ECLI:NL:RBOVE:2018:942

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
27 maart 2018
Zaaknummer
6454648 \ CV EXPL 17-7072
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige parkeergarage-uitrit door treintje-rijden en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde die onrechtmatig de parkeergarage heeft verlaten. De eiseres, Q-Park, vorderde betaling van parkeerkosten en schadevergoeding van de gedaagde, die op 19 januari 2017 de parkeergarage had verlaten zonder te betalen, door middel van 'treintje-rijden'. Dit houdt in dat de gedaagde achter een andere auto aanreed en zo de slagboom passeerde zonder een uitrijkaart aan te bieden. De gedaagde erkende de gedraging, maar voerde aan dat hij niet had kunnen betalen omdat de betaalautomaat defect was. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de vordering van Q-Park terecht was. De kantonrechter oordeelde dat de boete van € 300,00 voor het treintje-rijden niet oneerlijk of onredelijk bezwarend was, en dat de gedaagde de kosten van de procedure moest dragen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 363,98, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 6454648 \ CV EXPL 17-7072
Vonnis van 13 maart 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eiseres,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel, advocaat te Maastricht,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 november 2017
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Gedaagde heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 19 januari 2017 te 22:16 uur heeft de bestuurder van een motorvoertuig van het merk Peugeot en type 307 Break, met [kenteken] de parkeergarage van eiseres te Zwolle aan het Maagjesbolwerk (parkeergarage Maagjesbolwerk) verlaten door kort achter een andere auto aan te rijden en aldus de geopende slagboom te passeren zonder tevoren een uitrijkaart aan de terminal aan te bieden. Deze gedraging wordt wel treintje-rijden genoemd. Het voorval is op beeld vastgelegd; de daarvan opgemaakte DVD is in het geding gebracht.
2.2.
Het [kenteken] stond op 19 januari 2017 op naam van gedaagde. Bij brief van 17 februari 2017 heeft eiseres gedaagde aangeschreven tot betaling van het tarief verloren kaart (€ 16,50) en van schadevergoeding overeenkomstig de voorwaarden (€ 300,00). In deze zogeheten veertiendagenbrief van 17 februari 2017 heeft eiseres gedaagde in de gelegenheid gesteld om het bedrag van € 316,50 binnen zestien dagen na ontvangst van de brief zonder extra kosten te voldoen. Gedaagde heeft deze mogelijkheid onbenut gelaten.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Eiseres vordert - samengevat – betaling van de parkeerkosten tegen het tarief van een verloren kaart (€ 16,50), aanvullende schadevergoeding onder andere ter ontmoediging van het in haar ogen verwerpelijke treintje-rijden (€ 300,00), buitengerechtelijke incassokosten (€ 47,48) en tot slot de veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde zonder betaling van de parkeerkosten de parkeergarage heeft verlaten en zij wijst op haar algemene voorwaarden, die reeds door het binnenrijden van de garage op de overeenkomst van toepassing zijn geworden, waarin de gevolgen van niet-betaling staan omschreven.
3.2.
Het verweer
Gedaagde erkent de gedraging. Hij voert aan dat het niet aan hem heeft gelegen dat hij niet heeft betaald, omdat de betaalautomaat op 19 januari 2017 kapot was (de automaat accepteerde het kaartje niet) en hij dus niet kon betalen. Hij zegt dat hij op de infoknop heeft gedrukt maar geen contact heeft gekregen met de helpdesk. Hij voert verder aan dat hij ook heeft gebeld en in de garage heeft gezocht naar een medewerker van Q-Park maar deze niet heeft gevonden. Zijn broer kan een en ander getuigen.

4.De beoordeling

4.1.
De gedraging en de identiteit van de bestuurder staan vast. Ook is niet weersproken dat op de parkeerovereenkomst de Algemene Voorwaarden van eiseres toepasselijk zijn. Op grond van deze voorwaarden en met name de artikelen 5.9, 6.3 en 6.5 is gedaagde in beginsel het tarief verloren kaart en de aanvullende schadevergoeding verschuldigd.
4.2.
Gedaagde voert aan dat hij geen uitrijkaartje heeft kunnen verkrijgen als gevolg van een defect in de betaalautomaat. Hij geeft over dit defect weinig details en dat maakt nader onderzoek voor eiseres lastig. Eiseres heeft bij repliek gesteld dat haar geen storingen in de betaalapparatuur van de Maagjesbolwerkgarage te Zwolle bekend zijn op 19 januari 2017 waar het gaat om de inname van parkeertickets. Bovendien, aldus eiseres, had gedaagde zich via de helpknop tot de helpdesk van eiseres kunnen wenden. Eiseres laat aan de hand van een logboek zien dat er die avond vanuit deze parkeergarage wel oproepen zijn geweest die alle zijn aangenomen. De helpdesk was dus wel degelijk bemand. Rond 22:12 is er ook een oproep uit deze Zwolse parkeergarage gekomen, maar de helpdeskmedewerker heeft genoteerd “No customer present”. Eiseres stelt dat dit vaker gebeurt en dat zulks betekent dat degene die de oproep heeft gedaan, de reactie van de helpdesk niet heeft afgewacht, maar gewoon is weggegaan.
4.3.
Gedaagde heeft dit alles niet weersproken. Na de uitleg van eiseres heeft hij er het zwijgen toe gedaan. Aldus is niet komen vast te staan dat zich een storing op de bewuste avond heeft voorgedaan en evenmin of deze storing, gesteld dat die zich heeft voorgedaan, alle betaalautomaten van de Maagjesbolwerkgarage heeft getroffen. Ook is niet komen vast te staan dat gedaagde hulp heeft ingeroepen en dat deze niet is verleend. Dat alles maakt dat het verweer van gedaagde te weinig onderbouwd is en moet worden verworpen.
4.4.1.
Gedaagde heeft voorts aangevoerd dat hij de boete absurd hoog vindt. Hij is wel bereid het tarief verloren kaart of dagkaart te betalen, maar niet de aanvullende schadevergoeding.
4.4.2.
De overeenkomst tussen partijen is een consumentenovereenkomst. Dat betekent dat de kantonrechter niet alleen op het beroep van gedaagde maar ook ambtshalve moet beoordelen of artikel 5.9, 6.3 of 6.5 in de algemene voorwaarden een oneerlijk beding of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW bevatten (vgl. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691). Volgens artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) wordt een beding als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. In de bijlage bij de Richtlijn wordt vermeld dat een beding onder meer oneerlijk kan zijn als dat beding tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. Een beding is daarnaast vernietigbaar, indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (artikel 6:233 aanhef en onder a BW). De gedraging waarop de aanvullende schadevergoeding is gesteld moet daarbij een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming opleveren om een schadevergoeding of boete als gevorderd te kunnen rechtvaardigen.
4.4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat treintje-rijden een ernstige en gevaarzettende tekortkoming oplevert in de nakoming van gedaagde’s verplichtingen tegenover eiseres. De kantonrechter is voorts van oordeel dat de boete in een redelijke verhouding staat tot de nog te verwachten schade als gevolg van de gedraging waarop de boete is gesteld. Eiseres maakt aanzienlijke kosten voor het onderhoud van haar garage en mag verlangen dat elke gebruiker aan de bestrijding van die kosten bijdraagt. Voorts maakt eiseres aanzienlijke kosten om diegenen die zich aan die bijdrage onttrekken op te sporen en ter verantwoording te roepen. Het is niet onredelijk dat eiseres de kosten daarvan doorbelast aan de hier bedoelde bestuurders. Tegen deze achtergrond is het boetebeding niet aan te merken als een oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn of een onredelijk bezwarend beding in de zin van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dat betekent dat eiseres recht heeft op een boetebedrag van € 300,00 per keer dat de garage door middel van ‘treintje-rijden’ in de zin van artikel 6.3 van de Algemene Voorwaarden, is verlaten. Het verweer van gedaagde moet ook op dit punt worden verworpen. Dat betekent dat de vordering inzake de boete van € 300,00 moet worden toegewezen. Hierover is wettelijke rente verschuldigd vanaf 19 januari 2017.
4.5.
Ten aanzien van de incassokosten heeft te gelden dat eiseres gedaagde bij brief van 17 februari 2017 op de voorgeschreven wijze de incassokosten heeft aangezegd voor het geval gedaagde niet binnen zestien dagen zou betalen. Nu gedaagde deze mogelijkheid onbenut heeft gelaten, zijn de incassokosten verschuldigd geworden.
4.6.
Gedaagde is de in het ongelijk gestelde partij en zal daarom de proceskosten moeten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagde tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 363,98, vermeerderd met de wettelijke rente over € 316,50 vanaf 19 januari 2017 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
 € 120,00 voor salaris gemachtigde
 € 83,51voor explootkosten
 € 117,00 voor griffierecht;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018.