ECLI:NL:RBOVE:2019:1519

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
C/08/230300 / KG ZA 19-75
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op benaderen van klanten en onrechtmatige concurrentie in samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Koster, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. E. Bosscher, met als doel gedaagde te verbieden klanten van eiser te benaderen voor onderhouds- en verkoopwerkzaamheden. De achtergrond van het geschil ligt in een samenwerkingsovereenkomst tussen eiser en gedaagde, waarbij gedaagde een eenmanszaak heeft die zich bezighoudt met waterbehandelingssystemen. Eiser heeft een vof, Consens-us, opgericht die ook actief is in dezelfde sector. Na beëindiging van de samenwerking heeft gedaagde klanten van eiser benaderd, wat eiser als onrechtmatige concurrentie beschouwt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor eiser, ondanks het feit dat de samenwerking al vijftien maanden geleden is beëindigd. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op zijn vermogensrechten door het klantenbestand van eiser te gebruiken. Gedaagde betwist dit en voert aan dat hij een aanzienlijk bedrag heeft betaald voor het gebruik van een deel van het klantenbestand en dat hij zijn klanten moest informeren over de naamswijziging van zijn onderneming.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser niet kunnen worden toegewezen. De rechter heeft geconcludeerd dat gedaagde niet onrechtmatig handelt door de klanten te benaderen, aangezien hij een substantieel bedrag heeft betaald voor het klantenbestand en de communicatie naar klanten rechtmatig was. De vorderingen van eiser zijn afgewezen, en eiser is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/230300 / KG ZA 19-75
Vonnis in kort geding van 30 april 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J. Koster te Zwolle,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. E. Bosscher te Heerenveen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 april 2019 met 16 producties
  • de e-mail van [gedaagde] van 12 april 2019 met productie 1 t/m 10
  • de mondelinge behandeling op 15 april 2019
  • de pleitaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sinds september 2004 drijft [gedaagde] een eenmanszaak die zich vooral bezig houdt met service en onderhoud van waterbehandelingssystemen. Op 1 januari 2006 heeft [eiser] samen met [A] de vof Consens-us opgericht. Deze vof hield zich eveneens bezig met de verkoop en het onderhoud van waterbehandelingsinstallaties.
2.2.
Per 1 januari 2016 hebben vof Consens-us en [gedaagde] afspraken gemaakt over uitbesteding/”verkoop” van een deel van de bedrijfsactiviteiten van de vof aan [gedaagde] , te weten een deel van het onderhoud en de service, welke activiteiten [gedaagde] heeft uitgevoerd onder de naam van Consens-us Service en Onderhoud. Deze (concept) afspraken luiden als volgt (zie productie 4 bij dagvaarding):
Jaarlijks opnieuw te bespreken en vast te stellen.
Ter kennisgeving aan [B] (broer van [A] ) en [C] ( zus van [eiser] )
[gedaagde] koopt per 01-01-2016 1000 ‘adressen’ voor onderhoud/service en garantie. Zie tabel onderaan.
[gedaagde] gebruikt ons kantoor. Tot dat het moment komt van personeel voor [gedaagde] .
Er wordt, als dat zover is, opnieuw overlegd.
[gedaagde] betaalt als ‘huur’ en voor onkosten € 50,= ex per maand.
[gedaagde] verzorgt: planning, onderhoud, storing, facturering, etc. volledig zelf, en [gedaagde] is zelf aansprakelijk voor zijn acteren en heeft een Bedrijfs-WA afgesloten, op dit terrein.
Bedrijfsnaam is: Consens-us Onderhoud en Service.
Eventuele hulp bij zijn werk (tegen vergoeding) kan in overleg besproken worden.
[gedaagde] en [eiser] / [A] gebruiken in overleg het zelfde factureringsprogramma. Ieder voor eigen rekening.
[gedaagde] heeft een eigen bankrekeningnummer, en kvk-nummer en btw-nummer goed aangegeven op de factuur.
[gedaagde] gebruikt een nette bus (zwart) met logo/stickers etc. zoals Consens-us die gebruikt/voert.
Op de website laten we onderhoud en service ook vermelden
We kiezen er voor om met een doorkiessysteem de telefoon te regelen
[gedaagde] overlegt met Consens-us over eventuele prijsverhoging van onderhoud en/of zout. En vise versa.
[gedaagde] krijgt 35% inkoopkorting op de dan geldende adviesverkoopprijs op machines en
25% op quookers en bijbehorende delen.
[gedaagde] zal zijn verkoopprijzen zoveel mogelijk confirmeren aan de geldende adviesverkoopprijzen.
Bij verkoop: Wie SCHRIJFT heeft de order en de eventueel in te ruilen machine.
Een machine tweedehands verkopen: In principe niet, en áls wel, dan met gezamenlijke goedkeuring.
[gedaagde] krijgt een lijst met prijzen van onderdelen, filters, desinfectie, etc
We berekenen aan de klant (in overleg) dezelfde verkoopprijs.
[gedaagde] koopt het zout in, per 5 a 6 pallets, en betaalt de inkoopprijs plus € 1,= per zak a 10 kg.
[gedaagde] koopt het zout in, per pallet a 25 kg, en betaalt de inkoopprijs plus € 2,50 per zak a 25 kg.
[gedaagde] koopt bij/via Consens-us zout, onderdelen en alle andere zaken met betrekking tot de samenwerking.
Zoutklanten aan de deur: zoveel mogelijk voorkomen. Als [gedaagde] aan de zaak is en zout (van zichzelf) levert, is
De opbrengst voor [gedaagde] .
Als [gedaagde] er niet is, levert Consens-us ( van zichzelf) het zout, en is de opbrengst voor beide: 50/50
[gedaagde] betaalt per maand (automatisch op de 27e van elke maand) de jaarlijkse aflossing/rente
(achteraf)
[gedaagde] betaalt per maand (automatisch op de 27e van elke maand) de ‘huur’.
[gedaagde] betaalt andere zaken: op rekening.
[gedaagde] behandelt ALLE internet- en/of telefonische bestellingen van afnemers die niet aan de zaak komen, maar waar [gedaagde] de machine heen brengt. [gedaagde] handelt af van aanvraag t/m bezorgen: alles.
[gedaagde] krijgt per machine € 30,=ex
Het er bij te leveren zout, is dat van Consens-us.
De afnemers (die korting op het zout krijgen) en dat hier afhalen, blijven onze ‘zoutklanten’.
Particulieren die (tussendoor) aan de zaak zout halen, (ook als [gedaagde] er niet is) betalen aan [gedaagde] .
Pallets ineens van al bestaande klanten van Consens-us ( zoals Mercedes, Betap, Compaan, H&K, [naam 1] , Kabra etc.) blijven voor Consens-us qua verkoop.
[gedaagde] ontvangt € 15,00 per pallet in een straal van 20 km rond Zwolle, daarbuiten € 30, ten zij er ook een of meer moeten worden afgeleverd op het zelfde adres, dan is een pallet € 15,00
[gedaagde] , als die op kantoor zit en wij zijn ‘even’/eerder weg of later binnen, krijgt 10% op
de verkoopprijs van de machine die [gedaagde] op die momenten verkoopt.
[gedaagde] , als die op kantoor zit en wij zijn aangegeven/afgesproken weg: Wat [gedaagde] afhandelt en schrijft van verkopen via internet of iemand die op kantoor komt of anderszins: 35%
Van demo’s/verkoopgesprekken die al geweest zijn en [gedaagde] ontvangt alleen het besluit, dan geldt dat niet.
In bovengenoemde gaat het niet om de machines van groothandel en installateur, daar geldt de afspraak € 30,= per compleet afgehandelde machine.
Bepaald:
Alle klanten vervallen terug aan Consens-us tegen € 1,= totaal bij het niet meer (volledig) willen
of kunnen werken van [gedaagde] , of overlijden van [gedaagde] .
[D] krijgt uitgekeerd:
10% van het gemiddelde van de jaaromzet(ten) door [gedaagde] gemaakt, tot dan toe, uitgekeerd in maandelijkse porties voor een periode even zolang als [gedaagde] gewerkt heeft voor/met Consens-us vanaf 1-1-2016.
Dit t/m max. 10 jaar na 1e aankoop (01-01-2016)
Bij (totale) arbeidsongeschiktheid van [gedaagde] :
[gedaagde] en [D] krijgen bovenstaande, volgens dezelfde bepalingen, samen óók.
Bovenstaande geldt alleen over de omzet van de gekochte ( al of niet afbetaalde) adressen.
Het geldt niet over de omzet die behaald is uit de ‘huuradressen’.
[gedaagde] tijdelijk uit de running:
[gedaagde] regelt zelf een oplossing, maat in overleg met Consens-us
Het totale aantal adressen moet wel zijn ‘gedaan’ binnen het kalenderjaar.
Ook als alles afbetaald is vervallen de adressen in alle genoemde gevallen aan Consens-us a € 1,= totaal.
[gedaagde] “krijgt” aan het begin van een nieuw jaar,allenieuwe ‘leenadressen’ om onderhoud aan te kunnen leveren.
[gedaagde] betaalt daarvoor per maand (automatisch op de 27e) 1/12 deel.
De prijs per adres is 50% van de onderhoudsprijs die dan geldt.
Service, storingen etc. bij huurklanten zijn verantwoording en tijd en kosten voor [gedaagde] ,
net zoals bij zijn gekochte klanten.
[gedaagde] werkt/verkoopt alles op papier (wit)
[gedaagde] kan geen enkel adres, gekocht of gehuurd, aan derden verkopen. Klanten vervallen altijd
weer aan Consens-us a € 1,= ex en blijven in die zin (ook) “eigendom” van Consens-us.
Bij wegvallen/overlijden van [eiser] en [A] , beide, wordt de waarde van dat moment bepaald van bank/imboedel/voor door een daarvoor deskundige, ( [E] ?).
Die waarde is [gedaagde] de erven verschuldigd, eventueel in termijnen, als dat nodig is.
[gedaagde] mag de zaak, zonder verder iets te betalen aan goodwill of andere zaken, voortzetten.
[gedaagde] betaalt in principe de 1000 klanten in 10 jaar af zie tabel hieronder.
[gedaagde] mag altijd eerder inlossen, maar per 31-12 van een jaar.
[gedaagde] kan meer adressen kopen zodra de volledige schuld is ingelost, maar per 31-12 van een jaar.
[gedaagde] kan niet meer adressen volledig gekocht en betaald hebben dan 33% van het totale bestand.
[gedaagde] en/of Consens-us kunnen niks aan derden verkopen zonder gezamenlijk overleg en instemming
[gedaagde] heeft altijd eerste recht op koop
kopen vanaf 01-01-2016
1000 adres
269060,25
in 10 jaar aflossen
12 maandelijkse termijnen
Kosten:
26.906,25
totaal per jaar
Plaats
Datum
[eiser] :
[A] :
[gedaagde] :
2.3.
Eind 2017/begin 2018 heeft [A] de samenwerking met [eiser] beëindigd en haar werkzaamheden binnen de vof Consens-us feitelijk beëindigd. In januari 2018 heeft [gedaagde] op zijn beurt de samenwerking met vof Consens-us opgezegd. Bij
e-mail van 20 januari 2018 heeft [gedaagde] daarover als volgt bericht:
Beste klant,
De afgelopen jaren heb ik met mijn bedrijf, Consens-us service en onderhoud, u jaarlijks bezocht en het onderhoud aan uw waterontharder uitgevoerd.
Ik hoop dat dit naar tevredenheid is gebeurd.
Vanaf 19-01-2018 heb ik de samenwerking met vof Consens-us waterbehandeling opgezegd en zullen zij ook weer onderhoud aan gaan bieden.
Mijn bedrijf gaat verder onder de naam Puurwater.nl, ik blijf het vertrouwde gezicht gespecialiseerd in waterbehandeling, maar met een nieuwe naam.
Wilt u dat het onderhoud aan uw waterontharder de komende jaren gedaan wordt zoals u van mij gewend bent, incl. zoutlevering en garantie, kunt u met mij contact opnemen.
Voor meer informatie kunt u op de websitewww.puurwater.nlkijken.
Ik ontmoet u graag het komende jaar weer.
Vriendelijke groeten,
[gedaagde]
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 18 april 2018 heeft de voorzieningenrechter eerdere vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde] – die vergelijkbaar zijn met de thans ingestelde vorderingen – afgewezen. Tegen dat vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.5.
Sinds 2 augustus 2018 heeft [eiser] vof Consens-us als eenmanszaak voortgezet.
2.6.
Bij brief van 9 oktober 2018 heeft [eiser] [gedaagde] (wederom) gesommeerd het actief benaderen van klanten van Consens-us te staken en gestaakt te houden.
2.7.
Op 2 januari 2019 heeft [gedaagde] een e-mail met de volgende tekst, voor zover hier van belang, verstuurd:
Beste Puurwater klanten,
(…).
Helaas zijn er ook dingen anders gelopen dan we hadden gehoopt.
Zo had een aantal van u een dubbele afspraak gemaakt voor het onderhoud.
Dit gebeurde vooral nadat Consensus in september een nieuwe onderhoudsdienst is begonnen en veel klanten alsnog heeft benaderd.
Daarbij werd vaak verteld datPuurwater.nlgeen onderdelen of garantie zou kunnen leveren en aanbieden.
Dit is niet juist.
We hebben veel kennis van de machines en de onderdelen kunnen we gewoon leveren mocht dit nodig zijn ook voor Waterboss en Microboss waterontharders.
Het komend jaar zal [D] een groot deel van de planning gaan verzorgen. Het is daarom belangrijk in de gaten te houden dat u, of [gedaagde] of [D] vanPuurwater.nlaan de telefoon/mail heeft om een afspraak te maken om zo verdere verwarring en dubbele afspraken te voorkomen.
(…).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( a) [gedaagde] zal verbieden klanten van [eiser] die voorkomen op het klantenbestand van [eiser] (i) te benaderen voor onderhouds- en/of verkoopwerkzaamheden althans (ii) te benaderen voor werkzaamheden die overeenstemmen met de bedrijfsactiviteiten van [eiser] in de ruimste zin van het woord;
( b) [gedaagde] , indien hij binnen 48 uur na betekening van het vonnis in gebreke blijft met het vermelde onder (a), zal veroordelen tot betaling van een dwangsom ad € 5.000,00 per dag met een maximum van € 50.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
( c) [gedaagde] zal bevelen om binnen één week na betekening van het vonnis een lijst aan [eiser] te verstrekken van alle klanten van [eiser] die [gedaagde] vanaf 15 januari 2018 tot en met de dag van de uitspraak benaderd heeft;
( d) [gedaagde] zal bevelen om binnen één week na betekening van het vonnis alle fysieke en digitale documenten, bestanden en andere gegevens die betrekking hebben op de klanten van [eiser] te retourneren aan [eiser] ;
( e) [gedaagde] zal bevelen om binnen één week na betekening van het vonnis een rectificatie te plaatsen op de website en Facebookpagina van zijn onderneming met de mededeling dat [gedaagde] niet gelieerd is aan de onderneming van [eiser] (bekend als 'Consens-us');
( f) [gedaagde] zal bevelen (i) alle verwijzingen op de website van zijn onderneming en zijn Facebookpagina naar de onderneming van [eiser] (bekend als 'Consens-us') te verwijderen en (ii) alle verwijzingen naar de door [gedaagde] gebruikte handelsnaam 'Consens-us Service en Onderhoud' te verwijderen, waaronder mede begrepen de doorhaling daarvan in het handelsregister;
( g) [gedaagde] , indien hij binnen één week na betekening van het vonnis in gebreke blijft met het vermelde onder (c), (d), (e) en (f), zal veroordelen tot betaling van een dwangsom ad
€ 1.000,00 per dag met een maximum van € 25.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag; en
( h) [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van deze procedure, door [gedaagde] te voldoen aan [eiser] binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en – voor het geval voldoening binnen voornoemde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf genoemde termijn.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Anders dan [gedaagde] betoogt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de aard van het gevorderde reeds een spoedeisend belang voortvloeit. Dat de samenwerking tussen de (voormalige) vof Consens-us en [gedaagde] al vijftien maanden geleden is verbroken en [eiser] vanaf dat moment (januari 2018) tot september 2018 geen onderhoudswerkzaamheden zou hebben uitgevoerd, doet daar niet aan af.
4.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] , samengevat, primair ten grondslag dat [gedaagde] in ieder geval vanaf 2 januari 2019 tegenover hem toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiende uit de tussen de (voormalige) vof Consens-us en [gedaagde] gesloten samenwerkingsovereenkomst, zoals neergelegd in het niet-ondertekend document “
Jaarlijks opnieuw te bespreken en vast te stellen” (productie 4 bij dagvaarding), door na beëindiging van die overeenkomst actief klanten van [eiser] te benaderen – te weten: [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] – en hen te bewegen bij hem het onderhoud van de waterontharders onder te brengen. Subsidiair stelt [eiser] zich op het standpunt dat [gedaagde] jegens hem onrechtmatig handelt doordat hij stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het duurzame bedrijfsdebiet van de onderneming van [eiser] door het actief benaderen van zijn klanten. Door het gebruik maken van het klantenbestand van [eiser] , waarop hij het exclusieve gebruiksrecht heeft, maakt [gedaagde] inbreuk op de vermogensrechten van [eiser] , aldus [eiser] . [gedaagde] betwist zowel het een als het ander. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Wanprestatie?
4.3.
[eiser] betoogt dat de bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst zo moeten worden uitgelegd dat [gedaagde] na beëindiging van de overeenkomst geen gebruiksrecht meer heeft op het klantenbestand van [eiser] als gevolg waarvan [gedaagde] zich dient te onthouden van het benaderen van de klanten van [eiser] . Volgens [eiser] is daarbij niet doorslaggevend dat partijen expliciet afspreken dat (i) een bepaling als “concurrentie- en/of relatiebeding” dient te worden gekwalificeerd of dat (ii) territoriale werking wordt toegekend aan een bepaling. Anders dan de voorzieningenrechter in zijn vonnis van 18 april 2018 heeft overwogen, meent [eiser] dat op dit onderdeel meer betekenis dient te worden toegekend aan de bedoeling van partijen. Volgens [gedaagde] was het daarentegen de bedoeling van partijen dat vof Consens-us tijdens de samenwerking geen onderhoud zou uitvoeren maar dat zij na de beëindiging van de samenwerking daartoe wel weer bevoegd was, evenals [gedaagde] .
4.4.
Zoals de voorzieningenrechter in zijn eerdere vonnis van 18 april 2018 – zie aldaar rechtsoverweging 4.4 t/m 4.6 – heeft overwogen, verschillen partijen van mening over de uitleg van de tussen vof Consens-us en [gedaagde] gemaakte afspraken. Voor het antwoord op de vraag hoe in schriftelijke contracten de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf, zie ook Hoge Raad 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2014:BY8101,
Lundiform/Mexx). Na toepassing van deze maatstaf heeft de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld dat een (taalkundige) uitleg van de hiervoor bedoelde afspraken met zich brengt dat [gedaagde] tegen een jaarlijkse vergoeding 1000 klantadressen van vof Consens-us (maximaal 33% van het totale bestand) zou “kopen” en daarvan in het kader van onderhoud en service gebruik mocht maken en dat bij het beëindigen van de samenwerking alle klanten aan de vof terugvallen. Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat uit gemelde afspraken niet valt af te leiden dat [gedaagde] na beëindiging van de samenwerking gedurende een bepaalde termijn en in een geografisch bepaald gebied aan een concurrentie- en/of relatiebeding gebonden is.
4.5.
[gedaagde] betwist (wederom) dat hij met de vof Consens-us heeft afgesproken dat bij beëindiging van de samenwerking alle klanten zouden teruggaan naar [eiser] . Ook in deze procedure heeft [gedaagde] erop gewezen dat hij in het kader van de samenwerking een bedrag van € 54.000,00 aan vof Consens-us heeft betaald, zodat het naar zijn mening niet zo kan zijn dat het hem – ondanks deze omvangrijke betaling – absoluut verboden zou zijn om de klanten van [eiser] te bedienen. [eiser] heeft dit onvoldoende weersproken. Voorts stelt de voorzieningenrechter vast dat [eiser] in de huidige procedure – hoewel nadrukkelijk ter zitting daartoe uitgenodigd – geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zijn standpunt nader onderbouwen, in die zin dat de door hem voorgestane uitleg van de samenwerkingsovereenkomst thans voldoende aannemelijk is; zo ontbreekt bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van [A] of enig ander bewijsmateriaal dat de visie van [eiser] zou kunnen ondersteunen. Dit betekent dat de primaire grondslag – wanprestatie – niet slaagt.
Onrechtmatige daad/oneerlijke concurrentie?
4.6.
De vraag die partijen in het bijzonder verdeeld houdt is of het versturen van de hiervoor onder 2.3 en 2.7 genoemde e-mails moet worden aangemerkt als onrechtmatige concurrentie.
4.7.
Op grond van het arrest Boogaard/Vesta (NJ 1956, 157) is van onrechtmatige concurrentie als hier bedoeld sprake indien voldaan is aan een drietal cumulatieve vereisten, te weten: (1) het stelselmatig en substantieel afbreken van (2) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft meehelpen opbouwen (3) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg. Deze vereisten lenen zich voor overeenkomstige toepassing indien, zoals in het onderhavige geval, sprake is van voormalige zakenpartners. Of aan deze vereisten is voldaan moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.
4.8.
Volgens [eiser] is met het versturen van de e-mails aan de betreffende vereisten voldaan en is de inhoud van deze e-mails bovendien onjuist en misleidend. Hij stelt wat dit laatste betreft dat [gedaagde] de schijn in stand houdt dat hij nog gelieerd zou zijn aan de voormalige vof Consens-us (althans zich hiervan niet actief onthoudt) en dat uit de reacties van klanten ondubbelzinnig blijkt dat zij in verwarring worden gebracht omtrent de identiteit van [gedaagde] . [gedaagde] heeft aangevoerd dat niet aan de vereisten uit het arrest Boogaard/Vesta is voldaan en dat de door hem verzonden e-mails neutrale kennisgevingen betreffen die rechtmatig zijn.
4.9.
Voor het beantwoorden van de vraag of in dit geval sprake is van onrechtmatige concurrentie is allereerst van belang dat partijen, zoals aangegeven, voormalige zakenpartners zijn en dat [eiser] niet heeft ontkend dat [gedaagde] een bedrag van
€ 54.000,00 aan de voormalige vof Consens-us heeft betaald voor het “kopen” c.q. gebruik maken van (een deel van) het klantenbestand van de vof. Met de betreffende betaling heeft [gedaagde] dus een aanmerkelijk bedrag voor (een deel van) dit klantenbestand betaald om zo het recht te verwerven deze klanten te benaderen en te bedienen. Daarnaast heeft [gedaagde] toegelicht dat hij in de jaren 2016 en 2017 opdrachten heeft aanvaard van allerhande klanten – zowel klanten die onderhoud van hun door de vof Consens-us geleverde machines wilden als andere (eigen) klanten – en dat hij na de beëindiging van de onderhavige samenwerking zijn klanten op de hoogte diende te brengen van de naamswijziging van zijn onderneming, hetgeen hij heeft gedaan bij e-mail van 20 januari 2018, te meer omdat hij aan klanten een verlengde garantie had aangeboden en hij een nieuw zakelijk nummer had en deze klanten hem wel moesten kunnen vinden. Voorts heeft [gedaagde] uitgelegd dat [eiser] in september 2018 een nieuwe onderhoudsdienst is begonnen en dat dat mede de reden is geweest van het verzenden van zijn e-mail van 2 januari 2019 teneinde verwarring onder zijn klanten te voorkomen. [eiser] heeft dit allemaal onvoldoende ontkracht.
4.10.
Onder deze omstandigheden kan het versturen van de e-mails van 20 januari 2018 en 2 januari 2019 door [gedaagde] niet als onrechtmatige concurrentie jegens [eiser] worden aangemerkt. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat de door [eiser] genoemde klanten – zie rechtsoverweging 4.2 – hem hebben benaderd en niet andersom, waarbij hij heeft opgemerkt dat het erop lijkt dat [naam 2] en [naam 4] niet op het door [eiser] als productie 16 bij dagvaarding overgelegde klantenbestand voorkomen. Bovendien bevat dit bestand de nodige doublures, onvolledige adressen enzovoort, aldus [gedaagde] . Voorts heeft [gedaagde] herhaald dat hij het fysieke klantenbestand direct na beëindiging van de samenwerking aan [eiser] heeft teruggegeven en dat hij van [eiser] nooit een digitaal klantenbestand heeft gekregen, zodat van een inbreuk op de vermogensrechten van [eiser] geen sprake is, nog daargelaten de vraag of de ter zake door [eiser] aangehaalde jurisprudentie in dit geval kan worden toegepast. [eiser] heeft dit alles eveneens onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit betekent dat de subsidiaire grondslag – onrechtmatige concurrentie – evenmin slaagt.
Conclusie
4.11.
Al met al komt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 297,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.277,00
4.13.
De wettelijke rente over de proceskosten en de gevorderde nakosten zullen, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.277,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis voor [gedaagde] ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: