Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties;
- de producties 1 tot en met 11 van de zijde van [gedaagde ] ;
- de mondelinge behandeling op 19 maart 2019, alwaar [eiseres ] niet is verschenen, maar zich heeft laten vertegenwoordigen door mrs. Gaastra en Hoogendijk. [gedaagde ] is, bijgestaan door mr. Kolkman, verschenen;
- de pleitnota’s van partijen.
2.Het geschil en de beoordeling
[X] sr.). [X] sr. is op 18 november 2015 overleden. Op 13 september 2018 heeft [gedaagde ] de Ford op zijn naam laten zetten en de Ford is op dit moment in zijn bezit.
[eiseres ] vordert - kort gezegd - afgifte van de Ford en medewerking van [gedaagde ] aan overschrijving van de Ford op haar naam.
mr. E.R. Oude Engberink (hierna: mr. Oude Engberink) is opgemaakt. [eiseres ] heeft toegestaan dat de Ford regelmatig door [gedaagde ] werd gebruikt, maar zij heeft daarbij steeds gezegd dat hij geen aanspraken op de Ford kon maken. Op een gegeven moment heeft [gedaagde ] zich echter toegang verschaft tot de autopapieren en heeft hij zonder haar toestemming de Ford op zijn naam gezet. Tot op heden weigert [gedaagde ] om de Ford terug te geven aan [eiseres ] . Met zijn gedragingen heeft [gedaagde ] ten onrechte inbreuk gemaakt, en maakt hij nu nog steeds inbreuk, op het eigendomsrecht van [eiseres ] . Daarnaast handelt [gedaagde ] onrechtmatig tegenover [eiseres ] door niet tot afgifte van de Ford over te gaan. [eiseres ] heeft er recht op en belang bij dat deze onrechtmatige situatie op korte termijn wordt beëindigd. Om deze reden vordert [eiseres ] dat deze onrechtmatige inbreuk op haar eigendomsrecht wordt beëindigd door [gedaagde ] te bevelen de Ford, alsmede de autopapieren, aan haar terug te geven en mee te werken aan overschrijving van de Ford op haar naam.
sr. dat de Ford in de familie zou blijven. [X] sr. heeft, na een restauratie van de Ford, de Ford in 2013 aan hem geschonken door de sleutels en de autopapieren aan hem te overhandigen en de Ford aan hem ter hand te stellen, met de afspraak dat [gedaagde ] de Ford op zijn beurt na zou laten aan zijn zoon [Z] . Ter onderbouwing wordt verwezen naar de door hem overgelegde verklaringen van de heer [Y] , de monteur die heeft geholpen met de restauratie van de Ford, de heer [U] , een broer van [X] sr., de heer
[S] , mevrouw [T] , zijn echtgenote, en de heer [R] , een broer van [X] sr.. Vanaf dat moment is [gedaagde ] eigenaar van de Ford. De auto behoorde dus niet tot de nalatenschap van [X] sr.. In het door mr. Oude Engberink op 9 december 2016 opgestelde overzicht ter zake de samenstelling van het gezamenlijk vermogen in verband met het overlijden van [X] sr. (hierna: de vermogensopstelling) komt de Ford dan ook niet voor. Toen [gedaagde ] in 2018 ging trouwen heeft hij een testament laten opstellen bij de notaris. In dat testament wilde [gedaagde ] laten beschrijven dat hij de Ford nalaat aan zijn zoon [Z] . De notaris gaf aan dat dit niet mogelijk was, omdat de Ford nog op naam van [X] sr. stond. Dit heeft [gedaagde ] met [eiseres ] besproken in het bijzijn van zijn echtgenote.
heeft daarop gereageerd met de opmerking: ‘I hebt de papieren dus regel het maar’. Vervolgens heeft hij op 13 september 2018 de Ford op zijn naam laten zetten. De autopapieren had hij al sinds 2013. Deze heeft hij niet gestolen. Dat de Ford eigendom is van [gedaagde ] blijkt tevens uit het feit dat hij vrijwel alle kosten met betrekking tot de Ford heeft betaald. Zowel vóór als na het overlijden van [X] sr. heeft hij de kosten van onderhoud en benzine van de Ford betaald. Uit behoud van de Ford reed [gedaagde ] vrijwel ieder weekend een stukje met de Ford. Daarnaast deed hij mee aan evenementen. [gedaagde ] heeft dus de feitelijke macht over de Ford uitgeoefend en hij oefent deze nog steeds uit. Dit wijst op houderschap. Op grond van artikel 3:109 juncto 3:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de houder van een goed vermoed rechthebbende te zijn.
[X] sr., maar daarmee heeft zij nog niet aannemelijk gemaakt dat zij eigenaar is van de Ford. [gedaagde ] heeft namelijk gesteld dat de Ford niet tot de nalatenschap behoort, omdat [X] sr. de Ford in 2013 aan hem heeft geschonken. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [gedaagde ] verwezen naar de schriftelijke verklaringen van de in 2.3. vermelde personen en de vermogensopstelling. Gelet op de inhoud van de overgelegde schriftelijke verklaringen en de vermogensopstelling, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand niet uit te sluiten dat de Ford door [X] sr. in 2013 is geschonken aan [gedaagde ] . Dat [eiseres ] de verklaringen inhoudelijk betwist, maakt dit op dit moment niet anders. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de Ford in de vermogensopstelling, waarvan niet in geschil is dat deze door mr. Oude Engberink is opgesteld, niet expliciet wordt vermeld. Zonder nadere toelichting en de daarbij behorende onderbouwing, die ontbreken, rechtvaardigt de namens [eiseres ] ingenomen stelling dat de Ford is inbegrepen in de intrinsieke waarde van de Beheersmaatschappij
[X] Beheer B.V. niet op voorhand de conclusie dat de Ford behoort tot de nalatenschap van [X] sr., te meer nu in de vermogensopstelling twee andere voertuigen wel expliciet worden vermeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is door
[eiseres ] ook niet voldoende weersproken dat [gedaagde ] sinds 2013 de autopapieren en de sleutel van de Ford in zijn bezit had. De enkele stelling dat de autopapieren en de sleutel voor zover haar bekend in een kluis/kast lagen en dat [X] sr. in 2013 de autopapieren aan [gedaagde ] heeft gegeven in verband met een (her)taxatie, is in het licht van het voorgaande onvoldoende. Bovendien kan niet onvermeld blijven dat tussen partijen niet in geschil is dat de Ford regelmatig wordt gebruikt door [gedaagde ] .
zullen worden afgewezen.