Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser 1] c.s.
- de pleitnota van ING.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
527,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de opheffing van een op 1 december 2017 door ING Bank N.V. gelegd conservatoir beslag op hun onroerende zaak. De eisers stelden dat de vordering van ING was verjaard en dat het beslag onrechtmatig was, omdat de onroerende zaak op naam stond van niet-schuldenaar [eiser 2]. ING voerde verweer en stelde dat zij tijdig had gesommeerd tot betaling en dat er geen sprake was van verjaring. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van ING niet was verjaard, omdat ING diverse aanmaningen had gestuurd en daarmee haar recht op nakoming had voorbehouden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van ING bij handhaving van het beslag zwaarder woog dan het belang van eisers bij opheffing van het beslag. De vorderingen van eisers werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.