In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voor zover daarin de intrekking van het recht op bijstand voor de maanden juni 2016 tot en met november 2016 en de terugvordering van bijstand voor de maanden juni 2016 tot en met oktober 2016 is gehandhaafd. De rechtbank heeft het primaire besluit I herroepen voor de periode van juni 2016 tot en met november 2016, omdat de intrekking van het recht op bijstand voor deze periode ten onrechte was gebeurd. Tevens is het teruggevorderde bedrag verlaagd naar € 27.921,68.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar een eerdere tussenuitspraak van 22 februari 2018, waarin het onderzoek was heropend om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Psychiater D.G. Buiten heeft op 17 augustus 2018 gerapporteerd over de psychische toestand van eiser en geconcludeerd dat er mogelijk sprake is van een periodiek explosieve stoornis, maar dat er geen bewijs is dat de terugvordering van bijstand de psychische problematiek van eiser zal verergeren of dat hij een gevaar voor zichzelf of anderen zal zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de terugvordering van bijstand niet onaanvaardbare gevolgen voor eiser of zijn gezinssituatie met zich meebrengt.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 2.304,- en bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 46,- aan eisers moet terugbetalen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.