ECLI:NL:RBOVE:2019:1472

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
08/960106-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor oplichting, witwassen en deelname aan een criminele organisatie

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 33-jarige vrouw uit Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor het medeplegen van oplichting, medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De vrouw was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met phishing, waarbij slachtoffers onder valse voorwendselen hun bankgegevens moesten afgeven. De rechtbank oordeelde dat de vrouw samen met anderen op verschillende tijdstippen in 2015 meerdere slachtoffers heeft opgelicht, waarbij aanzienlijke bedragen zijn verduisterd. De vrouw moet ook schadevergoeding betalen aan de Rabobank van 1,04 miljoen euro en aan twee andere slachtoffers van respectievelijk 16.112 euro en 1.250 euro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de vrouw veroordeeld, ondanks haar verweer dat zij niet betrokken was bij alle feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van vervolging en de positieve wending in het leven van de vrouw na haar aanhouding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/960106-15 (P)
Datum vonnis: 16 april 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2015, 23 februari 2016, 12 maart 2019, 13 maart 2019 , 20 maart 2019 en
4 april 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.W. van Damme en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.H. Feenstra, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er (na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging van 12 maart 2019), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:(medeplegen van) oplichting;
feit 2:(medeplegen van) (gewoonte)witwassen;
feit 3:deelnemen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij,
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014
tot en met 15 juni 2015,
te Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels een of meerdere perso(o)n(en) heeft bewogen tot de afgifte van
een of meerdere inlogcodes en/of signeercodes en/of authentificatiecodes en/of
een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, te weten:
- op of omstreeks 16 april 2015 een bedrag ad. EUR 28.500 ( [slachtoffer 1] ) en/of
- op of omstreeks 20 april 2015 een bedrag ad. EUR 16.500 ( [slachtoffer 2] ) en/of
- op of omstreeks 22 april 2015 een bedrag ad. EUR 37.945 ( [slachtoffer 3] en/of

[slachtoffer 4] ) en/of

- op of omstreeks 24 april 2015 een bedrag ad. EUR 47.350 ( [slachtoffer 5] )

en/of

- op of omstreeks 01 mei 2015 een bedrag ad. EUR 21.500 ( [slachtoffer 6] en//of [slachtoffer 7] ) en/of
- op of omstreeks 04 mei 2015 een bedrag ad. EUR 24.950 ( [slachtoffer 8] ) en/of
- op of omstreeks 27 mei 2015 een bedrag ad. EUR 24.950 ( [slachtoffer 9] ),
hebben de verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als medewerk(st)er van de Rabobank en/of ING Bank en/of
- telkens een valse en/of onjuiste naam opgegeven en/of
- tegenover voornoemd(e) perso(o)n(en) telefonisch aangegeven te bellen in
verband met de vervanging van de randomreader door de Raboscanner en/of in
verband met een update van het internetbankieren,
waardoor een of meerdere bovengenoemd(e) perso(o)n(en) en/of een of meerdere
andere perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
2.
zij,
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014
tot en met 15 juni 2015,
te Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig
heeft gemaakt aan witwassen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, van voorwerp(en), te weten:
-op of omstreeks 16 april 2015 een bedrag ad. EUR 28.500 en/of
-op of omstreeks 20 april 2015 een bedrag ad. EUR 16.500 en/of
-op of omstreeks 22 april 2015 een bedrag ad. EUR 37.945 en/of
-op of omstreeks 24 april 2015 een bedrag ad. EUR 47.350 en/of
-op of omstreeks 01 mei 2015 een bedrag ad. EUR 21.500 en/of
-op of omstreeks 04 mei 2015 een bedrag ad. EUR 24.950 en/of
-op of omstreeks 27 mei 2015 een bedrag ad. EUR 24.950 en/of
althans van enig(e) geldbedrag(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of
de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of
verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e)
geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of
overgedragen en/of omgezet, terwijl zij, verdachte, wist, althans
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
zij,
op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2014
tot en met 15 juni 2015,
te Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door
een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waartoe zij, verdachte en/of
haar mededader(s), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of
[medeverdachte 4] en/of een of meer andere personen behoorden, welke organisatie
het oogmerk had het plegen van misdrijven als omschreven in artikel 326 en 420bis
en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met dien verstande dat voor het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen voor wat betreft de pleegperiode van 1 augustus 2014 tot 6 november 2014.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft inzake feit 2 subsidiair bepleit verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van het medeplegen van het verwerven van geldbedragen.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat geen bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 20 april 2015en heeft bepleit haar voor die periode partieel vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 telkens ten laste is gelegd onder:
- het 1e gedachtestreepje ( [slachtoffer 1] , 2015, A43),
- het 2e gedachtestreepje ( [slachtoffer 2] , A44),
- het 4e gedachtestreepje ( [slachtoffer 5] , A48),
- het 5e gedachtestreepje ( [slachtoffer 8] , A55),
- het 6e gedachtestreepje ( [slachtoffer 6] , A56),
- het 7e gedachtestreepje ( [slachtoffer 9] , A63),
zodat zij verdachte daarvan partieel zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen niet blijkt van enige feitelijke betrokkenheid van verdachte ter zake van de oplichting van voornoemde aangevers/aangeefsters.
Gelet op het voren overwogene kan voor wat betreft voornoemde aangevers/aangeefsters evenmin een veroordeling volgen ter zake van (gewoonte)witwassen, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het overigens onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde (onder het derde gedachtestreepje, [slachtoffer 3] op 22 april 2015 ad € 37.945,--, A47) en het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, en overweegt daartoe het volgende.
4.4
Inleiding
In de zomer van 2014 kwam er vanuit de Electronic Crimes Task Force (ECTF), een samenwerkingsverband tussen onder meer de politie, het Openbaar Ministerie, de vier grote banken (Rabobank, ABN-AMRO, ING) en de Nederlandse Vereniging van Banken, zicht op een criminele organisatie die verantwoordelijk werd gehouden voor veel financiële schade bij particulieren en banken ten gevolge van “phishing”. Dit is een vorm van oplichting waarbij door de criminele organisatie frauduleuze transacties worden gegenereerd door rechtstreeks gebruik te maken van de bankrekening van het slachtoffer voor de aankoop van veelal dure auto’s en/of andere goederen.
De frauduleuze transacties worden uit naam van het slachtoffer verricht met gegevens die door “phishing” en “social engineering” werden verkregen.
Via een “spamrun” worden grote hoeveelheden e-mails verstuurd die afkomstig lijken te zijn van de bank. In deze phishingmails zit een snelkoppeling/link naar een frauduleus opgezette website, de phishingsite. Als de rekeninghouder klikt op deze link komt hij/zij op de vals opgezette website, die nagemaakt is van de legitieme website van de bank. Op deze phishing-website wordt de klant gevraagd naar informatie zoals rekeningnummers, kaartnummer, naam, telefoonnummer en/of pincode.
De phisher/beller neemt vervolgens op enig moment telefonisch contact op met het beoogde slachtoffer en gebruikt die informatie en door het slachtoffer vrijwillig geplaatste informatie op websites, zoals Facebook.com, Twitter.com en persoonlijke/zakelijke sites, om het slachtoffer te bewegen de bancaire inlog- en signeercodes door te geven en zo in staat te zijn om de frauduleuze overboekingen uit te voeren. Bij het overboeken van de frauduleuze bedragen wordt altijd een andere IP-adres gebruikt dan het gebruikelijke IP-adres van de gebelde rekeninghouder.
In februari 2015 is een opsporingsonderzoek gestart onder de naam 26Monument, met als doel:
  • het doen ophouden van het fenomeen autophishing;
  • het identificeren, lokaliseren en aanhouden van de bellers (phishers) en hun opdrachtgevers;
  • het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • beslag leggen op crimineel vermogen.
Binnen het onderzoek 26Monument zijn in totaal 78 aangiften van phishing onderzocht.
Het merendeel van de aangevers (in totaal 72) bleek rekeninghouder te zijn bij de Rabobank.
De overige 6 aangevers bleken een rekening te hebben bij de ABN-AMRO. De aangiften kenmerkten zich doordat verdachten met het door “phishing” verworven geld met name auto’s kochten. Daarom wordt in de aangiften gesproken over “autophishing”.
Uit het onderzoek 26Monument is gebleken dat aangevers enkele uren, dagen of weken voorafgaand aan de oplichting een mailbericht hebben ontvangen, dat afkomstig leek te zijn van de Rabobank en waarin aandacht werd gevraagd voor bijvoorbeeld het omruilen van de Random Reader naar de Raboscanner, het contactloos betalen, het daaraan verbonden beveiligingsrisico en de daartoe noodzakelijke update. In deze mail stond tevens een link die aangevers konden aanklikken, waarna ze doorgelinkt werden naar een andere site, de phishing-website. Op deze website dienden aangevers een digitaal formulier in te vullen. Omdat aangevers dachten dat ze daadwerkelijk contact hadden met de bank, hebben aangevers veelal via deze link persoonlijke gegevens ingevuld.
Uit meerdere aangiften blijkt dat aangevers/rekeninghouders daarna werden gebeld door veelal een netjes sprekende vrouw, die zich voordeed als een medewerker van het hoofdkantoor van de Rabobank. De aangevers werd telefonisch gevraagd om hun Rabobank-pinpas in te voeren in hun Random Reader en zij werden vervolgens bewogen om hun inloggegevens aan de “medewerkster van de Rabobank” door te geven. Daartoe hoefden de aangevers niet ingelogd te zijn op het internetbankieren. Vermoedelijk werd op dat moment alleen ingezien hoeveel geld er op de spaarrekening en betaalrekening van de betreffende rekeninghouder stond.
De aangevers werden op een later tijdstip nogmaals gebeld, veelal door dezelfde vrouw, waarbij hen nogmaals werd gevraagd om de Rabobank-pas in de Random Reader te steken. Vervolgens werden de aangevers bewogen om inloggegevens en signeercodes door te geven.
De op dat moment afgegeven inloggegevens en signeercodes werden gedurende het telefonisch contact door de criminele organisatie gebruikt om via een overboeking direct geld van de bankrekening van de betreffende aangever/rekeninghouder over te boeken naar autobedrijven of particuliere personen, voor op of omstreeks datzelfde tijdstip verrichte aankopen van vooraf geselecteerde auto’s door zogenaamde, vooraf geregelde katvangers. Deze auto’s werden direct na de aankoop op naam gezet van de katvanger en werden vervolgens zo spoedig mogelijk geëxporteerd of ver onder de marktwaarde doorverkocht binnen Nederland.
Uit de in het onderzoek 26Monument onderzochte 78 aangiften van de Rabobank ter zake van deze wijze van oplichting/phishing blijkt dat een totaalbedrag van € 2.839.613,15 door de verdachten frauduleus is overgeboekt naar derden. Op 15 juni 2015 heeft een landelijke actiedag plaatsgevonden, waarbij meerdere verdachten zijn aangehouden.
Gedurende het onderzoek 26Monument zijn onder meer verdachte, alsmede medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] in beeld gekomen en voorwerp van onderzoek geweest in verband met (onder meer) oplichting, (gewoonte)witwassen en deelname aan een criminele organisatie, gericht op het plegen van phishing fraude.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, het medeplegen van (gewoonte)witwassen en dat zij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van oplichting en (gewoonte)witwassen.
4.5
De inhoud van de bewijsmiddelen
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 maart 2019 verklaard dat ze in april 2015 maximaal vier keer belster is geweest in een woning in Rotterdam, waarbij ze zich steeds heeft voorgedaan als een medewerkster van de Rabobank. Ze werd telkens thuis opgehaald door “ [alias medeverdachte 2] ” en ook weer thuisgebracht. “ [alias medeverdachte 2] ” is de bijnaam van [medeverdachte 2] . Op de bellocatie lag er een script voor haar klaar. De eerste keer is haar door [medeverdachte 2] uitgelegd wat ze moest doen. Ze moest de gebelde persoon zo lang mogelijk aan de lijn houden en codes horen om vervolgens auto’s te kopen. Tijdens de telefoongesprekken die verdachte voerde verbleef [medeverdachte 2] in dezelfde ruimte als zij. In die ruimte bevonden zich ook andere mensen.
Verdachte heeft verklaard dat zij zich op het haar ter terechtzitting getoonde videofragment van 22 april 2015 herkent als degene die toen aan het bellen was.
Verdachte heeft ook verklaard dat zij op 15 juni 2015, toen zij door de politie werd aangehouden, voor de eerste maal in het pand [adres 2] te Amsterdam was en dat zij daarheen was gegaan, omdat zij haar geld wilde krijgen.
Feit 1 (Oplichting)
Oplichting [slachtoffer 3] (A47) op 22 april 2015 (€ 37.945,--)
Aangifte [slachtoffer 3]
Blijkens de aangifte van [slachtoffer 3] ontving zij op 22 april 2015 omstreeks 10.26 uur een mail van de Rabobank binnen op haar laptop over de vervanging van de Random Reader door de Raboscanner ten behoeve van de Rabobankrekening van haar moeder, welke rekening zij beheert. Dit betreft het rekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van. [naam 1] . In de mail werd gevraagd om de stappen te volgen om de rekening gereed te maken voor de Raboscanner. Er was een link in de mail: "Klik hier om de overgang te starten". Omdat aangeefster en haar echtgenoot wisten dat de Random Reader vervangen zou worden door een Raboscanner en omdat het mailtje aan hen gericht was, hebben zij de stappen doorlopen nadat zij de link hadden geopend en hierop de gegevens van de moeder van aangeefster hadden ingevuld.
Op 22 april 2015 omstreeks 14.07 uur werd er gebeld door een medewerkster van de Rabobank, waarop de echtgenoot van aangeefster de telefoon heeft beantwoord. De medewerkster vroeg aan de echtgenoot om het rekeningnummer, omdat aangeefster om boodschappen was gegaan zou ze later terugbellen.
Op 22 april 2015 om 15.47 uur werd aangeefster teruggebeld door de medewerkster van de Rabobank met de vraag of zij met haar de procedure wilde doorlopen van de Random Reader naar de Raboscanner, welke procedure doorlopen moest worden om een Raboscanner te kunnen krijgen. Op verzoek van de bankmedewerkster heeft aangeefster daarna het bankpasje in de Random Reader gedaan, de pincode ingevuld en codes ingevuld die werden doorgegeven door de bankmedewerkster, waarna aangeefster op verzoek van de bankmedewerkster de codes heeft doorgegeven die verschenen op de Random Reader. Tijdens het telefoongesprek van in totaal ongeveer 25 minuten werd aangeefster meerdere malen in de wacht gezet.
Op 22 april 2015 omstreeks 16.40 uur werd aangeefster gebeld door [medewerker] van de Rabobank Hellevoetsluis die meedeelde dat er onterecht 38.000 euro van de rekening van haar moeder was gehaald. [1]
Aangifte Rabobank
Blijkens de aangifte van de Rabobank hebben op 22 april 2015 vanaf de bankrekeningen van [naam 1] meerdere frauduleuze overboekingen plaatsgevonden, te weten:
  • omstreeks 15:50 uur een overboeking van € 37.945,00 van rekeningnummer [rekeningnummer 2] ( [naam 1] ) naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] ( [naam 1] ), met de omschrijving “storting aankoop kleinkind”;
  • omstreeks 15:56 uur twee overboekingen voor een totaalbedrag van €17.945,00 (€ 10.000,00 en € 7.945,00) van rekeningnummer [rekeningnummer 3]
( [naam 1] ) naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam van [bedrijf 1] , met de omschrijving "range rover";
- omstreeks 15:58 uur twee overboekingen voor een totaalbedrag van €20.000,00 (€10.000,00 en €10.000,00) van rekeningnummer [rekeningnummer 3]
( [naam 1] ) naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] op naam van [bedrijf 1] , met de transactie-omschrijving "range rover". [2]
Verklaring [naam 2] (verkoper van de Range Rover)
Op 22 april 2015 omstreeks 10.41 uur is [naam 2] van autobedrijf [bedrijf 2] telefonisch benaderd door een vrouw via het mobiele telefoonnummer [nummer 1] die meedeelde dat zij graag een auto wilde kopen voor haar vriend. Het zou gaan om een Range Rover met een totale waarde van 38.000 euro. Hiervoor wilde zij ook een afspraak maken later op de dag. In de middag was een vrouw langs gekomen om de auto te betalen. De transactie zou via internetbankieren gaan plaatsvinden. Het liep echter allemaal erg stroef. Hij hoorde de vrouw zeggen dat er iets was misgegaan met de transactie en dat er een storing zou zijn. Omdat het geld nog niet op de rekening stond en nadat er contact was gelegd met de Rabobank, is besloten de verkoop niet door te laten gaan. Hierop zagen zij dat de vrouw weer wegliep en in een rode Totoya Aygo stapte. Een ander, onbekend persoon zat achter het stuur.
Van de afschriften van de transacties zijn screenshots gemaakt die zijn bijgevoegd in het dossier. Op de afschriften staat onder meer vermeld:
-driemaal een overboeking van € 10.000,-- van rekening: [naam 1] [rekeningnummer 3] , naar rekening-courant [bedrijf 1] [rekeningnummer 4] , omschrijving: range rover, via crediteurenbetaling, verwerkingsdatum 22-04-2015;
-eenmaal een overboeking van € 7.945,-- van rekening: [naam 1] [rekeningnummer 3] , naar rekening-courant [bedrijf 1] [rekeningnummer 4] , omschrijving: range rover, via crediteurenbetaling, verwerkingsdatum 22-04-2015. [3]
Onderzoek historische gegevens (werk)telefoons en bellocatie
Uit het onderzoek naar de verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer 2] , de vaste telefoonaansluiting van aangeefster [slachtoffer 3] is gebleken dat:
- op 22 april 2015 omstreeks 14.07 uur naar het telefoonnummer [nummer 2] is gebeld door het Nederlandse mobiele nummer [nummer 3] ;
- op 22 april 2015 omstreeks 15.42 uur naar het telefoonnummer [nummer 2] is gebeld door het Nederlandse mobiele nummer [nummer 4] .
Uit onderzoek naar de verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer 4] , een pre-paid
nummer bij telecom aanbieder Lebara, is het volgende gebleken:
- op 15 april 2015 werd de sim-kaart [nummer 4] in gebruik genomen en opgewaardeerd.
- met deze simkaart is alleen op 22 april 2015 gebeld.
- Dit waren acht uitgaande gesprekken, waarbij een telefoonmast aan [adres 3] in
Rotterdam werd gebruikt. Een van de acht uitgaande gesprekken was naar het telefoonnummer [nummer 5] op 22 april 2015 omstreeks 16.40 uur naar [slachtoffer 10] . Dit telefoongesprek heeft ongeveer 48 minuut geduurd. Door [slachtoffer 10] is aangifte gedaan van oplichting door phishing op 22 april 2015 rond voornoemd tijdstip door een vrouw die zich telefonisch uitgaf als medewerkster van de Rabobank. Nadat aangever was bewogen tot het afgeven van codes is een bedrag van 25.000 afgeschreven van zijn Rabo-bankrekening (A52). [4]
Uit onderzoek naar de verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer 3] , een pre-paid
nummer bij telecom aanbieder Lebara, is het volgende gebleken:
- met dit telefoonnummer wordt enkel uitgebeld.
- de gesprekken vonden alleen plaats op 21 en 22 april 2015 via telefoonmasten die gelegen zijn in Rotterdam, te weten aan [adres 3] en [adres 4] .
Uit onderzoek is gebleken dat voornoemd telefoonnummer bij meerdere oplichtingszaken met dezelfde modus operandi is gebruikt. [5]
Gedurende het onderzoek 26Monument is vastgesteld dat er op 21 en 22 april 2015 vanuit de woning [adres 5] te Rotterdam phishinggesprekken plaatsvonden. Tijdens de telefoongesprekken vanuit deze woning vonden de telefoonverbindingen plaats via de telefoonmast gelegen aan [adres 3] Rotterdam.
Op 20 oktober 2015 werd verdachte [medeverdachte 7] aangehouden in onderzoek Monument voor zijn betrokkenheid bij autophishing. Tijdens zijn verhoor verklaarde [medeverdachte 7] dat er wel eens vrienden gebruik maken van zijn woning aan de [adres 5] in Rotterdam als hij er niet is. [6]
Identificatie verdachte als belster en identificatie medeverdachten
Tijdens de doorzoeking van de woning [adres 6] te Den Haag op 15 juni 2015 is een laptop aangetroffen met als inhoud onder meer een videofragment van 12 seconden, vermoedelijk opgenomen op 22 april 2015 te 13.35.01 uur, waarop een vrouwspersoon een telefoongesprek voert en op haar schoot een tablet heeft waarop zij kennelijk een document met daarin een tekst open heeft staan, waarin zij met haar linker wijsvinger bladert en er naar kijkt. Deze vrouw zegt tijden het opgenomen fragment onder meer “De komst van de Rabosc..”. Deze vrouw is herkend als [verdachte] . [7]
Voornoemde datum en tijdstip komen exact overeen met het tijdstip van het telefoongesprek dat blijkens de aangifte van [slachtoffer 11] (A68) op 22 april 2015 omstreeks 13.34 uur werd gevoerd met een vrouw die zich voorstelde als medewerkster van de Rabobank.
Uit onderzoek is gebleken dat de telefoonnummers [nummer 6] en [nummer 7] in gebruik zijn geweest bij verdachte. Uit de verstrekte verkeersgegevens van deze telefoonnummers is gebleken dat dit telefoonnummer op 22 april 2015 omstreeks 15.33 uur, ten tijde van de phishinggesprekken, gebruik maakte van de telefoonmasten:
Historische verkeersgegeven [nummer 6]
Datum
tijd
telefoonmast
22-04-2015
12.45 uur
T-Mobile-94021, Den Haag [adres 7]
22-04-2015
12.46 uur
T-Mobile-58153, Berkel en Rodenrijs, [adres 8]
22-04-2015
15.33 uur
T-Mobile-3587923, Rotterdam, [adres 9]
Historische verkeersgegevens [nummer 7]
Datum
tijd
telefoonmast
22-04-2015
12.21 uur
KPN-627007240, Den Haag [adres 7]
22-04-2015
15.33 uur
KPN-62802323575, Rotterdam [adres 10]
De telefoonmast gelegen aan de [adres 9] in Rotterdam staat hemelsbreed ongeveer 140 meter van de woning (werklocatie) [adres 5] in Rotterdam.
De telefoonmast gelegen aan de [adres 10] in Rotterdam staat hemelsbreed ongeveer 8,5
kilometer van de woning (werklocatie) [adres 5] in Rotterdam.
De telefoonmast gelegen aan de [adres 7] 8 in Den Haag staat hemelsbreed nog geen 2
kilometer van de woning gelegen aan [adres 6] in Den Haag, het verblijfadres van
[medeverdachte 2] en hemelsbreed ongeveer anderhalve kilometer van de woning van verdachte. [8]
Identificatie verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 8] :
In het kader van het onderzoek 26Monument is met machtiging van de rechter-commissaris, de communicatie van diverse telefoonaansluitingen opgenomen en verwerkt. De persoon die onder andere gebruik maakte van het voor dit zaaksdossier relevante telefoonnummer [nummer 8] (TT09) werd gedurende het onderzoek geïdentificeerd als [medeverdachte 2] . [9]
De persoon die onder andere gebruik maakte van het voor dit zaaksdossier relevante
telefoonnummer [nummer 9] en [nummer 10] (TT07) werd gedurende het onderzoek
geïdentificeerd als [medeverdachte 1] . [10]
De persoon die onder andere gebruik maakte van het voor dit zaaksdossier relevante
telefoonnummer [nummer 7] werd gedurende het onderzoek geïdentificeerd als [verdachte] . [11]
Uit de inhoud van opgenomen telefoongesprekken (TT09) blijkt dat:
- op 22 april 2015 omstreeks 12.21 uur verdachte wordt gebeld door [medeverdachte 2] en bij haar woning wordt opgehaald door [medeverdachte 2] ;
- op 22 april 2015 omstreeks 12.54 uur [medeverdachte 2] wordt gebeld door [medeverdachte 1] , en blijkt dat [medeverdachte 1] zich bevindt op nummer [adres 5] en de deur open zal doen voor . [medeverdachte 2] . [12]
Uit bovenstaande telefoongesprekken in combinatie met de mastgegevens die worden aangestraald door de telefoons van [medeverdachte 2] en verdachte kan worden afgeleid dat [medeverdachte 2] verdachte heeft opgehaald in Den Haag en dat zij samen naar Rotterdam zijn gegaan, waar [medeverdachte 1] voor hen opendoet, nadat [medeverdachte 2] en/of verdachte hebben aangebeld op het adres [adres 5] .
De rechtbank stelt op grond van het hiervoor overwogene vast dat verdachte zich op 22 april 2015 gedurende de middag, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , heeft bevonden in het perceel [adres 5] te Rotterdam. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte op 22 april 2015 vanaf omstreeks 15.33 uur de belster is geweest die telefonisch contact heeft gehad met aangeefster [slachtoffer 3] en haar heeft bewogen tot het afgeven/invoeren van diverse codes, waarna op onrechtmatige wijze geldbedragen van de bankrekening van aangeefster [slachtoffer 3] zijn afgeschreven voor het aankopen van een auto.
Uit opgenomen telefoongesprekken en sms-berichten van/aan [medeverdachte 1] die gevoerd zijn via het telefoonnummer [nummer 10] blijkt dat [medeverdachte 1] op 22 april 2015 (TT09):
- omstreeks 15.40 uur wordt gebeld door [medeverdachte 2] en dat beiden het navolgende telefoongesprek wordt gevoerd:
- [medeverdachte 2] : “Ehhh...ja ik heb die ene rekka maar is wel van een vrouw he, die afzender is met streepje he?”,
- [medeverdachte 1] : “Ja is toch goed “,
- [medeverdachte 2] : “Ja”,
- [medeverdachte 1] : “Doe maar gewoon joh”,
- [medeverdachte 2] : “Oke als jij het zegt want ja je hebt net gebeld als de man”,
- [medeverdachte 1] : “Jaa ik maak het gewoon van de eigen rekka over”;
Binnen het onderzoek is vastgesteld dat met “rekka” bankrekening wordt bedoeld. [13]
Uit de opgenomen telefoongesprekken die door [medeverdachte 1] zijn gevoerd blijkt voorts dat hij op 22 april meerdere malen heeft gebeld met koper/katvanger [medeverdachte 8] [14] , te weten:
- omstreeks 16.04 uur, welk telefoongesprek onder meer inhield:
- [medeverdachte 1] : “Jow en?”
- [medeverdachte 8] : “Ja ik heb nog niks gehoord, denk dat ze aan het overschrijven zijn”
- [medeverdachte 1] : “Bel ff 1 keer voor de zekerheid dan”;
- omstreeks 16.19 uur, welk telefoongesprek onder meer inhield:
- [medeverdachte 1] : “Jo luister dan, wacht nog heel even 1 minuut, ik ga die mensen nu bellen, ga ik zeggen met Rabobank Nederland, dat het allemaal geverifieerd is, dat het allemaal in orde is”,
- [medeverdachte 8] : “Oke, is goed”,
- omstreeks 16.22 uur, welk telefoongesprek onder meer inhield:
- [medeverdachte 1] : “Jo, ga maar weg, ga weg daar man”,
- [medeverdachte 8] : “Ja oke is goed, maar zij is zij komt niet naar buiten man, ze zou 5 minuten geleden naar buiten komen, dus ik denk dat ze geklemd is.” [15]
Op 22 april 2015 omstreeks 16:57 uur werden, na telefonisch melding aan de politiemeldkamer van autohandelaar [bedrijf 1] [naam 3] uit Hedel, in Waardenburg [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] aangehouden op verdenking van oplichting.
Uit de daarna opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt onder meer dat [medeverdachte 2] op 22 april 2015 meerdere malen heeft gebeld naar [medeverdachte 1] , te weten:
- om 16:35:39 uur, welk telefoongesprek inhield:
- [medeverdachte 2] : Ja
- [medeverdachte 1] : Jow
- [medeverdachte 2] : Hoe is het afgelopen daar ?
- [medeverdachte 1] : Ja lk weet niet die jongen heb ze telefoon weggegooid waar die mij mee connect alvast enneh ja ik weet niet
- [medeverdachte 2] : Maar ze zijn wel weggekomen of denk je dat het mis
- [medeverdachte 1] : Ja ik heb geen idee man, ik zeg je eerlijk weet je dat ik me stress om die Audi man
- om 17:03:49 uur, welk telefoongesprek onder meer inhield:
- [medeverdachte 1] : Ze zijn niet weg gekomen trouwens he
- [medeverdachte 2] : Allemaal niet
- [medeverdachte 1] : Nee allemaal niet
- [medeverdachte 2] : Oh mijn god man
- [medeverdachte 1] : Ja
- [medeverdachte 2] : Dus die jongens zijn ook gepakt
- [medeverdachte 1] : Jaaa, kijk ik belde net eentje van hun enne ja hij kon niet echt duidelijk praten weet je dus ik nam aan dat ehh ja ze omsingeld waren.
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat aangeefster [slachtoffer 3] door verdachte, in bewuste en nauwe samenwerking met anderen, onder valse voorwendselen ertoe is bewogen om aan haar (meerdere) inlogcodes en/of signeercodes en/of authentificatiecodes, alsmede (meerdere) geldbedragen af te geven.
De gedragingen van verdachte waren van wezenlijk belang voor de verwezenlijking van de beoogde oplichtingen, omdat zij er door de verkregen codes feitelijk voor zorgde dat de aankoop van een vooraf door haar mededaders geselecteerde auto kon plaatsvinden.
Door die verkregen codes zijn telkens direct daaropvolgend op onrechtmatige wijze geldbedragen aan de bankrekening van die rekeninghouder onttrokken voor de aankoop van een auto, waartoe een van haar mededaders de contacten legde en onderhield met de verkoper en waartoe hij de contacten onderhield met de door hem geregelde katvanger als koper van die auto.
Medeplegen
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de andere deelnemers bij de oplichting. Bij de voorbereiding en uitvoering daarvan heeft een zorgvuldige afstemming plaatsgevonden voor het gelijktijdig plannen van enerzijds de tijdstippen waarop verdachte als belster telefonisch contact heeft gehad met [slachtoffer 3] en anderzijds het tijdstip van de in dat verband te realiseren aankoop van de Range Rover bij [bedrijf 2] . Verdachte en de andere deelnemers waren zich bewust van de samenwerking en wisten waarop de samenwerking was gericht, namelijk het door phishing frauduleus overboeken van geldbedragen van de onwetende rekeninghouder. Verdachte heeft in het kader van die samenwerking als belster een wezenlijke rol vervuld.
Gelet op de gedragingen van verdachte acht de rechtbank het opzet van verdachte op zowel haar eigen bijdrage als het misdrijf dat zij daarmee heeft ondersteund bewezen,
Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van het medeplegen van oplichting.
4.5.2
Feit 2 ((gewoonte)witwassen)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 2 ten laste is gelegd onder:
- het 1e gedachtestreepje ( [slachtoffer 1] , 2015, A43),
- het 2e gedachtestreepje ( [slachtoffer 2] , A44),
- het 4e gedachtestreepje ( [slachtoffer 5] , A48),
- het 5e gedachtestreepje ( [slachtoffer 8] , A55),
- het 6e gedachtestreepje ( [slachtoffer 6] , A56),
- het 7 gedachtestreepje ( [slachtoffer 9] , A63),
nu verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van oplichting van de rechthebbende(n) op voornoemde geldbedragen, zoals hiervoor onder feit 1 is overwogen.
De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van hetgeen inzake feit 2 onder voornoemde gedachtestreepjes ten laste is gelegd.
Door de verdediging is primair als verweer gevoerd dat vrijspraak ter zake van (gewoonte)witwassen dient te volgen, omdat verdachte geen enkele feitelijke betrokkenheid heeft gehad bij enige witwashandeling.
Subsidiair is door de verdediging als verweer gevoerd dat de bijdrage van verdachte aan het witwassen in dit geval het verwerven en voorhanden hebben van bankcodes betreft, welke bijdrage overeenkomt met de bijdrage van verdachte ter zake van oplichting, zodat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is en ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het navolgende.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf haar eerste belcontact wetenschap had dat de door haar door phishing verkregen geldbedragen door haar mededader direct werden gebruikt voor de aankoop van een vooraf geselecteerde personenauto, die op naam van een katvanger werd gezet en vervolgens zo spoedig mogelijk werd doorverkocht. Aldus is sprake van het direct omzetten van geld dat is verkregen door een misdrijf dat door verdachte zelf is begaan en is de door de Hoge Raad geformuleerde kwalificatie-uitsluitingsrond niet van toepassing.
De rechtbank komt derhalve tot bewezenverklaring van het overige onder 2 ten laste gelegde.
Dit betreft het witwassen van een geldbedrag van € 37.945 euro dat door phishing is verkregen van aangeefster [slachtoffer 3] . Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat in dit geval geen sprake is van het omzetten van geldbedragen door het aankopen van een auto, aangezien die aankoop is mislukt. Gelet op het feit dat de gelden van aangeefster [slachtoffer 3] al wel waren overgeboekt naar de rekening van autobedrijf [bedrijf 2] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat in dit geval sprake is van het verhullen van de herkomst van die gelden.
Uit de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen volgt dat verdachte als deelneemster aan de criminele organisatie in de periode van 2 november 2014 tot en met
15 april 2015 naast de ten laste gelegde zaken nog diverse malen als belster heeft opgetreden en op grond daarvan actief betrokken is geweest bij het witwassen van gelden door het frauduleus doen overboeken van geldbedragen van rekeninghouders en het daaruit volgende omzetten van die gelden door de aankoop van auto’s. Hoewel onder het als feit 2 tenlastegelegde slechts één witwashandeling bewezen is verklaard volgt uit de deelname aan de criminele organisatie dat sprake is van medeplegen van gewoontewitwassen.
4.5.3
Feit 3 (criminele organisatie)
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake, indien is voldaan aan het vereiste van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het genoemde oogmerk. Voor strafbare deelname is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid, in de zin van voorwaardelijk opzet, weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven, zolang de betrokkene maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Aan de verdachte is ten laste gelegd – zakelijk weergegeven – dat zij in de periode van
1 augustus 2014 tot en met 15 juni 2015 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, bestaande uit haar, verdachte, en/of haar mededader(s), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer andere personen.
De criminele organisatie had volgens de tenlastelegging het oogmerk tot het plegen van de volgende misdrijven:
- oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht),
- witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht),
- gewoontewitwassen (artikel 420ter Wetboek van Strafrecht).
Op grond van de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat er door gebruikmaking van een netwerk van personen phishing heeft plaatsgevonden, waarbij rekeninghouders van de Rabobank onder valse voorwendselen zijn bewogen tot het afgeven van inlog- en/of signeercodes, waardoor geldbedragen van hun bankrekening kon worden overgeschreven van naar de bankrekening van een vooraf geselecteerde en daartoe benaderde verkoper van een personenauto om die auto te kunnen kopen. Op het moment dat kon worden beschikt over de geldbedragen van de rekeninghouder werd de gekochte auto betaald met de geldbedragen die van de bankrekening van de niets vermoedende rekeninghouder werden overgeschreven. De aangekochte auto werd daarna snel doorverkocht, veelal voor een lagere prijs dan het aankoopbedrag.
De beschreven handelwijze vergt een strakke mate van organisatie met een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Uitgaande van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en de eigen verklaring van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte in ieder geval vanaf 2 november 2014 tot en met 15 juni 2015 deel heeft uitgemaakt van de criminele organisatie. In dat verband is sprake geweest van een actieve, taakgerichte betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde oplichtingen, waarbij verdachte telkens als belster heeft gewerkt en zij, door zich voor te doen als medewerkster van de Rabobank door het verstrekken van leugenachtige informatie onder valse voorwendselen, talrijke malen rekeninghouders van de Rabobank heeft bewogen tot het doorgeven van inlogcodes en signeercodes van hun bankrekening(en).
Op grond van de inhoud van het dossier inzake onderzoek 26Monument is voorts komen vast te staan dat de criminele organisatie naast de onder de feiten 1 en 2 bewezen verklaarde oplichtingen en het daaruit volgende gewoontewitwassen nog tientallen malen met dezelfde modus operandi soortgelijke misdrijven heeft begaan, waarbij naast verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] ook (onder meer) [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 11] hebben deelgenomen aan de criminele organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 5] heeft erkend meerdere auto’s gekocht te hebben met de gelden die van Rabobank-rekeninghouders waren verkregen op zijn naam te hebben laten zetten.
De door de criminele organisatie gepleegde misdrijven hebben voor de Rabobank een schadebedrag opgeleverd van in totaal ruim 2,8 miljoen euro.
De recht acht niet bewezen dat [medeverdachte 4] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie, nu uit de inhoud van het dossier daarvoor geen andere aanwijzing voorhanden is, dan dat diens woning is gebruikt voor phishing-activiteiten.
Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een organisatie die oplichting als bedoeld in artikel 326 Sr en gewoontewitwassen als bedoeld in artikel 420ter Sr. als oogmerk had. Deze organisatie werd gevormd door een gestructureerd en voldoende duurzaam samenwerkingsverband van diverse personen. Verdachte heeft tevens een aandeel gehad in voornoemde feiten als zodanig en mitsdien in de verwezenlijking van vorenbedoeld oogmerk van de organisatie.
Door de verdediging is als verweer gevoerd dat verdachte vóór 22 april 2015 niet actief is geweest als belster of op enige andere wijze betrokken is geweest bij de phishing-activiteiten, dan wel daarvan wetenschap had. De rechtbank overweegt daaromtrent het navolgende,
Onder verdachte is op 15 juni 2015 een mobiele telefoon Samsung GT-S5360 inbeslaggenomen (inbeslagnamecode GE515.01.03.002), welke telefoon blijkens de uitgelezen data onder meer een e-mailbericht van 2 november 2014 bevat, met daarin de tekst van een belscript dat is bedoeld om zich als Rabobankmedewerkster voor te doen om zo van klanten van die bank inlog- en betaalopdracht-codes te ontfutselen.
Het e-mail adres in de telefoon waarop dit bericht werd ontvangen, is ook gebruikt voor het
ontvangen van de factuur van een door 'autophishing' betaalde auto. Dit betrof een oplichtingzaak die plaatsvond op 8 januari 2015 waarbij € 29.950,- frauduleus werd
overgemaakt ten laste van de aangeefster en ten gunste van het in het betreffende e-mailbericht genoemde Autobedrijf [bedrijf 3] voor de betaling van een VW Golf GTI. Binnen het onderzoek "26Monument" is deze zaak bekend als "Aangifte A19".
Een en ander duidt op een actieve rol van verdachte bij de phishing-activiteiten vanaf begin november 2014.
In deze mobiele telefoon bevonden zich voorts talloze WhatsApp-berichten tussen verdachte (die ook zo wordt genoemd in inkomende berichten) en anderen, zoals medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] . [16]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte de gebruikster is geweest van deze mobiele telefoon.
De rechtbank acht voorts redengevend dat verdachte op 10 oktober 2014 betrokken is geweest bij een phishing-delict door in Middelharnis een horloge op te halen bij een juwelier, welk horloge was betaald met van phishing afkomstig geld. [17]
Door de verdediging is op grond van de door de getuige [getuige] ter terechtzitting van 13 maart 2019 afgelegde verklaring, kort samengevat inhoudende dat hij voornoemde mobiele telefoon op of omstreeks 20 april 2015 aan verdachte heeft gegeven, als verweer gevoerd dat deze mobiele telefoon niet eerder dan vanaf 20 april 2015 bij verdachte in gebruik is geweest.
De rechtbank acht de verklaring van de getuige [getuige] ongeloofwaardig, nu is gebleken dat getuige [getuige] en verdachte samen naar de rechtbank zijn gereisd voor het onderzoek ter terechtzitting op 12 en 13 maart 2019 en dat getuige [getuige] het gehele onderzoek ter terechtzitting heeft bijgewoond. Getuige [getuige] was daardoor op de hoogte van de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring en tevens bekend met de inhoud van meerdere dossierstukken. Getuige [getuige] heeft gelet hierop niet uit eigen wetenschap verklaard, zodat de rechtbank dit verweer passeert.
De rechtbank acht op grond van het voren overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vanaf 2 november 2014 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. De rechtbank zal daarom in de bewezenverklaring de pleegperiode beperken tot de periode van
2 november 2014 tot en met 15 juni 2015.
4.6
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
zij,
op tijdstippen in de periode van 16 april 2015 tot en met 15 juni 2015,
te Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en
door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van
verdichtsels meerdere personen heeft bewogen tot de afgifte van
een of meerdere inlogcodes en/of signeercodes en/of authentificatiecodes en
meerdere geldbedragen, te weten:
- op 22 april 2015 een bedrag ad. EUR 37.945 ( [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ),
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) telkens met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als medewerkster van de Rabobank en
- telkens een valse naam opgegeven en
- tegenover voornoemde personen telefonisch aangegeven te bellen in verband
met de vervanging van de randomreader door de Raboscanner en/of in
verband met een update van het internetbankieren, waardoor bovengenoemde
personen telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij,
op tijdstippen in de periode van 2 november 2014 tot en met 15 juni 2015,
te Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt
aan witwassen,
immers heeft/hebben zij, verdachte, van voorwerpen, te weten:
-op of omstreeks 22 april 2015 een bedrag ad. EUR 37.945
de werkelijke aard en de herkomst en de vervreemding en de verplaatsing verborgen
en verhuld en verhuld wie de rechthebbende is en geldbedragen verworven en
voorhanden gehad en omgezet, terwijl zij, verdachte, wist dat deze geldbedragen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig /waren uit enig misdrijf;
3.
zij,
in de periode van 2 november 2014 tot en met 15 juni 2015,
te Rotterdam en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van natuurlijke
personen, waartoe zij, verdachte en haar mededaders, te weten [verdachte] en [medeverdachte 1]
en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een of meer andere personen behoorden, welke organisatie
het oogmerk had het plegen van misdrijven als omschreven in artikel 326 en 420bis en
420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 140, 326 en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
feit 3
het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om ingeval van een bewezenverklaring te volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf van gelijke duur als het door verdachte ondergane voorarrest, zijnde 107 dagen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De verdachte heeft zich met haar mededaders op bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan oplichting en gewoontewitwassen. Tevens heeft de verdachte in het kader van deze feiten deelgenomen aan een criminele organisatie, hetgeen een bedreiging vormt voor de Nederlandse samenleving als geheel.
De criminele organisatie had tot doel misdrijven te plegen die verband houden met phishing-fraude. De uitvoering van die misdrijven heeft zich gekenmerkt door het op geraffineerde wijze benaderen van talrijke vooraf geselecteerde, veelal oudere en daardoor kwetsbaardere, rekeninghouders van de Rabobank, die onder valse voorwendselen zijn bewogen tot afgifte van inlog-, authentificatie- en signeercodes van hun bankrekening(en), waarna direct geld van hun rekening(en) werd overgeboekt naar de bankrekening van een vooraf geselecteerde en benaderde verkoper van een auto en die auto werd gekocht en zo spoedig mogelijk werd doorverkocht.
De bijdrage van verdachte aan de op grote schaal en in georganiseerd verband gepleegde misdrijven heeft het economisch systeem en het vertrouwen van de getroffen rekeninghouders in zowel het betalingsverkeer en het bankwezen als ook de medemens ernstig ondermijnd. Met het plegen van de begane misdrijven heeft de criminele organisatie bovendien ernstige financiële schade veroorzaakt voor de Rabobank, die vrijwel alle getroffen rekeninghouders schadeloos heeft gesteld. Verdachte en zijn mededaders hebben zich door die gevolgen niet laten weerhouden en zijn louter uitgeweest op eigen geldelijk gewin.
Verdachte heeft binnen dit alles een belangrijke - voor de organisatie onmisbare - ondersteunende rol vervuld gedurende een periode van bijna acht maanden, waarbij onwetende, veelal oudere personen op een geraffineerde wijze zijn misleid om hun bankcodes op te geven en/of in te vullen aan de veronderstelde medewerkster van de Rabobank, waarna grote geldbedragen van hun bankrekening werden afgeboekt ten behoeve van het aankopen en zo snel mogelijk doorverkopen van (met name) auto’s die met die frauduleus verkregen geldbedragen waren gekocht Verdachte probeert haar rol te bagatelliseren door te wijzen op haar plek in de organisatie en haar verdiensten, maar de rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij in haar rol als belster feitelijk in contact is met de slachtoffers en die wetenschap haar niet heeft weerhouden haar oplichtingspraatjes voort te zetten
.De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf rekening met de omstandigheid dat verdachte gedurende langere tijd actief betrokken is geweest bij de criminele organisatie en de in dat verband begane strafbare feiten.
De rechtbank heeft tevens laten meewegen dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte in het verleden (met name) is veroordeeld voor verkeersfeiten.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de omstandigheid dat zij na aanvankelijk lang stilzwijgen ter terechtzitting van 12 maart 2019 voor een belangrijk deel opening van zaken heeft gegeven en haar verantwoordelijkheid voor haar handelwijze heeft erkend, alsmede spijt heeft betuigd aan de benadeelde rekeninghouders en de Rabobank.
De rechtbank laat in dit verband ook ten voordele van verdachte meewegen dat zij inmiddels een positieve wending heeft gegeven aan haar leven en een meer stabiele werk- en gezinssituatie heeft gerealiseerd, zoals onder meer blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn van vervolging als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting doorgaans dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem/haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een stafvervolging zal worden ingesteld. Verdachte is in op 15 juni 2015 in verzekering gesteld, zodat de rechtbank uitgaat van deze datum als aanvangstijdstip van de redelijke termijn.
Gelet op de omvang en complexiteit van de , alsmede de uitvoering van de diverse onderzoekwensen kan enige overschrijding van de doorgaans als uitgangspunt geldende twee jaren niet als onredelijk worden aangemerkt. Nu echter na afronding van het nadere onderzoek door de rechter-commissaris in mei 2018 de inhoudelijke behandeling van de zaak eerst op 12 maart 2019 heeft kunnen plaatsvinden, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van tenminste een jaar. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan verdachte en zal, nu er geen bijzondere omstandigheden zijn die deze overschrijding anderszins rechtvaardigen, gecompenseerd worden, in die zin dat deze is verdisconteerd in de duur, omvang en modaliteit van de na te noemen straf.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde kan daarop naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De huidige positieve persoonlijke omstandigheden van verdachte maken dat niet anders. Alle omstandigheden afwegende is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden is.

8.De schade van de benadeelde partijen

8.1.1 De vordering van de benadeelde partij Rabobank
De Rabobank heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.317.816,73 (één miljoen driehonderdzeventienduizendachthonderd- zestien euro en 73 eurocent) ter zake van in totaal 72 gevallen van phishing-fraude, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de posten, zoals vermeld in de bijlage bij voormeld voegingsformulier.
8.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige, hoofdelijke toewijzing van de vordering gevorderd.
8.3.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering, aangezien een inhoudelijke behandeling van een dergelijke vordering een te grote belasting van de strafrechtelijke procedure zou opleveren.
Volgens de verdediging staat de precieze omvang van de geleden schade niet vast, is de vordering onvoldoende onderbouwd met bewijsstukken en is geen rechtstreeks verband aanwezig tussen de meeste schadeposten en de potentieel ter zake van verdachte te bewijzen strafbare feiten.
De verdediging heeft subsidiair gesteld dat verdachte hooguit verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade die voortvloeit uit de ten aanzien van haar bewezenverklaarde eigen betrokkenheid bij de daarop betrekking hebbende zaaksdossiers.
8.4.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de Rabobank zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering betrekking heeft op het deels onder 1 en op het onder 3 ten laste gelegde.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte door de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de Rabobank, die naar aanleiding van de schadeloosstelling van de gedupeerde rekeninghouders in de rechten is getreden van de gedupeerde rekeninghouders/aangevers.
De opgevoerde schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt voor het gevorderde bedrag van € 1.317.816,73.
Nu de rechtbank voor wat betreft verdachte bewezen zal verklaren dat zij gedurende de periode van 2 november 2014 tot en met 15 juni 2015 heeft deelgenomen aan de criminele organisatie kunnen naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de beoordeling van deze vordering uitsluitend de tijdens deze periode door de criminele organisatie gepleegde oplichtingsfeiten aan verdachte worden toegerekend en volgt daaruit dat verdachte voor dat deel van de vordering hoofdelijk aansprakelijk is voor de door de Rabobank gedurende die periode geleden schade.
Het ten aanzien van verdachte toe te wijzen bedrag is gegrond op de geleden schade ter zake van de navolgende phishingfeiten, die hieronder zijn vermeld per aangiftenummer (conform de nummering van dossierstukken inzake onderzoek 26Monument), pleegdatum en het daarbij behorende phishingbedrag:
A 10 6-10-2014 € 17.462,50,-
A 12 4-12-2014 € 46.505,81,-
A 15 18-12-2014 € 100.450,00,-
A 17 5-12-2014 € 9.197,18,-
A 18 30-12-204 € 45.900,00,-
A 21 7-1-2015 € 38.200,00,-
A 28 16-2-2015 € 40.025,00,-
A 30 18-2-2015 € 25.900,00,-
A 33 18-3-2015 € 25.995,00,-
A 34 20-3-2015 € 43.000,00,-
A 35 23-2-2015 € 34.500,00,-
A 38 13-3-2015 € 58.238,00,-
A 39 31-3-2015 € 27.500,00,-
A 40 8-4-2015 € 41.500,00,-
A 41 10-4-2015 € 17.800,00,-
A 42 9-4-2015 € 23.000,00,-
A 44 20-4-2015 € 16.500,00,-
A 45 21-4-2015 € 18.000,00,-
A 46 21-4-2015 € 5.950,00,-
A 48 24-4-2015 € 47.350,00,-
A 49 16-4-2015 € 23.000,00,-
A 50 2-4-2015 € 17.500,00,-
A 51 13-4-2015 € 22.500,00,-
en € 23.000,00,-
A 52 22-4-2015 € 25.000,00,-
A 54 7-5-2015 € 22.500,00,-
A 55 4-5-2015 € 24.950,00,-
A 56 1-5-2015 € 21.500,00,-
A 60 20-5-2015 € 14.010,00,-
A 61 20-5-2015 € 23.500,00,-
A 62 7-4-2015 € 21.000,00,-
A 63 28-5-2015 € 24.950,00,-
A 64 25-3-2015 € 11.595,00,-
A 65 8-6-2015 € 5.600,00,-
A 66 30-4-2015 € 22.250,00,-
A 67 14-4-2015 € 23.000,00,-
A 68 22-4-2015 € 35.900,00,-
A 69 11-5-2015 € 25.400,00,-
A 70 5-1-2015 € 29.000,00,-
A 71 30-4-2015 € 11.750,00,-
A 73 11-5-2015 € 10.500,00,-
A 75 30-12-14 € 20.200,00,-
A 79 17-3-15 € 25.690,64,-
Dit levert een totaalbedrag op van € 1.040.033,49.
De rechtbank zal het gevorderde in de onderhavige zaak daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.040.033,49, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de data van betaling door de Rabobank aan haar benadeelde cliënten.
8.5.1 De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmatregel op te leggen.
8.6.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.7.1 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om ingeval van gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.8.1 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr in dit geval niet opleggen, nu de benadeelde partij gezien haar hoedanigheid in staat moet worden geacht zelf zo nodig een civiele procedure te voeren.
8.1.2 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 6.050,-- (zesduizendvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de gemaakte kosten ter zake van rechtsbijstand, zoals vermeld in de bijlage bij voormeld voegingsformulier.
8.2.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot afwijzing van de vordering dan wel tot niet niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
8.3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering dan wel tot niet niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
8.4.2 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet dat de vordering ziet op de onderhavige strafzaak, aangezien de overgelegde declaratie betrekking heeft op de procedure inzake “ [naam 4] ”. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
8.1.3 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.800,-- (achtentwintighonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 2.500,-- ter zake van de niet vergoede kosten door [naam 5] ;
- € 300,-- proceskosten inzake de gevoerde correspondentie en aansprakelijkheidstelling van [naam 5] .
8.2.3 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 2] in zijn vordering.
8.3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 2] in zijn vordering.
8.4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 2] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering uitsluitend betrekking heeft op het onder 3 ten laste gelegde, nu de oplichting van [benadeelde 2] niet specifiek onder feit 1 ten laste is gelegd.
Blijkens de aangifte en de inhoud van het voegingsformulier van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de oplichting plaatsgevonden op 4 december 2014. Daaruit volgt dat de oplichting is gepleegd in de periode waarin onder meer verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [benadeelde 2] .
De opgevoerde schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt tot het bedrag van € 2.500,--.
De rechtbank zal het gevorderde in de onderhavige zaak daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.500,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
Verdachte is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren inzake het meer of anders gevorderde.
8.5.3 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
8.1.4 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich als benadeelde partij (als erven van [naam 6] ) gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 218,67 (tweehonderdachttien euro en zevenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 71,47 ter zake van gemaakte reiskosten;
- € 147,20 ter zake van gemaakte proceskosten.
8.2.4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 3] in zijn vordering.
8.3.4 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 3] in zijn vordering.
8.4.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 3] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering uitsluitend betrekking heeft op het onder 3 ten laste gelegde, nu de oplichting van [benadeelde 3] niet specifiek onder feit 1 ten laste is gelegd.
Uit de aangifte en de inhoud van het voegingsformulier van de benadeelde partij [benadeelde 3] blijkt dat de oplichting heeft plaatsgevonden op 13 april 2015. Daaruit volgt dat de oplichting is gepleegd in de periode waarin onder meer verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [benadeelde 3] .
De opgevoerde schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt tot het bedrag van € 71,49.
De onder de post “proceskosten” opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De rechtbank zal het gevorderde in de onderhavige zaak daarom toewijzen tot een bedrag van € 71,49, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit is gepleegd. Verdachte is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren inzake het meer of anders gevorderde.
8.5.4 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
8.1.5 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 16.112-- (zestienduizendhonderdentwaalf euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- € 15.612,-- ter zake van de geleden door de Rabobank niet-vergoede schade.
Voorts wordt voor geleden immateriële schade een bedrag van € 500,-- gevorderd.
8.2.5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de benadeelde partij [benadeelde 4] .
8.3.5 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 4] in haar vordering.
8.4.5 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 4] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij en dat de vordering uitsluitend betrekking heeft op het onder 3 ten laste gelegde, nu de oplichting van [benadeelde 4] niet specifiek onder feit 1 ten laste is gelegd.
Blijkens de aangifte en de inhoud van het voegingsformulier van de benadeelde partij [benadeelde 4] heeft de oplichting plaatsgevonden op 13 maart 2015. Daaruit volgt dat de oplichting is gepleegd in de periode waarin onder meer verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [benadeelde 4] .
De opgevoerde schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt tot het gevorderde bedrag van € 16.112,--.
De rechtbank zal het gevorderde in de onderhavige zaak daarom toewijzen tot een bedrag van € 16.112,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het feit is gepleegd. Verdachte is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk.
8.5.5 De schadevergoedingsmaatregel
8.6.5 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.7.5 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde feit is toegebracht.
8.1.6 De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.030,43 (zesduizenddertig euro en 43 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de niet vergoede schade door de Rabobank.
8.2.6 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] .
8.3.6 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] .
8.4.6 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde 5] zich tijdig in het geding heeft gevoegd als benadeelde partij. De rechtbank stelt evenzeer vast dat zich bij de dossierstukken in het onderzoek 26 Monument geen aangifte bevindt ter zake van het feit waarop de opgegeven schade ziet.
De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte inzake feit 1 onder:
- het 1e gedachtestreepje,
- het 2e gedachtestreepje,
- het 4e gedachtestreepje,
- het 5e gedachtestreepje,
- het 6e gedachtestreepje,
- het 7 gedachtestreepje,
is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte inzake feit 2 onder het 3e gedachtestreepje is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het overige onder 1 en 2 en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting
feit 2
het misdrijf: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken
feit 3
het misdrijf: het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Schadevergoeding
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Rabobank:
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Rabobank van een bedrag van € 1.040.033,49.(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van betaling door de Rabobank aan haar benadeelde cliënten.
), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij inzake het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst af de vordering tot oplegging van de maatregel tot verplichting tot betaling van het toe te wijzen bedrag aan de Staat der Nederlanden;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] :
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] :
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van een bedrag van € 2.500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2015), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2015 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 300,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] :
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van een bedrag van € 16.112,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2015), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 16.112,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2015 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 113 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 300,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] :
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019.

Voetnoten

1.Pv aangifte [slachtoffer 3] , ZD 47, ZD A47-21 tot en met ZD A47-24
2.Pv aangifte Rabobank, ZD 47, pagina ZD A47-26 tot en met ZD A47-30
3.Pv van bevindingen, ZD A47, pagina ZD A47-16 tot en met ZD A47-17
4.Pv bevindingen, ZD 47, pagina ZD A47-46 tot en met ZD A47-48
5.Pv bevindingen, ZD 47, pagina ZD A47--49 tot en met ZD A47-51
6.Pv werklocatie, ZD A47, pagina ZD A47-52 tot en met ZD A47-101
7.Pv van herkenning [verdachte] , ZD47, pagina ZD A47-113 tot en met ZD A-118
8.Pv belster betreft [verdachte] , ZD 47, pagina ZD A47-118 tot en met 123
9.Pv van verdenking [medeverdachte 2] , ZD 47, pagina ZD A47-105 tot en met109
10.Pv stemherkenning [medeverdachte 1] , ZD 47, pagina ZD A47-110 tot en met112
11.Pv van herkenning [verdachte] , ZD 47, pagina ZD A47-113 tot en/met 116
12.Pv van bevindingen, ZD 47, pagina ZD A47-118 tot en met123
13.Pv verklarende woordenlijst, ZD 47, pagina ZD A47-124 tot en met126
14.Pv stemherkenning [medeverdachte 8] , ZD 47, pagina A47-117
15.Pv van bevindingen, ZD 47, pagina A47-127 tot en met 138, met de daarbij behorende bijlagen
16.Pv bevindingen, CSV, map 14, pagina CSV 446 tot en met CSV 448
17.Pv 150011652 Regio dossier overig feit (OF) horloge (RD OFSY_N86)