De vordering in reconventie zal worden toegewezen. [X] heeft niet betwist dat [Y] werkzaamheden heeft verricht in zijn chalet. Uitgangspunt is dat [X] [Y] daarvoor moet betalen. Indien [X] meent dat [Y] de gemaakte afspraken niet is nagekomen en dat hij dus daarom niet hoefde te betalen, dan had het op zijn weg gelegen om [Y] (schriftelijk) aan te manen om de overeengekomen prestatie te verrichten, waarbij hij [Y] tevens een redelijke termijn zou hebben gegeven om alsnog die prestatie te verrichten (artikel 7:759 BW). Dit artikel bepaalt:
1. Indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, moet de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, aan de aannemer de gelegenheid geven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, onverminderd de aansprakelijkheid van de aannemer voor schade ten gevolge van de gebrekkige oplevering.
2. De opdrachtgever kan vorderen dat de aannemer de gebreken binnen redelijke termijn wegneemt, tenzij de kosten van herstel in geen verhouding zouden staan tot het belang van de opdrachtgever bij herstel in plaats van schadevergoeding.
De brief van mr. Boer is van 12 augustus 2016 (productie 5 bij dagvaarding), derhalve maanden nadat [Y] zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat was immers in april. Als [Y] toerekenbaar tekort zou zijn geschoten, dan had het op de weg van [X] gelegen om [Y] daar direct op aan te spreken, en niet pas maanden later. In de brief van mr. Boer wordt [Y] niet duidelijk gemaand om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Bovendien staat in de brief dat [X] met spoed herstelwerkzaamheden wil laten uitvoeren door een derde en dus niet door [Y] .
[Y] heeft de facturen ter hoogte van in totaal € 5.888,82 als productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie overgelegd. [X] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij deze facturen van [Y] heeft ontvangen (“Ik weet niet of ik de facturen die [Y] in het geding heeft gebracht heb ontvangen”). Gelet op het oordeel van de rechtbank in conventie dat niet is komen vast te staan dat [Y] de werkzaamheden ondeugdelijk heeft verricht, de stelling van [X] dat partijen volgens hem een bedrag van in totaal € 15.000,00 hadden afgesproken (en dat hij nog € 7.500,00 moet betalen), alsmede gelet op de niet bewezen stelling van [X] dat hij reeds een bedrag van € 7.500,00 (cash) aan [Y] heeft betaald, kan de vordering van [Y] ter hoogte van € 5.888,82 in hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde rente is niet betwist, zodat deze eveneens kan worden toegewezen.