ECLI:NL:RBOVE:2019:1378

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
08/770334-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Venekatte
  • A. Bos
  • H. Huisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor pogingen tot moord door brandstichting in Almelo

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen die betrokken waren bij brandstichtingen in Almelo. De hoofdverdachte is veroordeeld tot 16 jaar gevangenisstraf, terwijl de andere twee mannen elk 8 jaar gevangenisstraf kregen. De branden vonden plaats in de nacht van 10 op 11 november 2017 en op 2 juni 2017, waarbij de verdachten opzettelijk brand hebben gesticht in woningen waar slachtoffers aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachten met voorbedachten rade handelden en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de bewoners, aangezien zij wisten dat de woningen bewoond waren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waarbij levensgevaar voor de bewoners en omwonenden was te duchten. De verdachten hebben door hun daden niet alleen de slachtoffers, maar ook de buurtbewoners in gevaar gebracht. De rechtbank heeft de straffen opgelegd met inachtneming van de impact van de branden op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770334-17 (P)
Datum vonnis: 19 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 in [geboorteplaats 1] ,
verblijvende in de P.I. Zwolle te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 april 2018, 9 juli 2018, 3 oktober 2018, 20 en 21 december 2018, 18 maart 2019 en 5 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw, mr. B. Roodveldt, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
samen met een ander of alleen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te vermoorden door middel van brandstichting in de woning van deze [slachtoffer 1] ;
en/of
samen met een ander of alleen brand heeft gesticht in de woning van [slachtoffer 1] ;
feit 2:
samen met een ander of alleen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] te vermoorden door middel van brandstichting in de woning van deze [slachtoffer 2] ;
en/of
samen met een ander of alleen brand heeft gesticht in de woning van [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Almelo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1]
van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 1] zich in haar woning (gelegen aan de
[adres 1] ) bevond (en/of lag te slapen op de bovenverdieping)
-zich met (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine en/of
brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) naar
voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
-de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van voornoemde (rijtjes)woning
, heeft/hebben ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen, en/of
-(vervolgens) (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine
en/of brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door
het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
-(vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de
voorruit heeft gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze),
voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde
woning heeft/hebben aangestoken, althans open vuur in aanraking heeft/hebben
gebracht met voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad
van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is
af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige
(wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of
(vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of
(vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Almelo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een
(rijtjes)woning (gelegen aan de [adres 1] )
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
-zich met (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine en/of
brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) naar
voornoemde woning begeven en/of
-de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van voornoemde (rijtjes)woning
, ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen, en/of
-(vervolgens) (een jerrycan met een mengsel van) wasbenzine en/of terpentine
en/of brandpasta, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door
het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
-(vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de
voorruit gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze), voornoemd(e)
middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning
aangestoken, althans open vuur in aanraking gebracht met voornoemd(e)
middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is
af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige
(wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of
(vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of
(vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) aangrenzende en/of belendende
woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] (te
weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was) en/of de in die
aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2017 te Almelo
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer 2]
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet, terwijl die [slachtoffer 2] zich in in haar woning,
(gelegen aan de [adres 2] ) bevond
-zich met een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes,
althans een brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar
voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of
-de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van een (hoek)woning (gelegen
aan de [adres 2] ), alwaar die [slachtoffer 2] (op de bovenverdieping) lag te
slapen, heeft/hebben ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen waaromheen
een handdoek was geknoopt/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans
(een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt, en/of
-(vervolgens) wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een)
(zeer) vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde
ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
-(vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de
ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde
middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning
heeft/hebben aangestoken, althans open vuur in aanraking heeft/hebben gebracht
met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van
voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is
af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige
(wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of
(vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of
(vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht en/of een ontploffing teweeg
heeft/hebben gebracht in een (rijtjes)woning (gelegen aan de [adres 2] ),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
-zich met een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes,
althans een brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar
voornoemde woning begeven en/of
-de ruit van de woonkamer (op de begane grond) van voornoemde woning
ingegooid/verbroken met een of meer ste(e)nen, waaromheen een handdoek was
geknoopt/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer
vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt) en/of
-(vervolgens) wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een)
(zeer) vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde
ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en/of
-(vervolgens) een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de
ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde
middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning
aangestoken, althans open vuur in aanraking gebracht met voornoemde middel(en)
en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en/of voornoemde woning (deels) is
af(uit)gebrand en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige
(wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of
(vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of
(vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor (een) aangrenzende woning(en) en/of de
belendende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor N.
[slachtoffer 2] (te weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig
was) en/of de in die aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige
personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen, te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
Feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zich als medepleger strafbaar hebben gemaakt aan de feiten medeplegen van poging tot moord en medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is.
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] de brand in de woning aan de [straat 1] hebben gesticht. Als bewijsmiddelen hanteren de officieren van justitie de aangifte, de getuigenverklaringen, de verklaringen van de verdachten, het proces-verbaal van aanhouding en het forensisch onderzoek.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten dat van medeplegen kan worden gesproken, waarbij de bijdragen van beide verdachten van voldoende gewicht kunnen worden geacht. Zij verwijzen daartoe naar de aan het feit voorafgaande besprekingen, die deels via de beveiligde app Telegram verlopen - om voor de buitenwereld te verhullen wat er te bespreken valt -, het treffen van de logistieke voorbereidingen zoals het meenemen van een jerrycan met brandbare vloeistof naar de plaats delict, het in het holst van de nacht overbruggen van relatief grote afstanden per auto, de navigatiegegevens en tot slot het gezamenlijk uitvoeren van de brandstichting.
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat na het gooien van de zogenaamde brandbom ook daadwerkelijk brand is ontstaan. Door het gooien van een steen door een ruit en vervolgens daarna, door dat ontstane gat, brand te stichten in de woonkamer van die woning komen de officieren van justitie tot de conclusie dat het opzet van verdachten is gericht op het tot stand brengen van brand
indat pand. Door in de nachtelijke uren brand te stichten in een zichtbaar bewoonde tussenwoning hebben de verdachten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door de ontstane brand een of meer aanwezige bewoners in de woning, alsmede een of meer naaste buren, dodelijk zouden worden getroffen. Dus was er op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van een of meer bewoners of aanwonenden.
Volgens de officieren van justitie is sprake van voorbedachten rade. Daarbij achten zij van belang dat vanaf het moment van het maken van de afspraak in de avond van 10 november 2017 omstreeks 21:30 uur voor het uitvoeren van een klusje, het gooien van de brandbom en de uitvoering daarvan, sprake is geweest van een aanzienlijk tijdsbestek en een reeks van momenten waarop beslissingen zijn genomen die gericht zijn geweest op de uitvoering van het plan. Volgens de officieren van justitie hebben de verdachten voor de uitvoering van hun daad nagedacht over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap gegeven en zijn contra-indicaties niet aannemelijk geworden. Geconcludeerd kan worden dat het gaat om een koelbloedige en gewetenloze poging tot liquidatie tegen betaling, waarbij uitsluitend geldelijk gewin leidend was voor beide verdachten, aldus de officieren van justitie.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte] op grond van technisch bewijs niet aan deze woning en de brand te linken is. De getuigen hebben vage signalementen gegeven van de daders, die bovendien zo algemeen zijn dat ze op veel mensen van toepassing kunnen zijn. Daarnaast heeft [verdachte] een aannemelijk alternatief scenario gepresenteerd dat precies past bij de feiten zoals gepresenteerd in het dossier. Het bedrag van € 100,-- dat [verdachte] aan [medeverdachte 1] zou betalen voor de klus is passend bij een woninginbraak en niet bij een liquidatiepoging.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat – indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt – die bewezenverklaarde handelingen niet kunnen leiden tot de kwalificatie van een poging tot moord wegens het ontbreken van het (voorwaardelijk) opzet op de dood. Brandstichting met gemeen gevaar voor personen kan worden bewezenverklaard.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
In deze zaak ziet de rechtbank zich gesteld voor een aantal vragen. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de verdachten [verdachte] en/of [medeverdachte 1] betrokken zijn bij het plegen van de ten laste gelegde feiten. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de rechtbank moeten beoordelen of sprake is van opzet op de dood van de slachtoffers en, als deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, of sprake is van voorbedachten rade.
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op 10 november 2017 is er WhatsApp contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Rond 23:22 uur heeft verdachte [verdachte] onder de naam [alias 1] een bericht gezonden aan [medeverdachte 1] met de vraag of hij € 100,-- wil verdienen en of hij dan op Telegram komt. Dit nadat [medeverdachte 1] enkele dagen eerder aan [verdachte] al heeft gevraagd of deze een klusje voor hem had.
In de nacht van 10 op 11 november 2017 heeft [verdachte] tussen 00:28 uur en 00:34 uur met een personenauto bij de woning van [medeverdachte 1] in Heerde gewacht, waarna [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk per auto zijn vertrokken. Om 01:35 uur in die nacht is in de navigatie-app op de mobiele telefoon in gebruik bij [verdachte] vanaf de snelweg A35 een route gepland naar het adres [adres 1] te Almelo, een adres dat een dag eerder reeds in de navigatie was ingevoerd. De telefoon heeft de melding gegeven dat de bestemming is bereikt.
Een voertuig met kenteken [kenteken] is om 01:42 uur geflitst op de Wierdensestraat in Almelo. Dit voertuig staat op naam van [vriendin verdachte] , de vriendin van [verdachte] .
Aangeefster [slachtoffer 1] lag in de nacht van 10 op 11 november 2017 te slapen in de slaapkamer op de eerste verdieping aan de voorzijde van haar woning aan de [adres 1] in Almelo. Zij is wakker geworden van een harde knal. [slachtoffer 1] heeft uit het raam gekeken en zag twee jongens wegrennen in de richting van de parkeerplaats. De jongens hadden een capuchon op. [slachtoffer 1] is naar beneden gerend en zag dat er brand was in de woonkamer van haar woning. [slachtoffer 1] zag dat de brand naar boven en naar de andere kamers ging, dat alles was verbrand, het hele huis zwart was en dat de rook uit de ramen kwam.
In de nacht van 10 op 11 november 2017 omstreeks 02.30 uur hoorde getuige [getuige 1] , die op dat moment in haar slaapkamer aan de voorzijde van haar woning in de [straat 1] in Almelo was, een harde klap gevolgd door glasgerinkel. [getuige 1] zag in het licht van de straatlantaarns twee mannen staan voor de woning aan de [adres 1] . [getuige 1] zag dat een van de mannen voor het raam links naast de voordeur in de tuin van [adres 1] stond. De andere man stond op het pad welke naar de woning toe leid. [getuige 1] zag dat de man die in de tuin stond iets door het raam de woning in gooide. [getuige 1] zag vervolgens een explosie van vuur. [getuige 1] zag hierna de beide mannen hard wegrennen in de richting van de [straat 2] . [getuige 1] omschrijft de mannen als volgt. Beide mannen waren tussen de 1.75/1.80 meter lang en beide mannen droegen donkere kleding en hadden een capuchon op.
Getuige [getuige 2] heeft in de nacht van 10 op 11 november 2017 rond 02:30 uur of 03.00 uur vanuit de slaapkamer aan de achterzijde van haar woning twee jongens die zwarte capuchons droegen zien rennen op de parkeerplaats van de flat aan de [straat 2] . Vervolgens heeft getuige [getuige 2] vanuit de grote slaapkamer vuur en vlammen uit de woning van de overbuurvrouw van [adres 1] zien komen.
Een andere getuige [getuige 3] heeft in diezelfde nacht omstreeks 02.35 uur twee gedaanten gezien en heeft gezien dat een gedaante een voorwerp gooide tegen het raam van haar buurvrouw. [getuige 3] zag de twee gedaanten wegrennen bij de woning in de richting van de parkeerplaats bij een flat achter haar woning. Volgens getuige [getuige 3] droegen die twee gedaanten donkere kleding en droeg de langere gedaante een capuchon.
In de nacht van 10 op 11 november 2017 hebben de verbalisanten die, naar aanleiding van een melding om 02.45 uur van een brandbom die in een woning is gegooid, waarbij twee mannen waren weggerend, onderweg waren naar de [adres 1] in Almelo, om 02.48 uur een personenauto met kenteken [kenteken] met verhoogde snelheid uit de Aalderinkssingel zien komen en rechtsaf zien slaan de Wierdensestraat op in de richting van de N36/A35. De Aalderinkssingel is de ontsluitingsweg van de wijk, waar de brand plaatsvond. De verbalisanten hebben deze auto tot stoppen gemaand. In deze auto zaten [verdachte] en [medeverdachte 1] . In de kofferbak van de auto zijn onder andere twee overhevelpompen en twee aanstekers aangetroffen. Op de vloer voor de achterbank lag een jerrycan. De verbalisanten hoorden de meldkamer zeggen dat de twee mannen die weg waren gerend een capuchon droegen en ongeveer 1.80/1.85 meter lang waren en zagen dat beide aangehouden mannen een zwarte capuchon droegen.
Na de brand is forensisch onderzoek gedaan in en om de woning aan de [adres 1] in Almelo. De woning aan perceel [adres 1] betreft een tussenwoning van een rij woningen. Tijdens het forensisch onderzoek zijn in de woonkamer in de directe omgeving alwaar de brand is ontstaan twee stukken trottoirband en het brandmonster met sporen van een ontbrandbare vloeistof aangetroffen. In de voortuin, juist onder het woonkamerraam, bevond zich een gesmolten jerrycan. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat, gezien de genoemde twee stukken trottoirband en het brandmonster met sporen van een ontbrandbare vloeistof in de woonkamer in de directe omgeving alwaar de brand is ontstaan, alsmede de gesmolten jerrycan in de voortuin juist onder het woonkamerraam, deze brand het gevolg was van een opzettelijke brandstichting. Met de stukken trottoirband is een raam aan de voorzijde van de woonkamer vernield waarna ontbrandbare vloeistof naar binnen in de woonkamer is gebracht en opzettelijk aangestoken door vuur in de woonkamer te brengen. De brand is zowel aan de voor- als aan de achterzijde via de woonkamerramen uitgeslagen. De begane grond van de woning is vrijwel geheel uitgebrand. Wanneer de brandweer iets later ter plaatse was geweest, dan was er een grote kans geweest dat de naastgelegen, eveneens bewoonde, woningen door deze brand waren aangetast. De ter plaatse eerst aanwezige politieagenten hebben bij het aantreffen van de uitslaande brand onmiddellijk de bewoners van naastgelegen woningen, waaronder kinderen, in afwachting van de komst van de brandweer in veiligheid gebracht. De bewoonster van [adres 1] had zichzelf toen al in veiligheid gebracht. Tijdens het ontstaan van de brand lag de bewoonster van deze woning, perceel [adres 1] in Almelo op de eerste etage in een slaapkamer te slapen. Wanneer deze bewoonster iets later wakker was geworden dan had de hevige brand die gepaard ging met dikke verstikkende rook, welke vanuit de woonkamer via de trap naar boven trok, het onmogelijk had gemaakt om nog via de trap naar beneden te vluchten. Door het uitslaan van de brand via de woonkamerramen aan de voor- en achterzijde van de woning was dan het vluchten via de ramen op de eerste etage ook vrijwel onmogelijk. Er is bij deze brand een situatie ontstaan waarbij zowel gevaar voor goederen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was geweest.
Door de verbalisanten van de unit Forensisch Technische Opsporing zijn verschillende goederen en sporen veiliggesteld en onderzocht op biologische sporen. Deze goederen en sporen zijn overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) voor nader onderzoek.
Uit onderzoek naar op de plaats delict aangetroffen ontbrandbare vloeistoffen is gebleken dat in twee monsters van brandresten, aangetroffen onder betontegels en in een brandmonster van de binnenzijde van het kozijn, vluchtige stoffen zijn aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn; de aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kookpuntbenzine (wasbenzine). In de twee laatstgenoemde monsters zijn er tevens zuurstofhoudende vluchtige stoffen aangetoond, met ethanol als hoofdcomponent, die afkomstig zijn van een niet nader te duiden alcoholhoudend product.
De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of [verdachte] een van de jongens is, die de brand heeft gesticht, zoals is gezien door de getuigen.
[verdachte] heeft daar zelf over verklaard dat hij een tip had gekregen dat in de woning aan de [adres 1] in Almelo geld te halen viel en hem was gevraagd om dat ‘op te halen’. Hij weet niet hoeveel geld er te halen viel en hij weet ook niet waar het geld zich zou bevinden. [verdachte] is in de nacht van 10 op 11 november 2017 met [medeverdachte 1] naar de [adres 1] in Almelo gereden om daar in te breken. [verdachte] en [medeverdachte 1] hadden geen inbrekersgereedschappen bij zich. [verdachte] hoopte in de tuin wel ‘een tak of zo’ te vinden. Ze hebben de auto in de buurt van die woning geparkeerd. [verdachte] is daarop op voorverkenning naar die woning gelopen. Vervolgens is hij teruggelopen naar de auto om die dichterbij te parkeren. Bij de auto heeft hij eerst nog gerookt. Toen hij weer bij de woning kwam met het doel om daar in te breken, stond het huis al in brand, waarop ze rechtsomkeert hebben gemaakt en zijn weggereden. Kort daarna werden ze aangehouden.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] deze verklaring eerst tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting heeft afgelegd. Het feit dat [verdachte] pas ter zitting – na bestudering en bespreking van het dossier door de verdediging – met deze verklaring komt, draagt niet bij aan de geloofwaardigheid daarvan. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] niet een scenario heeft gepresenteerd dat enige basis kan bieden voor een alternatieve uitleg van de vele belastende onderzoeksresultaten. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
Op grond van het vorenstaande in samenhang bezien met hetgeen de rechtbank hierboven als redengevende feiten en omstandigheden – die zijn ontleend aan de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen – heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] en [verdachte] de mannen zijn die tezamen en in vereniging brand hebben gesticht. Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt van een gezamenlijke uitvoering en dat tussen beiden sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De betrokkenheid van [verdachte] volgt uit de (meer) objectieve bewijsmiddelen zoals de verklaring van [slachtoffer 1] , de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , het forensisch onderzoek, het schoenspoor en het WhatsAppgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] waarin zij afspreken voor een gezamenlijke klus. Verdachte heeft door zijn handelen als voormeld een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het stichten van brand in de [adres 1] .
Opzet
Voor bewezen verklaring van de ten laste gelegde feiten is voorts vereist dat [verdachte] opzet had op de dood van de bewoonster van de [adres 1] , als ook op de brandstichting. De vraag die in dit verband eerst voorligt is of de verdachten ten minste hebben gehandeld met voorwaardelijk opzet (de lichtste opzetvariant), oftewel of [verdachte] en [medeverdachte 1] bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard en op de koop hebben toegenomen dat een of meer bewoners van de [adres 1] in Almelo door hun handelingen zouden kunnen komen te overlijden.
Vast staat dat na het gooien van de trottoirbanden door de ruit en het vervolgens aansteken van een door de kapotte ruit in de woning aan de [adres 1] in Almelo gesprenkelde licht ontvlambare vloeistof, in deze woning daadwerkelijk brand is ontstaan. Op het moment van het uitbreken van de brand bevond mevrouw [slachtoffer 1] zich in haar slaapkamer op de eerste etage van deze woning. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was het opzet van [verdachte] en [medeverdachte 1] gericht op het tot stand brengen van een brand in de woning aan de [adres 1] in Almelo.
Voor [verdachte] en [medeverdachte 1] was zichtbaar dat deze woning een bewoonde woning – en dus niet een leegstaand pand – betrof. De rechtbank overweegt dat wanneer op een nachtelijk tijdstip, een moment waarop de meeste mensen in hun woning liggen te slapen, in een bewoonde woning brand wordt gesticht, naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestaat dat ten gevolge van deze brand de bewoners van de woning kunnen komen te overlijden. Daarbij verhoogt het tijdstip, midden in de nacht, de kans op dodelijke slachtoffers, aangezien slapende mensen doorgaans minder snel reageren op dreigend gevaar. Nu zij midden in de nacht brand hebben gesticht in de woonkamer van een woning, waarin de bewoonster op de bovenverdieping lag te slapen, is de kans dat de bewoonster door de brand zou worden verrast en niet, of te laat, zou reageren evident aanwezig. Door zo te handelen zonder zich ervan te vergewissen of er op dat moment daadwerkelijk personen in de woning aanwezig waren, hebben de verdachten naar het oordeel van de rechtbank welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen dat de bewoonster van de woning komt te overlijden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachten voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van de bewoonster van de woning aan de [adres 1] , mevrouw [slachtoffer 1] .
De voorbedachten rade
Tot slot ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachten rade.
In de avond van 10 november 2017 heeft [verdachte] via WhatsApp aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij € 100,- wil verdienen en zo ja, of hij dan op de beveiligde app Telegram komt. Vervolgens heeft [verdachte] [medeverdachte 1] even na middernacht opgehaald in diens woonplaats Heerde. De rechtbank komt tot de conclusie dat – nu er geen enkele aanwijzing is dat op de plaats delict reeds een met een ontvlambare vloeistof gevulde jerrycan aanwezig was – deze in de voortuin aangetroffen jerrycan met ontvlambare vloeistof is meegenomen in de auto waarin de verdachten samen naar de [adres 1] in Almelo zijn gereden. Ter plaatse aangekomen hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] de auto geparkeerd, de jerrycan gepakt en zijn met de jerrycan naar voornoemde woning gelopen. Bij de woning heeft een van de verdachten (een) ste(e)n(en) door de ruit van de woonkamer gegooid, waarna de ander de ontvlambare vloeistof uit de jerrycan naar binnen heeft gesprenkeld en heeft aangestoken.
Gelet op het nachtelijke tijdstip waarop [medeverdachte 1] en [verdachte] blijkbaar geld konden verdienen met een klus, het feit dat verdachten beiden donkere kleding met capuchons droegen op weg naar deze klus, de meegenomen jerrycan met brandstof, aanstekers en overhevelingspompen, de wijze waarop de brand is gesticht – die immers het maken van ‘werkafspraken’ veronderstellen – acht de rechtbank het volstrekt ongeloofwaardig dat vanaf het moment dat [verdachte] [medeverdachte 1] benaderd heeft voor de klus, en met name tijdens de rit naar de plaats delict, er geen afspraken zijn gemaakt tussen de verdachten over de aard van de klus en de wijze van uitvoering. Vanaf het moment dat [verdachte] en [medeverdachte 1] gezamenlijk, vanuit Heerde komende, met de auto in de [straat 1] in Almelo zijn aangekomen en uit de auto zijn gestapt, tot het moment waarop de brand daadwerkelijk is gesticht, is sprake geweest van een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen die gericht waren op de uitvoering van een plan. Het meenemen van een jerrycan met een brandversnellend middel duidt eveneens op de aanwezigheid van een plan tot brandstichting. [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben zich gedurende deze reeks van momenten kunnen beraden op het genomen of te nemen besluit en zij hebben de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank in dit geval niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 1] de bewoonster van de [adres 1] in Almelo, mevrouw [slachtoffer 1] , met voorbedachten rade van het leven wilden beroven.
De conclusie
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.2
Feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 2] zich als medepleger strafbaar hebben gemaakt aan de feiten medeplegen van poging tot moord en medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is.
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] en [verdachte] de brand in de woning aan [adres 2] hebben gesticht. Zij verwijzen ter onderbouwing onder meer naar het berichtenverkeer tussen beiden verdachten en de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5] .
De officieren van justitie hebben zich daarnaast ten aanzien van de verklaring die [medeverdachte 2] heeft afgelegd op het standpunt gesteld dat het dossier geen steun bevat voor zijn verklaring. [medeverdachte 2] komt ruim een maand na zijn aanhouding, na opheffing van de beperkingen en na bestudering van het dossier, met deze verklaring. Zijn verklaring is niet verifieerbaar en ongeloofwaardig; Uit niets blijkt de betrokkenheid van een derde.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de bijdragen van beide verdachten van voldoende gewicht zijn, dat van medeplegen kan worden gesproken. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd. [verdachte] kwam met het voorstel. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben samen gesproken en gediscussieerd over de uitvoering. [medeverdachte 2] kwam hierbij met ideeën en heeft zelfs op enig moment een tekening gemaakt. Handdoeken en een steen zijn geprepareerd volgens de gemaakte plannen en het zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] geweest die samen naar de plaats delict zijn gereden en de daad gezamenlijk hebben gepleegd. Beiden hebben ook financieel geprofiteerd van hun daad, zij het dat [medeverdachte 2] door [verdachte] is afgescheept met een lager bedrag.
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat na het gooien van een zogenaamde brandbom ook daadwerkelijk brand is ontstaan. Door het gooien van een steen door een ruit en vervolgens daarna, door dat ontstane gat, brand te stichten in de woonkamer van die woning komen de officieren van justitie tot de conclusie dat het opzet van verdachten is gericht op het tot stand brengen van brand
indat pand. Door in de nachtelijke uren brand te stichten in een zichtbaar bewoonde hoekwoning hebben de verdachten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door de ontstane brand een of meer aanwezige bewoners in de woning, alsmede een of meer naaste buren, dodelijk zouden worden getroffen. Dus was er op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van een of meer bewoners of aanwonenden.
Volgens de officieren van justitie is sprake van voorbedachten rade. Daarbij achten zij
van belang dat vanaf het moment van het maken van een afspraak in de avond van 1 juni 2017 en de uitvoering daarvan in de nacht van 1 op 2 juni 2017, sprake is geweest van een aanzienlijke tijdspanne en een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen. Elke beslissing die werd genomen, is naar het oordeel van de officieren van justitie gericht geweest op de uitvoering van het vooropgezette plan dat de verdachten hadden om brand in de woning te stichten. De verdachten hebben voor de uitvoering van hun daad aldus nagedacht over de betekenis en de gevolgen daarvan en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap gegeven. Opvallend is in dit verband dat er niet alleen brandbare vloeistof naar binnen is gespoten, maar dat er ook met aanmaakblokjes is gewerkt, aldus de officieren van justitie.
De officieren van justitie achten voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan, nu die niet door de verdachten zijn aangevoerd en ook overigens niet uit het dossier zijn af te leiden. Er is niet gebleken van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Geconcludeerd kan worden dat het gaat om een koelbloedige en gewetenloze poging tot liquidatie tegen betaling, waarbij uitsluitend geldelijk gewin leidend was voor beide verdachten, aldus de officieren van justitie.
De officieren van justitie stellen zich, gelet op het voorgaande, op het standpunt dat de eendaadse samenloop van medeplegen van poging tot moord en medeplegen van opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is bewezen kan worden verklaard.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe allereerst aangevoerd dat [verdachte] niet meteen in aanmerking komt als verdachte op basis van de door de getuigen opgegeven signalementen van de daders.
Daarnaast heeft zij aangevoerd dat op de plaats delict resten van een handdoek zijn aangetroffen waar, naast DNA van [verdachte] en [getuige 4] , ook andere sporen zijn aangetroffen. Daardoor valt niet uit te sluiten dat andere personen de steen door de ruit hebben gegooid en de brand hebben gesticht. Het feit dat [verdachte] in die periode bij [getuige 4] over de vloer kwam, daar sliep en ook douchte, maakt het niet vreemd dat zijn DNA – naast dat van [getuige 4] – op de handdoek zit. Het aantreffen van het DNA van [verdachte] op resten van die handdoek vormt weliswaar een aanwijzing voor betrokkenheid van [verdachte] bij de brandstichting, maar dat is onvoldoende wanneer daar geen andere bewijsmiddelen bijkomen. Het dossier bevat verder de verklaring van [getuige 4] . De verdediging heeft geconcludeerd op de gronden in de pleitnota genoemd dat deze verklaring niet als betrouwbaar is aan te merken. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [verdachte] ter zitting een aannemelijk alternatief scenario heeft gepresenteerd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat – indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt – die bewezenverklaarde handelingen niet kunnen leiden tot de kwalificatie van een poging tot moord wegens het ontbreken van het (voorwaardelijk) opzet op de dood. Brandstichting met gemeen gevaar voor personen kan worden bewezenverklaard.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 4]
Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank de verklaringen van [getuige 4] betrouwbaar. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaringen van [getuige 4] uitvoerig en gedetailleerd zijn en dat zij op essentiële punten steun vinden in onder meer de verklaring van [medeverdachte 2] , het berichtenverkeer tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] en de verklaring van de getuige [getuige 5] . Uit haar verklaringen blijkt bovendien van specifieke daderkennis daar waar zij spontaan heeft verklaard over het gebruik van de handdoek en welke daderkennis zij niet uit de media heeft kunnen vernemen, nu deze informatie niet naar buiten is gebracht voor dat zij een verklaring daarover heeft afgelegd. Dat de verklaringen van [getuige 4] niet op alle punten consistent zijn, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de geloofwaardigheid niet af. Meer in het bijzonder hecht de rechtbank in dit verband ook waarde aan het volgende Whatsapp-contact tussen de broer van [verdachte] ( [broer verdachte] ) met [medeverdachte 2] , waarin gerefereerd wordt aan de brandstichting aan [adres 2] in Almelo. [getuige 4] is op dat moment als verdachte van betrokkenheid bij deze brandstichting in verzekering gesteld.
“ [broer verdachte] : Jo luister [getuige 4] (de rechtbank begrijpt: [getuige 4] ) ook vast
Was zij daar ook bij die avond?
(…)
Was zij er bij.
Ja of nee.
[medeverdachte 2] : Nee
(…)
[broer verdachte] : Zij 100% niet
(…)
[medeverdachte 2] : Nee
(…)
[broer verdachte] : Maar als jij zeker weet dat zij er niet bij was en niet met haar auto was dan is zo weer buiten
[medeverdachte 2] : Nee ze weet alleen.”
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op 1 juni 2017 tegen 19.45 uur heeft [verdachte] [medeverdachte 2] telefonisch benaderd met de vraag of [medeverdachte 2] die avond met hem mee wilde rijden, zodat [medeverdachte 2] ook nog wat geld kon pakken. [verdachte] is die avond omstreeks 22.00 uur bij de woning van [medeverdachte 2] gearriveerd. Daar hebben ze samen kort verbleven. Vervolgens zijn ze met zijn tweeën in de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 2] naar de woning van [getuige 4] in Hengelo vertrokken. In de woning van [getuige 4] hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] gediscussieerd over een steen en of die ergens aan vast gemaakt moet worden. [medeverdachte 2] heeft zich voor vertrek verkleed en zijn oranje werkbroek verwisseld voor een trainingsbroek van de getuige [getuige 4] .
Op een gegeven moment zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] in de nacht van 1 op 2 juni 2017 vertrokken vanaf de woning van [getuige 4] in de Volkswagen Caddy van [medeverdachte 2] .
Op 2 juni 2017 omstreeks 04.05 uur werd een getuige, woonachtig aan de [straat 3] in Almelo, wakker. Zij hoorde stemmen buiten op straat. Zij zag twee jongens bij de woning aan de [adres 2] staan. Zij zag dat een van de jongens met een bolvormig voorwerp op het raam van die woning aan het bonken was en hoorde de ruit sneuvelen. Zij zag dat een van de jongens iets brandends door dat gesneuvelde raam naar binnen gooide en dat de andere jongen – die een fles in zijn handen had – een strooibeweging maakte met die fles. Direct daarop ontstond een steekvlam waarna de jongens wegrenden in de richting van het station van Almelo.
In de nacht van 1 op 2 juni 2017 lag mevrouw [slachtoffer 2] (hierna: bewoonster) boven in bed in haar slaapkamer van haar woning aan de [adres 2] in Almelo te slapen. Omstreeks 04.00 uur is zij wakker geworden van een knal en hoorde zij wat gerommel. Zij is daarop snel naar beneden gelopen. Nadat zij de deur van de huiskamer open heeft gedaan, rook zij een brandlucht. Zij heeft de deur van de huiskamer weer dicht gedaan en is in paniek weer naar boven gelopen. Daar heeft zij een raam open gezet en heeft zij 112 gebeld. De ter plaatse gekomen brandweer heeft de bewoonster met een hoogwerker uit de woning gehaald. In verband met ademhalingsproblemen is de bewoonster naar het ziekenhuis overgebracht waar zij is onderzocht en zuurstof toegediend heeft gekregen.
[verdachte] is na 04.19 uur door [medeverdachte 2] bij [getuige 4] in Hengelo afgezet, waarna [medeverdachte 2] naar zijn werk is gereden.
Op 2 juni 2017 om 08.30 uur is forensisch onderzoek verricht in de woning aan de [adres 2] in Almelo. Tijdens dat onderzoek is geconstateerd dat de ruit, die in de zijgevel was gesitueerd, was vernield. Daar zijn vluchtige ontbrandbare stoffen gemeten. Aan de buitenzijde lagen resten van aanmaakblokjes. Binnen in de woonkamer zijn op de vloer ook aanmaakblokjes aangetroffen. Schuin onder het raam in de woonkamer zijn op de vloer eveneens vluchtige ontbrandbare vloeistoffen gemeten. In de woonkamer is een blauwe handdoek aangetroffen waarin een hoekige steen was verpakt. Doordat de brand is gesticht in de woonkamer, is de enige vluchtweg van de bovenverdieping naar buiten toe voor de bewoonster geblokkeerd. Er ontstond levensgevaar voor de bewoonster van de [adres 2] die boven lag te slapen.
De brand had reeds de inboedel van de bewoners aangetast en het huis dat eigendom was van de woningbouwvereniging. Van enige doorslag naar de buren was nog geen sprake, maar dat had bij een verdere ontwikkeling van de brand waarschijnlijk wel plaatsgevonden.
De aangetroffen handdoek is voor nader onderzoek overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Door middel van vergelijkend DNA-onderzoek is op de binnen- en buitenzijde van de knoop/uiteinden van de handdoek een DNA-mengprofiel aangetroffen dat DNA-kenmerken bevat van ten minste twee personen. De kans dat bemonstering DNA bevat van [verdachte] RABG3268NL en één of twee willekeurige onbekende personen is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee of drie willekeurige onbekende personen. Ook is een bemonstering van de buitenzijde van de handdoek genomen. Van het DNA in die bemonstering is een DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van ten minste drie personen. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat [getuige 4] en [verdachte] beide donoren kunnen zijn van celmateriaal in deze bemonstering.
Op 2 juni 2017 om 17.40 uur hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] telefonisch contact met elkaar. [verdachte] zegt [medeverdachte 2] dat hij nog niet weet hoeveel, omdat hij dat ene dingetje verkeerd heeft gedaan. [verdachte] hoopt op 500 of meer en zegt tegen [medeverdachte 2] “
ik 500 en jij 500 bijvoorbeeld, gewoon door de helft.”[medeverdachte 2] zegt daarop dat het wel goed komt.
Op 20 januari 2018 heeft het volgende telefoongesprek tussen [verdachte] en zijn vriendin [vriendin verdachte] plaatsgevonden:
“ [verdachte] zegt dat hij naar het politiebureau moest en toen heeft hij een aantal dingetjes gehoord
[vriendin verdachte] : zoals
[verdachte] : die kanker hoer van een [getuige 4] heeft echt alles lopen zeggen
[vriendin verdachte] : ja dat zei ik toch. En nu?
[verdachte] : gewoon afwachten. Ze hebben me alles voorgelegd, maar ik heb gezwijgd. [medeverdachte 1] heeft dat ook gedaan en [medeverdachte 2] heeft alleen gezegd dat hij chauffeur was.
[vriendin verdachte] : wat?
[verdachte] : wat een sukkel he.”
De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde
Gelet op het veroordelend vonnis ter zake van dit feit dat heden eveneens door de rechtbank tegen [medeverdachte 2] is gewezen, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] een van de jongens is die door getuige [getuige 5] gezien is als dader van de brandstichting in de woning aan de [adres 2] in Almelo in de nacht van 1 op 2 juni 2017.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of [verdachte] de andere jongen is, die samen met [medeverdachte 2] de brand heeft gesticht, zoals is gezien door getuige [getuige 5] .
[verdachte] heeft daar zelf over verklaard dat hij de avond van 1 juni 2017 samen met [medeverdachte 2] bij [getuige 4] in Hengelo was. [verdachte] had een opdracht gekregen van een jongen, wiens naam [verdachte] niet wil noemen, om spullen naar Almelo te brengen. Bij [getuige 4] hebben ze spullen opgehaald. Dat waren handdoeken, aanmaakblokjes en andere zaken waarvan [verdachte] dacht dat het niet pluis was, omdat je er brand mee kon stichten. Deze spullen moesten op een plek in Almelo afgegeven worden aan een andere jongen, die [verdachte] niet kent en wiens naam hij ook niet wil noemen en van wie hij geen signalement wil geven. Ook heeft hij niet willen verklaren op welke plek zij deze jongen hebben ontmoet. In Almelo is [verdachte] uit de auto gestapt, heeft een jongen de tas met die spullen gegeven en daarna is hij samen met [medeverdachte 2] weer weggegaan.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] deze verklaring eerst tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting heeft afgelegd. Het feit dat [verdachte] pas ter zitting – na bestudering en bespreking van het dossier door de verdediging – met deze verklaring komt, draagt niet bij aan de geloofwaardigheid daarvan. Voorts heeft [verdachte] niets willen verklaren over deze ‘jongen in Almelo’, waardoor deze persoon – zelfs als van zijn bestaan wordt uitgegaan – geen enkele substantie heeft gekregen. Dit klemt te meer in het bijzonder nu de verdachte niet heeft kunnen uitleggen waarom verdachte midden in de nacht vanuit Apeldoorn zou zijn gekomen om aan een onbekend gebleven jongen spullen te overhandigen die in iedere supermarkt aangeschaft hadden kunnen worden zonder argwaan te wekken. De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat [verdachte] niet een scenario heeft gepresenteerd dat enige basis kan bieden voor een alternatieve uitleg van de vele belastende onderzoeksresultaten. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien met hetgeen de rechtbank hiervoor als redengevende feiten en omstandigheden – die zijn ontleend aan de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen – heeft vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] en [verdachte] de mannen zijn die in de nacht van 1 op 2 juni 2017 tezamen en in vereniging brand hebben gesticht in de woning aan de [adres 2] in Almelo. Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt dat tussen hen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De betrokkenheid van [verdachte] blijkt niet alleen uit de verklaring van [getuige 4] , maar volgt ook uit de (meer) objectieve bewijsmiddelen die ondersteuning bieden voor de verklaring van [getuige 4] , zoals de verklaring van [getuige 5] , het forensisch onderzoek, de taps uit het onderzoek Tibesti, het tapgesprek tussen [verdachte] en [vriendin verdachte] van 20 januari 2018 en tot slot de verklaring van [verdachte] zelf dat hij die avond en nacht samen met [medeverdachte 2] op pad was.
Opzet
Voor bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is voorts vereist dat [verdachte] opzet had op de dood van de bewoonster van de [adres 2] , als ook op de brandstichting.
De vraag die in dit verband eerst voorligt is of de verdachten ten minste hebben gehandeld met voorwaardelijk opzet (de lichtste opzetvariant), oftewel of [verdachte] en [medeverdachte 2] bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard en op de koop hebben toegenomen dat een of meer bewoners van de [adres 2] in Almelo door hun handelingen zouden kunnen komen te overlijden.
In dit verband acht de rechtbank het volgende van belang:
  • eerst werd een steen door het raam van die woning gegooid waarna door het ontstane gat in de ruit brand werd gesticht in de woonkamer van die woning;
  • de brand werd gesticht midden in de nacht;
  • het was voor [verdachte] en [medeverdachte 2] zichtbaar dat het een bewoonde woning betrof en niet een leegstand pand;
  • [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben niet gecontroleerd of de bewoners van de woning al dan niet in de woning aanwezig waren, of een eventuele brand vanuit de woonkamer zou kunnen uitslaan naar andere ruimtes van de woning en ook hebben zij niet gecontroleerd of door de brand de vluchtweg naar buiten toe zou worden geblokkeerd;
  • door snel handelen van de bewoonster en de gealarmeerde hulpdiensten is de bewoonster veilig uit de woning gehaald.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de omstandigheid dat eerst een steen door het raam is gegooid en dat daarna door het ontstane gat brand is gesticht, is de rechtbank van oordeel dat het opzet van [verdachte] en [medeverdachte 2] gericht was op het tot stand brengen van een brand in de woning. Het was voor hen zichtbaar dat het een bewoonde woning betrof. Door de brand midden in de nacht, op een tijdstip dat veel mensen slapen, in een woning te stichten hebben verdachten de kans op dodelijke slachtoffers bovendien vergroot, aangezien slapende mensen doorgaans minder snel reageren op dreigend gevaar. Door de plaats van de brandstichting was bovendien de enige begaanbare vluchtweg van de bovenverdieping naar buiten geblokkeerd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] , door zo te handelen, welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de bewoonster van de woning zou komen te overlijden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van [verdachte] en [medeverdachte 2] was gericht op de dood van de bewoonster van de [adres 2] in Almelo, mevrouw [slachtoffer 2] .
De voorbedachten rade
Tot slot ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachten rade.
De rechtbank acht in dit kader het volgende van belang.
[verdachte] en [medeverdachte 2] zijn in de avond van 1 juni 2017 samen naar de woning van [getuige 4] gereden en daar hebben zij onder andere gediscussieerd over een steen die ergens aan vast gemaakt zou moeten worden. Vervolgens zijn zij in de nacht van 1 op 2 juni 2017 samen naar de plaats delict gereden met medeneming van in ieder geval een handdoek uit de woning van [getuige 4] en daarnaast aanmaakblokjes en brandversnellend middel/vluchtige/licht ontvlambare vloeistof. De handdoek is door [verdachte] om een steen geknoopt. Ter plaatse is met behulp hiervan door de één de ruit van de woning aan de [adres 2] in Almelo vernield, waarna door de ander iets brandends in de woning is gegooid. Vervolgens is door de één ontvlambare vloeistof door het raam naar binnen gesprenkeld waardoor een steekvlam is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voorgaande omstandigheden, door [verdachte] en [medeverdachte 2] in de uren voorafgaand aan de brand een plan is gemaakt om brand te stichten in de woning aan de [adres 2] in Almelo. Vanaf het moment dat dat plan was gemaakt tot de uitvoering ervan was sprake van een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen, die gericht zijn geweest op de uitvoering van dat plan. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben zich gedurende deze tijd kunnen beraden op het genomen of te nemen besluit en zij hebben de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] de bewoonster van de [adres 2] in Almelo met voorbedachten rade van het leven wilden beroven.
De conclusie
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan het primair cumulatief ten laste gelegde.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op
of omstreeks11 november 2017 te Almelo
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1]
van het leven te beroven,
althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,terwijl die [slachtoffer 1] zich in haar woning
gelegen aan de [adres 1] bevond en
/oflag te slapen op de bovenverdieping
-zich met een jerrycan met
een mengsel vanwasbenzine en/of
terpentine en/of
brandpasta,
althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)naar
voornoemde woning heeft
/hebbenbegeven en
/of
-de ruit van de woonkamer op de begane grond van voornoemde rijtjeswoning, heeft
/hebbeningegooid
/verbrokenmet
een of meerste
(e)nen, en
/of
-vervolgens een jerrycan met
een mengsel vanwasbenzine en/of
terpentine
en/ofbrandpasta,
althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)door
het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en
/of
-vervolgens
een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de
voorruit heeft gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze),
voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde
woning heeft/hebben aangestoken, althansopen vuur in aanraking heeft
/hebben
gebracht met voornoemd(e) middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad
van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en
/ofvoornoemde woning deels is
afuitgebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning (door aanwezige
(wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of
(vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of
(vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/ of
hij op
of omstreeks11 november 2017 te Almelo
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht
en/of een ontploffing teweeg heeft gebrachtin een
rijtjeswoning gelegen aan de [adres 1]
immers heeft/hebben verdachte en
/ofzijn medeverdachte
(n)
-zich met een jerrycan met
een mengsel vanwasbenzine en/of
terpentine en/of
brandpasta
, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)naar
voornoemde woning begeven en
/of
-de ruit van de woonkamer op de begane grond van voornoemde rijtjeswoning, ingegooid
/verbrokenmet
een of meerste
(e)nen, en
/of
-vervolgens een jerrycan met
een mengsel vanwasbenzine en/of
terpentine
en/ofbrandpasta
, althans (een) (zeer) licht ontvlambare (vloei)stof(fen)door
het gat in voornoemde ruit gegooid/gegoten/gesprenkeld en
/of
-vervolgens
een brandend voorwerp, althans vuur, door het ontstane gat in de
voorruit gebracht/gedaan en/of (aldus) (op voornoemde wijze), voornoemd(e)
middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning
aangestoken, althansopen vuur in aanraking gebracht met voornoemd(e)
middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en
/ofvoornoemde woning deels is
afuitgebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige
(wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of
(vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of
(vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
(een)aangrenzende en
/ofbelendende
woningen, en
/of
levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] te
weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was en
/ofde in die
aangrenzende en
/ofbelendende woningen aanwezige perso
(o)n
(en
),
in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderente duchten was;
2.
hij op
of omstreeks2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven
, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,terwijl die [slachtoffer 2] zich in haar woning, gelegen aan de [adres 2] bevond
-zich met
een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althanseen brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning heeft
/hebbenbegeven en
/of
-de ruit van de woonkamer op de begane grond van een hoekwoning gelegen aan de [adres 2] , alwaar die [slachtoffer 2] op de bovenverdieping lag te slapen, heeft
/hebbeningegooid
/verbrokenmet een
of meersteen
enwaaromheen een handdoek was geknoopt
/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt,en
/of
-vervolgens
wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een) (zeer)vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit
gegooid/gegoten/heeft gesprenkeld en
/of
-vervolgens
een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning heeft/hebben aangestoken, althansopen vuur in aanraking heeft
/hebbengebracht met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan, en/of voornoemde woning deels is
afuitgebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie is ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op
of omstreeks2 juni 2017 te Almelo tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,opzettelijk brand heeft
/hebbengesticht
en/of een ontploffing teweeg heeft/hebben gebrachtin een rijtjeswoning gelegen aan de [adres 2] ,
immers heeft
/hebbenverdachte en/of zijn medeverdachte
(n)
-zich met
een hoeveelheid wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althanseen brandversnellend middel en/of vluchtig(e) (vloei)stof(fen) naar voornoemde woning begeven en
/of
-de ruit van de woonkamer op de begane grond van voornoemde woning ingegooid
/verbrokenmet een
of meersteen
en, waaromheen een handdoek was geknoopt
/gewikkeld (welke in wasbenzine/terpentine, althans (een) (zeer vluchtige/licht ontvlambare vloeistof waren ge(door)drenkt)en
/of
-vervolgens
wasbenzine en/of terpentine en/of aanmaakblokjes, althans (een) (zeer)vluchtige/licht ontvlambare (vloei)stof(fen) door het gat in voornoemde ruit
gegooid/gegoten/heeft gesprenkeld en
/of
-vervolgens
een brandend voorwerp, althans vuur door het ontstane gat in de ruit heeft gedaan/gebracht en/of (aldus) (op voornoemde wijze) voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning aangestoken, althansopen vuur in aanraking gebracht met voornoemde middel(en) en/of vloeistof(fen) en/of de huisraad van voornoemde woning,
tengevolge waarvan brand is ontstaan en
/ofvoornoemde woning deels is
afuitgebrand
en/of tengevolge waarvan er in die woning(door aanwezige (wasbenzine en/of terpentine)dampen van dat/die middel(en) en/of (vloei)stof(fen), al dan niet in combinatie met de brand) een drukgolf en/of (vervolgens) een explosie teweeg is gebracht,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor een aangrenzende woning
(en)en
/ofde belendende woning(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/oflevensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 2] (te weten de bewoonster, die in voornoemde woning aanwezig was) en
/ofde in die aangrenzende en/of belendende woning(en) aanwezige personen
, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de bewezen verklaarde gedragingen onder feit 1, als ook de bewezen verklaarde gedragingen onder feit 2 een zodanig samenhangend, zich min of meer op dezelfde plaats en tijd afspelend, feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen voor ieder feit één verwijt wordt gemaakt. Daarom is bij feit 1 en bij feit 2 sprake van eendaadse samenloop van het cumulatief bewezen verklaarde, wat meebrengt dat slechts één strafbepaling, de zwaarste, wordt toegepast, te weten artikel 289 Sr.
Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
telkens het misdrijf: medeplegen van een poging tot moord
en
telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien jaren met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar, beïnvloedbaar en impulsief zonder het grensoverschrijdende van zijn handelen te overzien. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de oplossing voor de problematiek van verdachte, zijnde een drugsverslaving en de onderliggende problematiek zoals de ADHD, de antisociale en narcistische persoonlijkheidskenmerken, ontoereikende copingvaardigheden en impulsiviteit, niet zit in een jarenlange detentie maar in behandeling. De raadsvrouw heeft daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van korte duur, met een voorwaardelijk deel bepleit met daarbij oplegging van de bijzondere voorwaarde van een verplichte opname op een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA).
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
[verdachte] heeft zich op 2 juni 2017 samen met [medeverdachte 2] en op 11 november 2017 samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord door middel van opzettelijke brandstichting in een woning. [verdachte] heeft zowel samen met [medeverdachte 2] als samen met [medeverdachte 1] doelbewust in het holst van de nacht bij een woonhuis, midden in een woonwijk, het raam van de woonkamer ingegooid en vervolgens in deze woning brand gesticht. Door het in brand steken van de benedenverdieping van de woning hebben de verdachten voor beide slachtoffers, die tot op dat moment nietsvermoedend op de eerste etage lag te slapen, vrijwel direct een levensgevaarlijke situatie doen ontstaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat een brand een ongrijpbaar middel betreft dat zich snel en onbeheerst kan ontwikkelen en met de daarbij ontstane rookontwikkeling spoedig een levensbedreigende situatie oplevert. Dat de in hun slaap overvallen slachtoffers wakker zijn geworden en alarm hebben kunnen slaan ( [adres 2] ) dan wel de woning heeft kunnen ontvluchten ( [adres 1] ), is niet aan het handelen van de verdachten te danken.
Door de brand is ook direct gevaar ontstaan voor de bewoners van de aan de in brand gestoken woningen grenzende woning(en) die, zich onbewust van het dreigende gevaar, lagen te slapen. Dat er geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen bij deze branden, mag gezien de nachtelijke omstandigheden eveneens een wonder heten en is te danken aan spoedig gealarmeerde en ter plaatse aanwezige hulpdiensten.
De verdachten hebben een kille en meedogenloze houding getoond door de wijze waarop zij deze daden hebben begaan en er vervolgens vandoor zijn gegaan zonder zich rekenschap te geven van de gevolgen van hun daden. Het doelbewust in brand steken van de woning van iemand die nietsvermoedend ligt te slapen in zijn of haar eigen bed getuigt van de koelbloedigheid van deze verdachten, die er blijkbaar niet voor terugschrikken om willekeurige mensen in levensgevaar te brengen en hun mogelijke dood op de koop toe te nemen. De rechtbank rekent [verdachte] zwaar aan dat hij ook het tweede huis in brand heeft gestoken, terwijl hij - gelet op de zoekgeschiedenis in zijn telefoon - wist dat het eerste slachtoffer slechts ternauwernood aan de brand in haar huis was ontkomen. Deze wetenschap heeft hem er niet van weerhouden wederom een huis met daarin een slapende bewoonster aan te steken, ook deze keer met bijna catastrofale gevolgen. Dergelijk gedrag kan slechts als meedogenloos worden gekenschetst.
Nu [verdachte] geen enkele openheid van zaken heeft gegeven over de redenen voor zijn handelen, blijven de slachtoffers achter met de indringende en beangstigende vraag waarom juist zij het slachtoffer zijn geworden, hetgeen ook treffend is verwoord in de schriftelijke slachtofferverklaring door het slachtoffer van de brandstichting op 2 juni 2017. De slachtoffers en ook de omwonenden zullen de gevolgen van deze bijzonder traumatische nachtelijke ervaring voor de rest van hun leven met zich mee moeten dragen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met zijn reeds op jeugdige leeftijd omvangrijke strafblad. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, is hij eerder veroordeeld wegens het plegen van delicten uit de Wet wapens en munitie, vermogens-, gewelds- en Opiumwetdelicten, maar is niet eerder wegens feiten van soortgelijke zwaarte met justitie in aanraking geweest.
Voorts heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van hetgeen over [verdachte] is opgenomen in op 5 januari 2018, 9 april 2018 en 3 juli 2018 opgemaakte adviezen van
C. Dijt van GGZ Iriszorg Adviesunit Arnhem-Nijmegen alsmede van hetgeen over hem is opgenomen in de op 22 februari 2018 opgemaakte psychologische Pro Justitia rapportage van drs. L. Assa, GZ-psycholoog BIG. Uit die adviezen komt [verdachte] naar voren als een (onder enig voorbehoud) laagbegaafde man. Er is sprake van verslavingsproblematiek, ADHD van het gecombineerde type (impulsief, onnadenkend en sensation seeking) en een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Hij kan behoorlijk beïnvloedbaar zijn en laat zich dan in met behoorlijk grensoverschrijdend gedrag zonder de consequenties daarvan volledig te overzien. Hij heeft geen reguliere baan of een afgeronde vervolgopleiding. Hij heeft geen eigen woonruimte en daarnaast heeft hij schulden. Hij heeft weinig steun in de primaire kring en zijn sociale netwerk bestaat grotendeels uit mensen die hem negatief (kunnen) beïnvloeden, aldus Iriszorg. Geadviseerd wordt om – indien hier juridische mogelijkheden voor zijn – een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een meldplicht, een klinische en ambulante behandeling, contactverbod en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op dergelijke gruwelijke feiten niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van een lange duur. De rechtbank is zich er van bewust dat langdurige vrijheidsbeneming een verdere verslechtering van de maatschappelijke perspectieven van verdachte tot resultaat zal hebben. Maar gelet op het meedogenloze gemak waarmee verdachte kennelijk tot twee keer toe aanslagen pleegt op hem onbekende dames van middelbare leeftijd, en daarbij bovendien de levens van hun buren in ernstig gevaar brengt, acht de rechtbank het belang om de maatschappij tegen verdachte te beveiligen in dit geval van groter gewicht dan de leeftijd van verdachte en diens perspectieven. De rechtbank betrekt in die overweging tevens de opstelling van verdachte, die geen verantwoording aflegt over zijn handelen alsmede de zorgelijke richting waarin verdachte zich vanaf zijn puberteit heeft ontwikkeld.
Rekening houdend met hetgeen hiervoor is uiteengezet is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien jaren - met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd - passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.014,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de post:
- Oxazepam tab 10 mg € 14,87.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,-- gevorderd.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering kan worden toegewezen indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het schadeveroorzakende feit komt.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet inhoudelijk betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 3.014,87, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.000,--, wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering kan worden toegewezen indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het schadeveroorzakende feit komt.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet inhoudelijk betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 4.000,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij hebben verzocht en de officieren van justitie hebben gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 45, 47, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
telkens het misdrijf: medeplegen van een poging tot moord
en
telkens het misdrijf: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
€ 3.014,87, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2017, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.014,87,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 4.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2017, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.000,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Venekatte, voorzitter, mr. Bos en mr. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hoek en Brockötter, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.
De griffier, Brockötter, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met dossiernummer 2017521956 (onderzoek Tapir). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 november 2017, pagina 20 – 21, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangeefster.
Op vrijdag 10 november 2017 omstreeks 23.30 uur ben ik naar bed gegaan. Ik was alleen in mijn woning aan de [adres 1] in Almelo. Nadat ik naar bed ben gegaan hoorde ik op een gegeven moment een harde knal. Ik slaap aan de voorzijde van de woning. Ik heb de gordijnen open gedaan en naar buiten gekeken. Ik zag twee jongens wegrennen in de richting van de parkeerplaats. Door de straatverlichting kon ik de jongens goed zien. De jongens hadden een capuchon op. Ik ben naar beneden gerend en zag dat er brand in mijn woning was.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] van 16 november 2017, pagina 30 – 32, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangeefster.
Ik sliep en ik werd wakker door de knal. Toen ik de knal hoorde ben ik uit het raam gaan kijken. Toen zag ik twee mannen rennen. Toen ik beneden was zag ik het vuur in de woonkamer. Ik zag iets liggen op mijn bankstel. Iets dat ze hebben gegooid is in mijn bank gegooid en daardoor kwam er brand. De brand ging naar boven en naar de andere kamers. Alles was verbrand en de rook kwam uit de ramen. Het hele huis was zwart.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte.
Ik was in de nacht van 10 op 11 november 2017 met [medeverdachte 1] bij de woning aan de [adres 1] in Almelo.
Het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 11 november 2017, pagina 237 - 238, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen.
Op zaterdag 11 november 2017 om 02.45 uur werden wij verbalisanten gestuurd naar een melding dat er een brandbom in een woning was gegooid aan de [straat 1] in Almelo. Wij hoorden over de portofoon dat twee mannen waren weggerend. Wij reden om 02.48 uur over de Wierdensestraat in Almelo in de richting van de [straat 1] . Wij zagen, vlak voordat wij de Aalderinkssingel op wilden rijden, uit deze Aalderinkssingel een voertuig met kenteken [kenteken] met verhoogde snelheid komen en rechtsaf slaan de Wierdensestraat op in de richting van de N36/A35. Wij verbalisanten zijn achter het voertuig aangereden. De bestuurder voldeed aan het gegeven stopteken. Ik [verbalisant] vroeg de bestuurder zich te identificeren middels identiteitskaart, rijbewijs of paspoort. Ik hoorde de man zeggen dat hij deze documenten niet bij zich had en ik hoorde hem zegen dat hij [verdachte] (fon.) van achternaam heet. De bijrijder vertelde [medeverdachte 1] te heten.
Ik [verbalisant] vroeg aan [verdachte] of ik in zijn kofferbak mocht kijken en vervolgens of ik de aldaar aanwezige tassen mocht doorzoeken. [verdachte] gaf hier toestemming voor. Ik [verbalisant] zag onder anderen twee overhevelpompen liggen en twee aanstekers. Vanuit de kofferbak zag ik een jerrycan liggen op de vloer voor de achterbank. Wij verbalisanten hoorden de meldkamer zeggen dat de twee mannen die weg waren gerend een capuchon droegen en ongeveer 1.80/1.85 meter lang waren. Ik [verbalisant] zag dat beide mannen een zwarte capuchon droegen.
Het proces-verbaal forensisch brandonderzoek van verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] van 5 februari 2018, pagina 72, 75 - 77, 81, 87 - 88, bijlagen foto’s 101 – 102, 138 - 139, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van verbalisanten dan wel een van hen.
Door de collega’s van de uniformdienst waren de kledingstukken van verdachte veiliggesteld. Bij een onderzoek met behulp van de PID meter heb ik bij de schoenen een extreem lage aanwijzing voor de aanwezigheid van vluchtige stoffen van 0,8 ppm, welke mogelijk afkomstig konden zijn van een ontbrandbare vloeistof. Ik heb de schoenen afzonderlijk verpakt in brandzakken en afzonderlijk voorzien van sin AAKJ3456NL en AAKJ3457NL.
Vanaf de buitenzijde zag ik, verbalisant [verbalisant] , reeds dat de begane grond van de woning perceel [adres 1] in Almelo vrijwel geheel was uitgebrand.
Ik, verbalisant [verbalisant] , zag in de voortuin voor de woning perceel [adres 1] te Almelo, in de zwarte grond juist links naast het tegelpad, diverse schoensporen. Een van deze schoensporen deed mij denken aan de schoenen die ik zojuist van een van de aangehouden verdachten had overgedragen gekregen. Ik zag dat een van deze schoensporen was voorzien van diverse gebogen lijnen en ik herinnerde mij dat een van de paren schoenen ook was voorzien van een zool met gebogen lijntjes. […] met behulp van gips heb ik het schoenspoor met de gebogen lijntjes afgevormd. Dit schoenspoor is voorzien van sin AAKJ3475NL. Het andere afwijkende schoenspoor heb ik eveneens met behulp van gips afgevormd en voorzien van sin AAKJ3474NL.
Ik verbalisant [verbalisant] zag in de voortuin op het tegelpas onder het woonkamerraam, brandresten liggen en tussen deze brandresten een deels gesmolten jerrycan liggen. Deze Jerrycan heb ik veiliggesteld, in beslag genomen en voorzien van sin AAKL2000NL.
De speurhond “ontbrandbare vloeistoffen” tekende in de voortuin op een plaats op/onder de bestrating voor de voorgevel onder het woonkamerraam en vervolgens op het onderste deel van het draairaam kozijn aan de voorzijde van de woning. Met behulp van de PID meter kreeg ik op deze plaats in het zand onder deze bestrating voor de voorgevel, alsook aan de voorzijde in de woonkamer, aan de binnenzijde van het kozijn en in de naad voor de vensterbank, aanwijzingen voor de aanwezigheid van vluchtige stoffen welke afkomstig konden zijn van een ontbrandbare vloeistof. Ik heb van het zand twee monsters veiliggesteld en voorzien van sin AAKL2159NL en AAKL2190NL. ik heb een stuk uit de vensterbank als brandmonster veiliggesteld en voorzien van sin AAKL2161NL. Ik rook bij voornoemde monsters een geur welke mij deed denken aan terpentine/benzine.
Ik zag dat de houten omlijsting aan de binnenzijde van het openstaande woonkamer draairaam rondom fors was ingebrand. Ik zag dat de sluitnaad van het bijbehorende kozijn ook fors was ingebrand.
Wij zagen dat de begane grond van de woning fors door brand was beschadigd. Wij zagen dat de woonkamer het zwaarst door brand was beschadigd. Aan de hand van het aangetroffen brandbeeld zagen wij dat de brand vanuit de woonkamer de gang was ingetrokken. Zij zagen bij de woonkamerdeur dat het kozijn en de naastgelegen plint in de woonkamer tot op de vloer zwaar was ingebrand. In de woonkamer had de brand zich op vloerniveau bevonden en is vandaaruit schuin naar boven de gang in getrokken. Aan de hand van het brandbeeld zagen wij dat de brand vanuit de gang de keuken was ingetrokken. Wij zagen in de gang dat de brand vanaf de woonkamerdeur richting voordeur was getrokken. wij zagen dat de brand vanuit de gang via de trap naar de eerste etage was getrokken en dat de brand daar op de overloop van de eerste etage deels de aanwezige slaap-/bergkamers was ingetrokken.
Wij zagen dat de brand aan de brand aan de voor- en aan de achterzijde van de woonkamer via de ramen was uitgeslagen. Wij zagen aan de binnenzijden dat de raamkozijnen zwaar waren ingebrand en dat de ramen kapot waren. Wij zagen dat de gevels aan de voor- en achterzijde juist boven de woonkamerramen waren ingebrand en beroet. […] wij zagen in de woonkamer dat de brandschade aan de voorzijde van de woonkamer het zwaarst was.
Ik verbalisant [verbalisant] heb de twee stukken trottoirband welke in de woonkamer van de woning waren aangetroffen (sin AAKJ3473NL en AAKJ3472NL) nader vergeleken met het stuk trottoirband welke in de voortuin van de woning was aangetroffen (sin AAKJ34771NL) en bij dit vergelijken zag ik dat deze drie stukken trottoirband oorspronkelijk een geheel hadden gevormd.
Gezien de genoemde twee stukken trottoirband en het brandmonster met sporen van een ontbrandbare vloeistof in de woonkamer in de directe omgeving alwaar de brand is ontstaan. Alsmede de gesmolten jerrycan in de voortuin juist onder het woonkamerraam, vermoeden wij verbalisanten dat is te stellen dat deze brand het gevolg was van een opzettelijke brandstichting.
Gelet op de door ons aangetroffen situatie moeten de daders daar opzettelijk met de stenen een raam van de woonkamer hebben vernield waarna een ontbrandbare vloeistof naar binnen in de woonkamer was gebracht en waarna daar opzettelijk vuur aan de voorzijde in de woonkamer was gebracht om deze ontbrandbare vloeistoffen te ontsteken.
Gevaarzetting;
Uit de foto’s en het onderzoek bleek dat de woning perceel [adres 1] in Almelo een tussenwoning van een rij woningen betrof. Uit de foto’s en het onderzoek is gebleken dat de brand zowel aan de voor- als aan de achterzijde via de woonkamerramen was uitgeslagen. Wanneer deze brand iets later was geblust dan was er een grote kans geweest dat de gevels van de naastgelegen woningen door deze brand waren aangetast. Er was bij deze brand dan ook gemeen gevaar voor goederen te duchten. Tijdens het ontstaan van de brand lag de bewoonster van deze woning, perceel [adres 1] in Almelo op de eerste etage in een slaapkamer te slapen. Wanneer deze bewoonster iets later wakker was geworden dan had de brand zich al dermate kunnen ontwikkelen dat vooral de dikke verstikkende rook, welke vanuit de woonkamer via de trap naar boven was getrokken, het onmogelijk had gemaakt om nog via de trap naar beneden te vluchten. Deze verstikkende rook had vervolgens de ruimtes op de eerste etage gevuld. Dor het uitslaan van de brand via de woonkamerramen aan de voor- en achterzijde van de woning was dan het vluchten via de ramen op de eerste etage ook vrijwel onmogelijk. Er had bij deze brand een situatie kunnen ontstaan waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was geweest.
Het proces-verbaal schoensporenonderzoek van verbalisant [verbalisant] van 27 november 2017, pagina 166, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisant.
Bij mij verbalisant werd aangeboden een paar schoenen, merk Antony Morato gewaarmerkt linkerschoen AAKJ3457NL [2] en de rechterschoen AAKJ3456NL [3] in beslag genomen onder [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum 2] 1999 in [geboorteplaats 2] . Door mij is vergelijkend schoensporenonderzoek ingesteld. Verzocht werd het profiel van de zolen van de schoenen [2] en [3] te vergelijken met de schoensporen AAKJ3475NL [4] en AAKJ3474NL [5] welke bij de woningbrand op de [adres 1] te Almelo werden aangetroffen.
Met de aangeboden schoenen zijn proefsporen vervaardigd. Ten gevolge van de beschadigingen in de zolen van de schoenen kunnen de hiermee vervaardigde proefsporen als karakteristieke voor deze schoenen worden beschouwd. Het profiel en de maat van het afgenomen schoenspoor [4] vertoont overeenkomst met het profiel en de maat van de linkerschoen [2]. Karakteristieke overeenkomsten die kunnen leiden tot identificatie zijn niet waargenomen.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 11 januari 2018, pagina 279 - 283, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisant.
Op de uitgelezen en onder de verdachte [verdachte] in beslag genomen telefoon van het merk en type Samsung SM-A520F (Galaxy A5) is gebleken dat het toestel is voorzien van het Imeinummer [nummer 1] en een simkaart van KPN met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Op de telefoon werd het chatprogramma WhatsApp aangetroffen. Hieruit is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] het WhatsApp account [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net en de gebruikersnaam [alias 1] gebruikt.
Op de telefoon werd verder de applicatie Facebook Messenger aangetroffen waarbij de gebruiker van de telefoon gebruik maakt van de accountnaam [nummer 2] en gebruikersnaam [alias 2] .
Op de telefoon werd ook de applicatie Telegram aangetroffen waarbij de gebruiker van de telefoon gebruik maakt van de gebruikersnaam [alias 1] .
Door mij verbalisant werden tijdens het onderzoek naar de telefoon onderstaande gesprekken aangetroffen welke de gebruiker [alias 1] met [medeverdachte 1] heeft gevoerd.
Uit de tijdlijn van de activiteiten op de in beslag genomen telefoon van [verdachte] blijkt onder meer dat:
  • Op 10 november 2017 omstreeks 23.53 uur vraagt [alias 1] aan [medeverdachte 1] de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] of hij € 100,- wil verdienen en of hij dan op Telegram komt.
  • Op 10 november 2017 omstreeks 23.53 uur vraagt [alias 1] aan [medeverdachte 1] ben je thuis?
  • Op 11 november 2017 omstreeks 00.17 uur ontvangt [alias 1] een bericht van [vriendin verdachte] waarbij zij aangeeft dat hi wel op de tank moet letten.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 00.28 uur geeft [alias 1] aan dat hij nu ook in Heerde is.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 00.29 uur stuurt [medeverdachte 1] de locatie [gps-gegevens] .
Dit betreft [adres 3] in Heerde. [medeverdachte 1] is woonachtig op het [adres 3] te Heerde.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 00.34 uur stuur [alias 1] een bericht aan [medeverdachte 1] waarin hij aangeeft dat hij buiten op de parkeerplaats staat.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 00.40 uur stuurt [medeverdachte 1] een bericht aan [alias 1] waarin hij aangeeft dat hij ff moet pissen schoen aan en dan komt waarop [alias 1] zegt oke man.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 01.33.30 uur werd op de telefoon middels de applicatie Maps een navigatie gestart. Deze applicatie stopt om 01.55.49 uur.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 02.05 uur stuurt [vriendin verdachte] een bericht aan [alias 1] waarin zij vraagt of hij er al is.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 02.20 uur stuurt [vriendin verdachte] een bericht aan [alias 1] waarin zij aangeeft dat zij verwacht dat hij zowiezo voor 6 wel terug is en hij voorzichtig moet doen. waarop [alias 1] zegt kom goed. Zet me tel nu op still.
  • Op 11 november 2017 omstreeks 02.21.33 uur werd op de telefoon middels de applicatie Maps een navigatie gestart. Deze applicatie stopt om 02.24.12 uur.
Uit de applicatie Maps Navigatie blijkt dat de gebruiker van de telefoon op 11 november 2017 het adres [adres 1] in Almelo heeft ingevoerd.
Het proces-verbaal onderzoek Samsung SM-A520F van verbalisant [verbalisant] van 19 januari 2018, pagina 301 – 303, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisant.
Ik stelde een onderzoek in naar de gegevens die zijn overgenomen van een mobiele telefoon van Samsung SM-A520F met kenmerk 17-1302-001. Ik trof het geïnstalleerde programma “Maps: Navigatie en OV” van Google, ook wel Google Maps genoemd, in de onderzochte gegevens aan. ik zag dat omstreeks 11 november 2017 te 01:35 uur een route was gepland naar “ [adres 1] , Almelo” vanaf locatie met GPS coördinaten “ [gps-gegevens] ”.
Tevens zag ik in de gegevens dat routeaanwijzingen voorkwamen voor de bestemming “ [adres 1] , Almelo” gebaseerd op de GPS coördinaten waarop het onderzochte toestel zich op dat moment bevond. Tevens zag ik in de gegevens behorende bij de GPS coördinaten “ [gps-gegevens] ”de volgende tekstuele aanwijzingen “Ga in westelijke richting op de [straat 1] naar de [straat 2] ” en vervolgens “Je bestemming bevindt zich aan de rechterkant”.
Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 20 november 2017, pagina 336, 341 - 342, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisant.
Uit onderzoek naar de uitgelezen en onder de verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon van het merk en type Samsung Sm-G531f is gebleken dat het toestel is voorzien van het Imeinummer [nummer 1] en een simkaart Hollands Nieuwe met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Verder is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] het WhatsApp account heeft [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net en de gebruikersnaam [medeverdachte 1] . In de contacten van de onder de verdachte [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon staat onder de naam [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer 1] opgeslagen.
Naast de WhatsApp contacten werden op de telefoon verder enkele middels de berichtendienst Telegram verzonden en ontvangen berichten aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] .
Datum tijd
Van
Naar
Bericht
Status
6-11-2017
12:39:46 (UTC+1)
[nummer 3] [medeverdachte 1]
Heb je vandaag of morgen ofzo klusje?
Sent
Het proces-verbaal bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 21 december 2017, pagina 329, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisant.
Uit bevraging bij het Centraal Justitieel Incassobureau blijkt dat de bestuurder van de Fiat Punto voorzien van het kenteken [kenteken] op naam van betrokkene
Naam: [vriendin verdachte]
Voornamen: [vriendin verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 3] 1988
(…)
op 11 november 2017 te 01.42 uur aan de Wierdensestraat ter hoogte van [adres 4] te Almelo een snelheidsovertreding heeft begaan.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 11 november 2017, pagina 473, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
Op zaterdag 11 november 2017 omstreeks 02:30 uur bevond ik mij in mijn slaapkamer aan de voorzijde van mijn woning aan de [adres 5] in Almelo. Ik was wakker. Ik hoorde een harde klap gevolgd door glasgerinkel. Ik zag voor de woning aan de [adres 1] twee mannen staan. De straat was verlicht door de verlichting van de lantaarnpalen. Ik zag dat één van de mannen voor het raam links naast de voordeur in de tuin van [adres 1] stond. De andere man stond op het pad welke naar de woning toe leid. Ik zag dat de man welke in de tuin stond iets door het raam de woning in gooide. Ik zag vervolgens een explosie van vuur. De beide mannen renden hierna hard weg in de richting van de [straat 2] . Ik kan de mannen als volgt omschrijven. De mannen waren beide tussen de 1.75/1.80 meter lang en beide mannen droegen donkere kleding en hadden een capuchon op.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 13 november 2017, pagina 479, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
Op zaterdag 11 november 2017 omstreeks 02:30 uur of 03.00 uur bevond ik mij in mijn slaapkamer aan de achterzijde van mijn woning aan de [adres 6] in Almelo. Ik was wakker.
Vanuit deze kamer heb ik zicht op mijn achtertuin en op de parkeerplaats van de flat achter ons, waar onder andere [bedrijf] is gevestigd.
Ik zag op die parkeerplaats twee jongens rennen. Ik zag dat de jongens zwarte capuchons droegen.
Ik ben vervolgens naar mijn grote slaapkamer gegaan en zag vuur en vlammen komen uit de woning van de voerbuurvrouw van [adres 1] .
Opmerking verbalisant: [bedrijf] is gevestigd aan de [adres 7] in Almelo.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 15 november 2017, pagina 485 - 486, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
Op zaterdagnacht 11 november 2017 omstreeks 02.35 uur was ik thuis aan de [adres 8] in Almelo. Ik hoorde een luid geritsel en ik zag vanuit mijn slaapkamer aan de voorzijde van mijn woning dat een gedaante een voorwerp gooide tegen het raam van mijn buurvrouw.
Ik zag twee gedaanten wegrennen bij de woning in de richting van de parkeerplaats bij een flat achter ons. Die twee gedaanten droegen donkere kleding.
Volgens mij droeg de langere gedaante een capuchon.
Het deskundigenverslag te weten een rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen naar aanleiding van een brand in Almelo op 11 november 2017, van 30 november 2017, opgemaakt door dr. M.M.P. Grutters, NFI-deskundige bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 192 – 193, 195, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende als verklaring van de deskundige:
Het te onderzoeken materiaal betreft:
SIN AAKL2159NL met omschrijving: brandrest; brandmonster benzine? onder betontegels
SIN AAKL2160NL met omschrijving: brandrest; brandmonster terpentine? onder betontegels
SIN AAKL2161NL met omschrijving: brandrest; brandmonster deel kozijn/dorpel/vensterbank achter
Vraagstelling: bevat het monster vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof? Zo ja, in welke productklasse valt deze ontbrandbare vloeistof?
De conclusies van het onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen:
SIN AAKL2159NL:
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn; de aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kookpuntbenzine.
SIN AAKL2160NL:
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn; de aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kookpuntbenzine.
Tevens zijn er zuurstofhoudende vluchtige stoffen aangetoond, met ethanol als hoofdcomponent, die afkomstig zijn van een niet nader te duiden alcoholhoudend product.
SIN AAKL2161NL:
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die van een aardoliedestillaat afkomstig zijn; de aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse kookpuntbenzine.
Tevens zijn er zuurstofhoudende vluchtige stoffen aangetoond, met ethanol als hoofdcomponent, die afkomstig zijn van een niet nader te duiden alcoholhoudend product.
Tabel classificatieschema ontbrandbare vloeistoffen
Klasse subklasse voorbeelden voorbeelden producten
Alcoholhoudend - ethanol brandpasta
product
Aardoliedestillaat kookpuntbenzine wasbenzine
Feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met dossiernummer 2017250737 (onderzoek Zeelt). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 2 juni 2017, pagina’s 22 en 23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster.
Vannacht, 2 juni 2017, lag ik boven op bed in mijn woning aan de [adres 2] in Almelo. In mijn slaap hoorde ik lawaai. Ik hoorde een knal en wat rommel. Het was op dat moment rond 04.00 uur. Ik ben snel naar beneden gelopen. Nadat ik de huiskamerdeur open deed, rook ik brandlucht.
Ik heb de kamerdeur weer dichtgetrokken. In paniek ben ik weer naar boven gelopen. Ik heb aan de voorzijde een raam open gedaan. Ik bedacht mij toen dat ik 112 moest bellen en heb dit ook gedaan.
Daarna kwam de brandweer en die heeft mij met een bakje uit de woning gehaald. Als ik niet was wakker geworden, had ik voor mijn leven moeten vrezen. Ik ben ook longpatiënt. Nadat het ambulancepersoneel mij had onderzocht, ben ik naar het ziekenhuis overgebracht. Daar heeft men allerlei onderzoeken gedaan en heb ik zuurstof gekregen.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 8 juni 2017, pagina’s 50, 51, 52 en 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten.
Op vrijdag 2 juni 2017 te 8.30 uur werd door ons verbalisanten als forensisch onderzoekers op verzoek van de politie een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een brandstichting gepleegd op 2 juni 2017 te 04.05 uur. Het onderzoek is verricht in een hoekwoning aan de [adres 2] in Almelo.
Wij zagen dat de ruit, die in de zijgevel was gesitueerd, was vernield. Wij zagen buiten resten liggen van wat vermoedelijk aanmaakblokjes waren. Wij maten daar middels de Mini-Rae (sniffer) vluchtige ontbrandbare stoffen. Wij zagen dat er aan de binnenzijde een blauwe handdoek in twee delen lag of dat er twee kleine blauwe handdoeken lagen. In een van de blauwe handdoeken was een hoekige steen verpakt. Wij verpakten de blauwe, deels door de brand aangetaste handdoek en de handdoek met de steen er in voor DNA-onderzoek en namen deze in beslag. Wij zagen in de woonkamer op de vloer een tiental witte aanmaakblokjes liggen. De brandhaard bevond zich duidelijk in de omgeving van het raam en wel aan de binnenzijde daarvan. Schuin onder het raam stond een bank en deze was door het vuur aangetast. Er was daar geen enkele technische oorzaak die mogelijk deze brand geïnitieerd zou kunnen hebben. Wij schoven de bank opzij en verrichtten metingen met de Mini-Rae. Wij zagen dat deze aangaf dat er vluchtige ontbrandbare stoffen op de vloer aanwezig waren. Wij zagen dat dit vooral achter de vloerplint was. De brand had veel hitte veroorzaakt.
De brand had reeds de inboedel van de bewoners aangetast en het huis dat eigendom was van de woningbouwvereniging. Van enige doorslag naar de buren was nog geen sprake, maar dat had bij een verdere ontwikkeling van de brand waarschijnlijk wel plaatsgevonden. Er ontstond levensgevaar voor de bewoonster [slachtoffer 2] die boven lag te slapen. Zij werd in verband met ademhalingsproblemen naar het ziekenhuis gebracht. Als de brandweer haar niet tijdig had gered, dan was het voor haar waarschijnlijk slecht afgelopen. Springen uit het raam was voor haar geen optie, omdat zij lijdt aan artrose. Er was boven verder geen uitweg.
Bij tussendeuren die niet gesloten waren of bij het niet bij zich hebben van een telefoon had deze brand waarschijnlijk ernstige gevolgen gehad voor [slachtoffer 2] en mogelijk haar leven kunnen kosten.
Conclusie:
De brand werd met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid opzettelijk gesticht door een ruit te vernielen en door brandbare stoffen naar binnen te brengen als aanmaakblokjes en ontbrandbare vluchtige stoffen. De brandstichting vond plaats in de voor de nachtrust bestemde tijd en bracht degene die in de woning lag te slapen in levensgevaar, omdat de brand werd gesticht in de woonkamer en die was juist cruciaal in de vluchtweg van de bovenverdieping naar buiten toe.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN : AALQ5523NL
Object : Textiel (handdoek)
Kleur : blauw
(…)
Bijzonderheden : aangetroffen op leuning links bankstel, deels verbrand
SIN : AAKQ5524NL
Object : textiel (handdoek)
Merk/type : Handdoek + steen
Kleur : blauw
(…)
Bijzonderheden : aangetroffen op vloer links naast bank
Het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een brandstichting in Almelo op 2 juni 2017, opgemaakt en ondertekend door drs. C. van Kooten, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, op 6 oktober 2017, pagina’s 121, 122 en 123, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven.
DNA-onderzoek
AAKQ5524NL#01 een bemonstering van de buitenzijde van de handdoek die rondom de steen zat
AAKQ5524NL#02 een bemonstering van de binnen- en buitenzijde van de knoop/uiteinden van de handdoek
Bemonstering AAKQ5524NL#01
Van het DNA in bemonstering AAKQ5524NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van ten minste drie personen. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat [getuige 4] en [verdachte] beide donoren kunnen zijn van celmateriaal in deze bemonstering.
Bemonstering AAKQ5524NL#02
Van het DNA in bemonstering AAKQ5524NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen dat DNA-kenmerken bevat van ten minste twee personen. In dit DNA-mengprofiel zijn DNA-kenmerken zichtbaar van een donor van wie een relatief grote hoeveelheid celmateriaal in de bemonstering aanwezig is.
Het DNA-profiel van [verdachte] RABG3268NL matcht met deze DNA-kenmerken. Dit betekent dat [verdachte] een relatief grotere hoeveelheid celmateriaal kan hebben bijgedragen aan de bemonstering AAKQ5524NL#02.
Ten behoeve van het berekenen van de ordergrootte van de bewijskracht van de match tussen het DNA-profiel van [verdachte] RABG3268NL en het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in bemonstering AAKQ5524NL#02 zijn de volgende aannames gedaan:
1. de bemonstering AAKQ5524NL#02 bevat DNA van twee of drie personen;
2. de personen in deze bemonstering zijn niet onderling verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
hypothese 1:
De bemonstering bevat DNA van [verdachte] RABG3268NL en één of twee willekeurige onbekende personen.
hypothese 2:
De bemonstering bevat DNA van twee of drie willekeurige onbekende personen.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn
meer dan 1 miljard keer waarschijnlijkerals hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 4] van 11 december 2017, pagina’s 289, 293, 294, 295, 298 en 300 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verdachte.
A: Ik heb verhalen gehoord over een brandstichting.
V: Van wie heb jij dat verhaal gehoord?
A: Van [verdachte] .
V: Wat heb jij gehoord van hem?
A: Hij heeft mij een keer verteld dat hij dingen moest doen of ging doen.
Opmerking verbalisanten: We hebben een uitdraai gemaakt van jouw adressen waar jij gewoond hebt. Maar op 25-05-2017 ben jij naar de [straat 4] gegaan volgens GBA en daar stond jij op 2 juni 2017 ook nog ingeschreven.
V: Was [verdachte] met de witte Volkswagen?
A: Nee, met de Caddy met iemand anders.
V: Met wie was die en van wie was die auto?
A: Dit was met [medeverdachte 2] en de auto was van [medeverdachte 2] of van zijn werk.
A: In die tijd was ik net verhuisd van de [straat 5] naar de [straat 4] en zat ik nog vol in de verhuizing. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren bij mij en zijn op een gegeven moment samen vertrokken en een tijd later samen terug gekomen. [verdachte] is toen gebleven en [medeverdachte 2] is naar huis gegaan, want die moest de andere dag werken.
Ik weet dat [medeverdachte 2] een tekening aan het maken was. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren in de woonkamer en ik in de slaapkamer. Ik hoorde dat ze een discussie over de tekening hadden.
A: [medeverdachte 2] had zijn werkkleding nog aan volgens mij en toen vroeg hij mij om een trainingsbroek en die heeft hij aangedaan en toen zijn ze met zijn beiden weggegaan.
A: Het had met een steen te maken, die wilden ze ergens aan maken of niet en daar ging de discussie over.
V: Hoe weet je dat [verdachte] deze brandstichting heeft gepleegd?
A: Hij vertelde mij: haha, we hebben weer een klusje gedaan en [medeverdachte 2] heb ik weer afgescheept met 100 euro.
A: Volgens mij heeft [medeverdachte 2] ook nog zijn gezicht verbrand. [verdachte] heeft dit aan mij verteld. [verdachte] vertelde mij dat [medeverdachte 2] heel dom had gedaan. Bij het in brand steken heeft [medeverdachte 2] zijn gezicht verbrand. Hij had zijn haren en zijn gezicht verbrand. [verdachte] heeft dit de dag erna verteld. Hij heeft zich hiervoor niet laten behandelen. Zo erg was het niet. [medeverdachte 2] heeft dit nadien ook aan mij verteld.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte.
Ik was in de avond van 1 juni 2017 samen met [medeverdachte 2] bij [getuige 4] in Hengelo. Op een gegeven moment zijn [medeverdachte 2] en ik die avond/nacht in de auto van [medeverdachte 2] naar Almelo gereden. Bij [getuige 4] hebben we handdoeken en aanmaakblokjes meegenomen. U vraagt mij of ik [medeverdachte 2] geld heb betaald. Ik zeg daarop dat dat klopt. Ik heb [medeverdachte 2] daarvoor 100 euro betaald.
De processen-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 2 juni 2017, pagina’s 253, 255 en 256, voor zover inhoudende in onderling verband en samenhang bezien, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige.
Vannacht, vrijdag 2 juni 2017 rond 04.05 uur, was ik wakker. Ik keek uit het raam en kijk dan uit op de [straat 3] en [adres 2] . Ik zag twee jongens. Een grotere en een kleinere. Ik zag dat ze bezig waren om een ruit aan de [adres 2] in te slaan.
Ik zag en hoorde toen dat de kleine met een bolvormig voorwerp op het raam bonkte. Ik zag en hoorde dat de ruit aan diggelen ging. Ik zag dat de kleinere een fles bij zich had. Ook zag ik dat die grotere jongen iets brandends door het, inmiddels kapotte, raam naar binnen gooide. Ik zag dat die kleine een strooi-beweging maakte met die fles. Direct na het naar binnen sprenkelen van de vloeistof zag ik een steekvlam via het raam naar buiten komen. Beide jongens renden weg richting het station van Almelo.
Het proces-verbaal van bevindingen analyse tap [telefoonnummer 3] onderzoek Tibesti van verbalisant [verbalisant] van 6 december 2017, pagina’s 128, 129, 134 en 140 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant.
In het opsporingsonderzoek ON3R017012/Tibesti werd door de officier van justitie bevolen dat telecommunicatie gevoerd middels [telefoonnummer 3] in gebruik bij:
Verdachte:
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum 1] 1994
werd opgenomen voor de periode 29 mei 2017 en eindigend op 12 juni 2017.
Gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 4]
Het telefoonnummer staat volgens een (CIOT) bevraging op naam van betrokkene:
Naam: [medeverdachte 2]
Voornamen: [medeverdachte 2]
Geboortedatum: [geboortedatum 4] 1994
[afbeelding]
[telefoonnummer 4] vraagt of [telefoonnummer 3] met hem meegaat of te werken. [telefoonnummer 3] moet nog even kijken want vanavond heeft hij iets.
[telefoonnummer 3] vraagt of [telefoonnummer 4] vanavond met hem mee wilt gaan want dan kan [telefoonnummer 4] ook wat geld pakken, al weet [telefoonnummer 3] nog niet hoeveel.
[telefoonnummer 3] komt zo naar [telefoonnummer 4] toe.
[afbeelding]
De als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen interceptie telecommunicatie van verbalisant [verbalisant] van 5 maart 2018 gevoegde tapgesprek, pagina 52 (Algemeen dossier) voor zover inhoudende.
[afbeelding]
[verdachte] zegt dat hij naar het politiebureau moest en toen heeft hij een aantal dingetjes gehoord
[vriendin verdachte] : zoals
[verdachte] : die kanker hoer van een [getuige 4] heeft echt alles lopen zeggen
[vriendin verdachte] : ja dat zei ik toch. En nu?
[verdachte] : gewoon afwachten. Ze hebben me alles voorgelegd, maar ik heb gezwijgd. [medeverdachte 1] heeft dat ook gedaan en [medeverdachte 2] heeft alleen gezegd dat hij chauffeur was.
[vriendin verdachte] : wat?
[verdachte] : wat een sukkel he.