verdachte dat het bedrag van € 176.000,- aan de heer [naam] toebehoort, wordt weliswaar ondersteund door de verklaring van de heer [naam] zelf, maar de specifieke onderdelen van die verklaring van de heer [naam] die kunnen worden gecontroleerd, te weten de klantgegevens en de koopovereenkomst betreffende de auto dan wel andere stukken ter bevestiging van de overeenkomst, worden door de verdachte en de heer [naam] niet gegeven. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verklaring van de heer [naam] , dat hij het geldbedrag in contanten heeft opgenomen, niet klopt nu het totaalbedrag aan contante opnamen van zijn bankrekening lager is dan het onderhavige geldbedrag. De rechtbank weegt hierbij mee dat de aangetroffen biljetten opeenvolgende serienummers hebben, hetwelk zeer onwaarschijnlijk is in geval van het doen van kleinere contante opnamen op verschillende momenten gedurende een langere periode.
Onder deze omstandigheden, mede gelet op het late moment waarop de verdachte met een verklaring voor de herkomst van het geld is gekomen, kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 176.000,- een legale herkomst heeft. Aldus is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van dit geld een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring is.
- conclusie
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit ten aanzien van het geldbedrag van € 176.000,- heeft begaan.