ECLI:NL:RBOVE:2019:1019

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
28 maart 2019
Zaaknummer
C/08/228636 / KG ZA 19-38
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een antieke Ford in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert eiseres de afgifte van een antieke Ford, die eigendom zou zijn van haar overleden echtgenoot. De Ford, een bedrijfsauto uit 1939, is op naam van gedaagde gezet, die stelt dat hij de auto in 2013 van de overleden echtgenoot heeft gekregen. Eiseres baseert haar vordering op een verklaring van erfrecht, waaruit zou blijken dat zij met uitsluiting van anderen gerechtigd is tot de nalatenschap van haar echtgenoot. Tijdens de mondelinge behandeling is eiseres niet verschenen, maar vertegenwoordigd door haar advocaten. Gedaagde heeft de Ford in zijn bezit en voert aan dat hij de auto rechtmatig heeft verkregen. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij de eigenaar van de Ford is. De rechter concludeert dat zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld wie de eigenaar is, en dat een kort geding hiervoor niet de juiste procedure is. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/228636 / KG ZA 19-38
Vonnis in kort geding van 25 maart 2019
in de zaak van
[eiseres ],
formeel wonende te [woonplaats] , feitelijk verblijvende te [plaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. A.H. Gaastra en E.C. Hoogendijk te Schiphol,
tegen
[gedaagde ],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo.
Partijen zullen hierna [eiseres ] en [gedaagde ] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de producties 1 tot en met 11 van de zijde van [gedaagde ] ;
  • de mondelinge behandeling op 19 maart 2019, alwaar [eiseres ] niet is verschenen, maar zich heeft laten vertegenwoordigen door mrs. Gaastra en Hoogendijk. [gedaagde ] is, bijgestaan door mr. Kolkman, verschenen;
  • de pleitnota’s van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, dat vandaag bij vervroeging wordt uitgesproken.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1.
Het gaat in dit kort geding om een antieke bedrijfsauto uit 1939 van het merk Ford, type 598, met [kenteken] (hierna: de Ford). Deze Ford was eigendom van de heer [X] , de echtgenoot van [eiseres ] en vader van [gedaagde ] (hierna:
[X] sr.). [X] sr. is op 18 november 2015 overleden. Op 13 september 2018 heeft [gedaagde ] de Ford op zijn naam laten zetten en de Ford is op dit moment in zijn bezit.
[eiseres ] vordert - kort gezegd - afgifte van de Ford en medewerking van [gedaagde ] aan overschrijving van de Ford op haar naam.
2.2.
Aan het gevorderde legt [eiseres ] - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag. [eiseres ] is met uitsluiting van een ieder gerechtigd tot de goederen uit de nalatenschap van [X] sr., inclusief de Ford. Dit volgt uit het door haar overgelegde afschrift van de verklaring van erfrecht van 22 december 2015, die door notaris
mr. E.R. Oude Engberink (hierna: mr. Oude Engberink) is opgemaakt. [eiseres ] heeft toegestaan dat de Ford regelmatig door [gedaagde ] werd gebruikt, maar zij heeft daarbij steeds gezegd dat hij geen aanspraken op de Ford kon maken. Op een gegeven moment heeft [gedaagde ] zich echter toegang verschaft tot de autopapieren en heeft hij zonder haar toestemming de Ford op zijn naam gezet. Tot op heden weigert [gedaagde ] om de Ford terug te geven aan [eiseres ] . Met zijn gedragingen heeft [gedaagde ] ten onrechte inbreuk gemaakt, en maakt hij nu nog steeds inbreuk, op het eigendomsrecht van [eiseres ] . Daarnaast handelt [gedaagde ] onrechtmatig tegenover [eiseres ] door niet tot afgifte van de Ford over te gaan. [eiseres ] heeft er recht op en belang bij dat deze onrechtmatige situatie op korte termijn wordt beëindigd. Om deze reden vordert [eiseres ] dat deze onrechtmatige inbreuk op haar eigendomsrecht wordt beëindigd door [gedaagde ] te bevelen de Ford, alsmede de autopapieren, aan haar terug te geven en mee te werken aan overschrijving van de Ford op haar naam.
2.3.
[gedaagde ] voert gemotiveerd verweer. Samengevat weergegeven stelt hij dat hij reeds vóór het overlijden van [X] sr. eigenaar is geworden van de Ford. Het was de wens van
sr. dat de Ford in de familie zou blijven. [X] sr. heeft, na een restauratie van de Ford, de Ford in 2013 aan hem geschonken door de sleutels en de autopapieren aan hem te overhandigen en de Ford aan hem ter hand te stellen, met de afspraak dat [gedaagde ] de Ford op zijn beurt na zou laten aan zijn zoon [Z] . Ter onderbouwing wordt verwezen naar de door hem overgelegde verklaringen van de heer [Y] , de monteur die heeft geholpen met de restauratie van de Ford, de heer [U] , een broer van [X] sr., de heer
[S] , mevrouw [T] , zijn echtgenote, en de heer [R] , een broer van [X] sr.. Vanaf dat moment is [gedaagde ] eigenaar van de Ford. De auto behoorde dus niet tot de nalatenschap van [X] sr.. In het door mr. Oude Engberink op 9 december 2016 opgestelde overzicht ter zake de samenstelling van het gezamenlijk vermogen in verband met het overlijden van [X] sr. (hierna: de vermogensopstelling) komt de Ford dan ook niet voor. Toen [gedaagde ] in 2018 ging trouwen heeft hij een testament laten opstellen bij de notaris. In dat testament wilde [gedaagde ] laten beschrijven dat hij de Ford nalaat aan zijn zoon [Z] . De notaris gaf aan dat dit niet mogelijk was, omdat de Ford nog op naam van [X] sr. stond. Dit heeft [gedaagde ] met [eiseres ] besproken in het bijzijn van zijn echtgenote.
heeft daarop gereageerd met de opmerking: ‘I hebt de papieren dus regel het maar’. Vervolgens heeft hij op 13 september 2018 de Ford op zijn naam laten zetten. De autopapieren had hij al sinds 2013. Deze heeft hij niet gestolen. Dat de Ford eigendom is van [gedaagde ] blijkt tevens uit het feit dat hij vrijwel alle kosten met betrekking tot de Ford heeft betaald. Zowel vóór als na het overlijden van [X] sr. heeft hij de kosten van onderhoud en benzine van de Ford betaald. Uit behoud van de Ford reed [gedaagde ] vrijwel ieder weekend een stukje met de Ford. Daarnaast deed hij mee aan evenementen. [gedaagde ] heeft dus de feitelijke macht over de Ford uitgeoefend en hij oefent deze nog steeds uit. Dit wijst op houderschap. Op grond van artikel 3:109 juncto 3:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de houder van een goed vermoed rechthebbende te zijn.
2.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.5.
Het spoedeisend belang van [eiseres ] vloeit voort uit de aard van haar vorderingen.
2.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiseres ] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de Ford. Ter onderbouwing van haar stelling dat zij eigenaar is van de Ford heeft zij weliswaar verwezen naar de verklaring van erfrecht van 22 december 2015 waarin - onder meer en kort gezegd - is opgenomen dat zij met uitsluiting van een ieder gerechtigd is tot de goederen uit de nalatenschap van
[X] sr., maar daarmee heeft zij nog niet aannemelijk gemaakt dat zij eigenaar is van de Ford. [gedaagde ] heeft namelijk gesteld dat de Ford niet tot de nalatenschap behoort, omdat [X] sr. de Ford in 2013 aan hem heeft geschonken. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [gedaagde ] verwezen naar de schriftelijke verklaringen van de in 2.3. vermelde personen en de vermogensopstelling. Gelet op de inhoud van de overgelegde schriftelijke verklaringen en de vermogensopstelling, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter op voorhand niet uit te sluiten dat de Ford door [X] sr. in 2013 is geschonken aan [gedaagde ] . Dat [eiseres ] de verklaringen inhoudelijk betwist, maakt dit op dit moment niet anders. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de Ford in de vermogensopstelling, waarvan niet in geschil is dat deze door mr. Oude Engberink is opgesteld, niet expliciet wordt vermeld. Zonder nadere toelichting en de daarbij behorende onderbouwing, die ontbreken, rechtvaardigt de namens [eiseres ] ingenomen stelling dat de Ford is inbegrepen in de intrinsieke waarde van de Beheersmaatschappij
[X] Beheer B.V. niet op voorhand de conclusie dat de Ford behoort tot de nalatenschap van [X] sr., te meer nu in de vermogensopstelling twee andere voertuigen wel expliciet worden vermeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is door
[eiseres ] ook niet voldoende weersproken dat [gedaagde ] sinds 2013 de autopapieren en de sleutel van de Ford in zijn bezit had. De enkele stelling dat de autopapieren en de sleutel voor zover haar bekend in een kluis/kast lagen en dat [X] sr. in 2013 de autopapieren aan [gedaagde ] heeft gegeven in verband met een (her)taxatie, is in het licht van het voorgaande onvoldoende. Bovendien kan niet onvermeld blijven dat tussen partijen niet in geschil is dat de Ford regelmatig wordt gebruikt door [gedaagde ] .
2.7.
Met inachtneming van het vorenoverwogene is de voorzieningenrechter van oordeel dat zonder nader onderzoek en/of bewijslevering op dit moment niet met zekerheid kan worden vastgesteld wie van partijen eigenaar is van de Ford. Een kort geding leent zich hier echter niet voor. Daarvoor is een bodemprocedure de geëigende weg.
2.8.
De slotsom is dat onvoldoende grond bestaat om in kort geding een voorziening te treffen die strekt tot afgifte van de Ford aan [eiseres ] en medewerking aan overschrijving van de Ford op haar naam. Dit betekent dat de vorderingen van
zullen worden afgewezen.
2.9.
Gezien de familierelatie tussen partijen ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
25 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: