ECLI:NL:RBOVE:2018:859

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
08/770220-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van grootvader voor ontuchtige handelingen met minderjarige kleindochter

Op 20 maart 2018 heeft de Rechtbank Overijssel een 67-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en 3 dagen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd schuldig bevonden aan ontuchtige handelingen met zijn zevenjarige kleindochter. Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf kreeg hij ook een taakstraf van 180 uren en werd hij veroordeeld tot het betalen van €288,- schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn kleindochter en ontuchtige handelingen met haar had gepleegd. De feiten vonden plaats tussen juni 2015 en januari 2017 in Hengelo en Enschede. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en de ondersteunende getuigenissen overtuigend en kwam tot de conclusie dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en de kans op herhaling werd als laag ingeschat. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door de bewezen feiten was toegebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770220-17 (P)
Datum vonnis: 20 maart 2018
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1950 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 maart 2018.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M. van Leussen, advocaat te Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige kleindochter, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:met zijn minderjarige kleindochter ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en met 31 januari 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Enschede, in de gemeente Enschede, met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten, het duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] en/of (daarbij) drukkende en/of trillende beweging(en) te maken;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en met 31 januari 2017 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of te Enschede, gemeente Enschede,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het één of meermalen betasten/bevoelen van en/of wrijven/strelen over de vagina en/of schaamlippen, althans de schaamstreek en/of
- het laten vastpakken en/of vasthouden van en/of knijpen in zijn, verdachtes, penis.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - overeenkomstig de inhoud van het op schrift gestelde requisitoir - gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft - overeenkomstig zijn pleitnota - betwist dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen, zodat verdachte te dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De verdediging erkent dat verdachte de onder 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd, met dien verstande dat de periode dient te worden beperkt van augustus 2015 tot hooguit februari 2016.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde onder 1 heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer] heeft tijdens een studioverhoor onder meer verklaard dat verdachte aan haar plasser kriebelde, en wel “tussen de plasser, in het gleufje”.. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van de speltherapeut aan wie verdachte heeft verteld dat hij [slachtoffer] tussen haar schaamlippen heeft gekriebeld, met zijn vinger met een trillende beweging.
Ter terechtzitting van de rechtbank heeft verdachte erkend dat hij het geslachtsdeel van zijn kleindochter [slachtoffer] heeft betast en daarbij onder meer trillende bewegingen met zijn vingers heeft gemaakt. Eerder heeft hij tijdens een politieverhoor verklaard dat hij eenmalig misschien even met zijn vinger tussen de schaamlippen is geweest. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte met vingers tussen de schaamlippen van het slachtoffer is geweest. Gelet op de tekst en de strekking van de term "seksueel binnendringen van het lichaam" zoals deze in het licht van de wetsgeschiedenis moet worden bezien, valt genoemde handeling naar het oordeel van de rechtbank onder ‘seksueel binnendringen van het lichaam’, waarmee dit bestanddeel wettig en overtuigend bewezen is. Het verweer van de raadsman faalt.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit ter terechtzitting van 6 maart 2018 heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
het proces-verbaal van aangifte van 16 mei 2017, voor zover inhoudende de aangifte door [naam 1] namens [slachtoffer] ;
het proces-verbaal van bevindingen van 7 juni 2017, inhoudende de weergave van het studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 30 mei 2017;
het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 maart 2018, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Periode
Uit de verklaring van aangeefster, de moeder van [slachtoffer] , blijkt dat [slachtoffer] haar moeder eind 2015 heeft verteld dat verdachte ontuchtige handelingen met haar pleegde. Hoewel verdachte vanaf dat moment niet meer alleen mocht zijn met [slachtoffer] , hebben zich toch twee incidenten voorgedaan waarbij wederom ontuchtige handelingen door verdachte zijn verricht. Verdachte heeft beide incidenten bekend. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de strafbare feiten hebben plaatsgevonden in de periode van december 2015 tot
1 maart 2016.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van december 2015 tot 1 maart 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en te Enschede, in de gemeente Enschede, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten, het duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] en daarbij drukkende en/of trillende bewegingen te maken;
2.
hij op tijdstippen in de periode van december 2015 tot 1 maart 2016 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en te Enschede, gemeente Enschede, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het betasten/bevoelen van en/of wrijven/strelen over de vagina en/of schaamlippen, althans de schaamstreek en/of
- het laten vastpakken en vasthouden van en knijpen in zijn, verdachtes, penis.
De rechtbank de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden verbonden, te weten het zich houden aan de meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling/educatie en alleen onder toezicht contact met [slachtoffer] voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit, conform het advies van de reclassering, aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer drie maanden ontucht gepleegd met zijn toen zevenjarige kleindochter. Het misbruik bestond uit het betasten van haar geslachtsdeel, waarbij ook sprake is geweest van het met de vingers seksueel binnendringen van het lichaam. Het misbruik vond plaats in de woning van verdachte en ook bij het slachtoffer thuis. Verdachte heeft door zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de kleindochter die op die momenten aan zijn zorg was toevertrouwd. Met zijn handelen heeft hij bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij genoot als grootvader en vader binnen de familie. Ook ter zitting lijkt verdachte nog onvoldoende te zijn doordrongen van het laakbare van zijn handelen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn kleindochter de handelingen prettig vond en het initiatief voor de handelingen bij het kind neergelegd. Verdachte heeft aldus volledig miskend dat zijn kleindochter juist bescherming behoeft tegen dergelijke seksuele gedragingen door een volwassene. Het is een feit van algemene bekendheid, gestaafd door wetenschappelijk onderzoek, dat slachtoffers van seksueel misbruik de psychische en lichamelijke gevolgen daarvan dikwijls nog lange tijd met zich mee dragen.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten wordt opgelegd.
Over verdachte is op 9 oktober 2017 een pro justitia rapport uitgebracht opgemaakt door
drs. P.J. Jansen, GZ-psycholoog/orthopedagoog. Er is door de psycholoog geen pathologie bij verdachte vastgesteld, evenmin zijn in zijn historie aanwijzingen voor seksueel afwijkend of anderszins pathologisch gedrag. De kans op herhaling wordt laag ingeschat. Geadviseerd wordt, indien de feiten zijn bewezen, aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport. Ook de reclassering adviseert in het op 1 maart 2018 uitgebrachte advies tot oplegging van een voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 juli 2017, niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en drie dagen moet worden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbinden. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd omdat dat rechtbank rekening houdt met de gevorderde leeftijd van verdachte en zijn gezondheidssituatie. Ook komt de rechtbank tot een kortere bewezenverklaarde periode dan de officier van justitie.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De wettelijk vertegenwoordiger (vader [naam 2] ) van [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 868,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de kosten speltherapie “Het Speelbos”
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gemotiveerd betoogd dat de vordering moet worden afgewezen omdat de therapie verband houdt met de echtscheiding van de ouders en niet met het misbruik. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat vier sessies dienen te worden vergoed omdat alleen daar over het misbruik is gesproken.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . De rechtbank leidt uit het verhoor van mevrouw [naam 3] in combinatie met het bij de vordering gevoegde zorgkostenoverzicht af dat vier sessies á € 72 aan het misbruik zijn gewijd. De opgevoerde schadepost is derhalve tot zover voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 288,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. Voor het overige zal de rechtbank de vordering, bij gebreke van causaal verband met de bewezen verklaarde feiten, afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6(
zes) maanden en
3 (drie) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6(
zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, kantoor Enschede, [adres 2] op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen/educatie volgt, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek/behandelaar zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze – direct of indirect - contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, wonende [adres 3] , ook niet als deze contact met verdachte zoekt of laat zoeken. Op geen enkele wijze, direct of indirect, betekent: op geen enkele denkbare manier, dus ook niet per e-mail, WhatsApp, iMessage of sociale media zoals Facebook of Twitter. Dit geldt niet voor contacten onder leiding van de reclassering of onder leiding van een door de reclassering ingeschakelde therapeut, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de wettelijk vertegenwoordiger [naam 2] van [slachtoffer] van een bedrag van € 288,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 288,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast, Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. E. Venekatte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2018.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
1. Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 1] van 16 mei 2017, onder meer inhoudende, als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven (pagina 18):

Ik ben als regisseur werkzaam bij de afdeling Jeugd en Gezin van de gemeente Hengelo (O). In deze hoedanigheid had ik contact met [naam 2] en [naam 4] en hun 9-jarige dochter [slachtoffer] . Tijdens deze contacten, via de speltherapeute, bleek dat de 9-jarige dochter in het verleden mogelijk ongewenst seksueel contact heeft gehad met haar opa [verdachte] . Nu ik heb begrepen dat de ouders van [slachtoffer] geen aangifte doen om de vertrouwensband met [slachtoffer] niet te beschadigen, doe ik aangifte.

2. Proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2017, onder meer inhoudende, als verklaring van [slachtoffer] , geboren op 17 december 2007, zakelijk weergegeven (pagina 61 en 68):
V: Is het 1 keer of is het vaker gebeurd dat opa aan je plasser zat?
A: Heeeeeel vaak.
V: Oh heel vaak. Wat is heeeeeel vaak?
A: Duizend keer of zo, echt heel vaak.
(…)
V: En waar was jij als opa dat bij jou deed?
A: euhm bij hem thuis of bij mij thuis.
V: Ok bij hem thuis en dat is in, waar woont hij?
A: Dat is in [woonplaats 1] .
V: En bij jou thuis dat zei je al wel. Dat is in…
A: In [woonplaats 2] .
(…)
V: Met wat van zijn hand ging hij dan in je plasser?
A: Met zijn vingers?
V: En met welke vingers?
A: Meest zijn wijsvinger.
V: En hoever ging zijn wijsvinger dan bij jou in de plasser?
A: Best wel ver maar ik weet niet echt meer hoe ver.
3. Proces-verbaal van verhoor getuige, onder meer inhoudende, als verklaring van getuige [naam 3] , zakelijk weergegeven (p. 41):

Ik werk als speltherapeut binnen mijn eigen praktijk Speelbos. (…) Nog voordat de therapie begon kreeg ik echter ook al een mail van opa waarin stond dat hij gehoord had dat [slachtoffer] bij mij in therapie ging en dat hij graag zijn kant van het verhaal wilde komen doen. (…) Opa was verbazingwekkend open wat hij met [slachtoffer] had gedaan. Hij vertelde dat hij [slachtoffer] tussen de schaamlippen had gekriebeld met zijn vinger met een trillende beweging. (…) Hij gaf aan dat dit meerdere keren was gebeurd.

4. Proces-verbaal ter terechtzitting van 6 maart 2018, onder meer inhoudende, als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik de vagina van mijn kleindochter [slachtoffer] heb betast en daarbij onder meer trillende bewegingen met mijn vingers heb gemaakt.

5. Proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 juli 2017, onder meer inhoudende, als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (p. 84):

Het kan zijn dat ik bij de beweging die ik toen maakte misschien even tussen de lippen ben geweest.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met nummer [nummer] van 9 augustus 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.