Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser] ,
[eiseres],
1.De procedure
- de dagvaarding met 14 producties
- de brief van [eiser] c.s. van 5 februari 2019 met producties 15 tot en met 24
- het faxbericht van [eiser] c.s. van 11 februari 2019 met productie 25
- de brief van [gedaagde] van 11 februari 2019 met producties 1 tot en met 6
- het e-mailbericht van [gedaagde] van 12 februari 2019 met producties 7 en 8
- de mondelinge behandeling op 13 februari 2019 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota’s van [eiser] c.s. en [gedaagde]
- de brief van [eiser] c.s. van 8 maart 2019 met producties 25 en 26
- de brief van [gedaagde] van 12 maart 2019 met producties 9 tot en met 12
- de brief van [eiser] c.s. van 15 maart 2019 met producties 27 tot en met 33
- de brief van [eiser] c.s. van 16 maart 2019 met productie 34
- de brief van [gedaagde] van 18 maart 2019 met producties 13 tot en met 15
- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 19 maart 2019 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota’s van [eiser] c.s. en [gedaagde] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
contactverbodoverweegt de voorzieningenrechter het volgende. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] rechtstreeks contact heeft opgenomen of onderhouden met [eiser] c.s. anders dan via het e-mailbericht aan [eiseres] op haar e-mailadres bij haar werkgever, waarbij hij om betaling van een factuur voor de ingeslagen deurruit vraagt. [eiser] c.s. achten dit een verstrekkende handeling en vrezen herhaling.
publicatieverbodwordt allereerst overwogen dat [gedaagde] is gestopt met het posten van berichten en dat hij alle eerdere berichten met betrekking tot [eiser] c.s. heeft verwijderd. Voorts heeft [gedaagde] ter zitting van 19 maart 2019 verklaard dat hij zich ten aanzien van [eiser] c.s. voor de toekomst zal onthouden van het posten van berichten, met inbegrip - ondanks eerdere uitlatingen hieromtrent - van berichten over eerder gemelde pensioenenkwestie van het bedrijf van [eiser] .
voor de toekomst.
straatverbodaangaat: een dergelijk verbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. De voorzieningenrechter acht dit hier niet het geval. De stelling van [eiser] c.s. dat [gedaagde] diverse malen hinderlijk voor de woning van [eiser] c.s. is langs gereden of hen stelselmatig opzoekt, is onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft erkend dat hij tweemaal in de nabijheid van de woning is geweest: één keer om de factuur voor de deurruit te bezorgen en één keer om een foto te maken van de woning, overigens vanaf de openbare weg, terwijl naar de woning van [eiser] c.s. sprake is van een aparte toegangsweg vanaf die openbare weg. Een nadere invulling van de stelling van [eiser] c.s. dat [gedaagde] door stelselmatige aanwezigheid nabij de woning, als gesteld, hun veiligheid bedreigt, is niet gegeven. Voor toewijzing van het gevorderde straatverbod - voor onbepaalde tijd - bestaat dan ook onvoldoende grond, zodat ook deze vordering zal worden afgewezen.
1.470,00(1,5 x tarief € 980,00)