Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met twaalf producties
- de conclusie van antwoord
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde, een voormalig huisarts. Eiseres, de dochter van wijlen A en B, verzocht om inzage in de medische dossiers van haar ouders, die beiden onder behandeling waren van gedaagde. Eiseres stelde dat zij toestemming had gekregen van haar vader A voor inzage in zijn medische gegevens, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze toestemming niet voldoende was om het medisch beroepsgeheim te doorbreken. De rechter benadrukte dat het medisch beroepsgeheim ook na het overlijden van de patiënt geldt en dat er strikte voorwaarden zijn waaronder dit geheim kan worden doorbroken.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van eiseres tegen het belang van geheimhouding. Eiseres stelde dat zij een zwaarwegend belang had bij inzage in de dossiers, omdat zij de verkoop van een onroerende zaak door de B.V. aan Z wilde aanvechten. De rechter oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op inzage in de medische gegevens van B, en dat haar belang niet opwoog tegen het medisch beroepsgeheim. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.
De uitspraak benadrukt de bescherming van het medisch beroepsgeheim en de voorwaarden waaronder dit geheim kan worden doorbroken, evenals de noodzaak voor eiseres om haar juridische positie te onderbouwen in het kader van de vordering.