ECLI:NL:RBOVE:2019:1564

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
C/08/231151 / KG ZA 19-91
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot stookverbod wegens geurhinder door houtkachel in woonwijk

In deze zaak vorderen eisers, bewoners van woningen in een woonwijk, een stookverbod tegen gedaagden die in hun woning een houtkachel gebruiken. Eisers stellen dat het stoken met hout door gedaagden leidt tot onrechtmatige hinder in de vorm van geurhinder, die hun woongenot aantast. De eisers hebben eerder verzoeken tot handhaving ingediend bij de gemeente, maar deze zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de gezondheidsklachten van eisers en de afspraken die gedaagden met de gemeente hebben gemaakt over hun stookgedrag. De rechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat het stoken door gedaagden onrechtmatige hinder veroorzaakt. De vorderingen van eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten. De rechter wijst erop dat gedaagden zich bewust moeten zijn van de overlast die hun stookgedrag kan veroorzaken, maar dat dit op basis van de huidige regelgeving niet als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/231151 / KG ZA 19-91
Vonnis in kort geding van 9 mei 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J. Rutteman te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. T. Slinger te Amsterdam, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagden genoemd worden en waar nodig afzonderlijk worden aangeduid middels hun achternaam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 april 2019 met 17 producties,
  • de mondelinge behandeling gehouden op 25 april 2019, waarvan door de griffier
aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van gedaagden met 7 producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] wonen sinds 3 jaar aan de [adres 1] in [woonplaats] . [eiser 3] en [eiser 4] wonen sinds
12 jaar aan de [adres 2] . Gedaagden wonen meer dan 30 jaar in de woning tegenover eisers, aan de [adres 3] .
2.2.
Gedaagden verwarmen de woonkamer van hun woning vrijwel dagelijks gedurende het stookseizoen door middel van het stoken van een houtkachel, die in hun woonkamer staat. Bij westelijke tot zuidwestelijke wind bereiken de rookgassen de woningen van eisers.
2.3.
[eiser 4] heeft astmatische klachten, net als de zoon van [eiser 3] en [eiser 4] .
2.4.
[eiser 1] heeft gedaagden in 2016 verzocht om hun stookgedrag aan te passen. In 2017 heeft hij de [gemeente] verzocht om handhavend op te treden. De gemeente heeft daarop inspecties uitgevoerd en gesprekken gevoerd met [eiser 1] , [eiser 2] en gedaagden. Dit heeft geleid tot afspraken tussen de gemeente en gedaagden, over de wijze waarop gedaagden in het vervolg zouden stoken. Kort gezegd komen die afspraken er op neer dat gedaagden alleen zullen stoken tussen
8
uur en 22.00 uur, dat zij niet zullen smoren en dat zij niet zullen stoken bij ongunstige weersomstandigheden, zoals aanbevolen in de ‘Toolkit Houtrook en Gezondheid’ van het RIVM. De effecten van deze afspraken zouden worden gevolgd tot 1 december 2017 en de gemeente zou naar aanleiding van haar bevindingen een besluit nemen op 31 januari 2018.
2.5.
Op 22 oktober 2017 hebben ook [eiser 3] en [eiser 4] een verzoek om handhaving ingediend. Op beide verzoeken heeft de gemeente op
31 januari 2018 afwijzend beslist. Hiertegen hebben eisers bezwaar aangetekend, wat door de gemeente is afgewezen op 29 november 2018. Hiertegen zijn eisers in beroep gegaan.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen - samengevat - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om na betekening van het in deze te wijzen vonnis het stoken van hout in hun woning en op het bijbehorende erf geheel te beëindigen en niet meer te hervatten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. subsidiair gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om na betekening van het in deze te wijzen vonnis het stoken van hout in hun woning en op het bijbehorende erf te verbieden, behalve op tijdstippen waarop op de website ‘stookwijzer.nu’ wordt aangegeven dat
‘stoken kan’, waarbij geen sprake mag zijn van zichtbare en/of gekleurde rook en daarbij te bepalen dat geen hout gestookt mag worden wanneer de wind uit zuidzuidwestelijke tot noordnoordwestelijke richting komt (tussen 195 en 345 graden), op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. meer subsidiair gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om na betekening van het in deze te wijzen vonnis het stoken van hout in hun woning en op het bijbehorende erf te verbieden, tenzij wordt gehandeld in overeenstemming met de aanbevelingen (“De 10 stooktips”) die zijn opgenomen in de notitie “Houtstook door particulieren, hoe voorkom je overlast?” [1] , op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten, (voorwaardelijk) vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
V. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de nakosten, (voorwaardelijk) vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
3.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met
artikel 6:162 BW. Volgens eisers leidt het stoken met hout door gedaagden, waardoor rookgassen hun woningen bereiken, tot geurhinder, die de gebruikelijke normen overschrijdt en daarom als onaanvaardbaar kan worden gekwalificeerd. Deze hinder treedt op gedurende een substantieel deel van de tijd, omdat gedaagden het grootste deel van het jaar gedurende de hele dag stoken. De woningen van eisers ondervinden overlast bij de overheersende windrichting. Hiermee plegen gedaagden een inbreuk op het recht van eisers op een ongestoord woongenot. Het stookgedrag van gedaagden is ook in strijd met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Eisers ondervinden hierdoor schade en gezondheidsklachten. Gedaagden stoken hout om daarmee hun woning te verwarmen, maar hebben daarbij geen bijzonder belang, omdat zij beschikken over een functionerende verwarmingsinstallatie. Ten slotte stellen eisers dat voor hen geen oplossing beschikbaar is in het bestuursrecht die voldoende bescherming biedt tegen het stoken door gedaagden.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer, strekkende tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van eisers in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of aan gedaagden, particulieren die in een woonwijk wonen en veelvuldig stoken met een houtkachel, een stookverbod moet worden opgelegd, omdat hun stookgedrag onrechtmatige (geur)hinder oplevert voor eisers.
4.2.
De maatschappelijke discussie over de luchtkwaliteit en de effecten daarvan op het milieu en de gezondheid wordt momenteel breed gevoerd. Illustratief is wat dat betreft de discussie over de traditionele paasvuren die (met name) in Oost-Nederland jaarlijks worden aangestoken en waarvan in andere gebieden van het land overlast wordt ervaren. De maatschappelijke discussie raakt ook al jaren het stoken van hout door particulieren in woonwijken. De tendens is dat de grens van wat als acceptabel wordt beschouwd, steeds verder wordt teruggebracht.
4.3.
Desondanks ontbreekt het in ons land nog steeds aan wettelijke normen voor houtkachels, terwijl die normen er in bepaalde landen om ons heen wel zijn. Een verbod op houtkachels voor particulieren is voorlopig niet in aantocht. In haar recente brief aan de Tweede Kamer [2] schrijft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat dat wat haar betreft een categorisch verbod van houtstook - zoals sommige mensen willen - niet aan de orde is. Wel wil de Staatssecretaris zich inzetten om de belangrijkste gezondheidseffecten te beperken door de toegestane emissies uit houtkachels te verminderen, ervoor te zorgen dat mensen zich bewust zijn van de gevolgen van stoken voor de eigen gezondheid en die van de omgeving en door gemeenten in staat te stellen om overlastsituaties aan te pakken door het ontwikkelen van een meetprotocol. Kortom: er komt wat de Staatssecretaris betreft geen stookverbod, maar de regels voor het gebruik van houtkachels door particulieren worden wel aangescherpt.
4.4.
Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW in samenhang met artikel 6:162 BW.
In artikel 5:37 BW is - voor zover hier van belang - bepaald dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen, zoals door het verspreiden van stank, rook of gassen. In artikel 6:162 BW wordt als onrechtmatig aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.5.
Volgens vaste rechtspraak is niet alle hinder onrechtmatig. Dit is afhankelijk van de aard, de ernst, en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden.
Ook is van belang of degene die zich beklaagt over hinder zich ter plaatse heeft gevestigd vóór dan wel ná het tijdstip waarop de hinder veroorzakende activiteiten een aanvang hebben genomen. In dat laatste geval zal hij een zekere mate van hinder eerder hebben te dulden (HR 18 september 1998, NJ 1999, 69). Verder moet rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (HR 15 februari 1991, NJ 1992, 639).
4.6.
Dat eisers het stoken met hout door gedaagden -subjectief gezien- als een bron van ergernis en dus als hinderlijk ervaren staat vast. Vast staat echter ook dat eisers later dan gedaagden aan de [straatnaam] zijn gaan wonen. Eisers hebben niet weersproken dat zij er op dat moment mee bekend waren, althans hadden kunnen zijn, dat gedaagden een houtkachel gebruiken. De woning van gedaagden is immers omgeven door houtblokken. Eisers zullen een zekere mate van hinder door het stoken van gedaagden dan ook moeten dulden.
4.7.
Op gedaagden rust evenwel de plicht om de veroorzaakte hinder zodanig te beperken dat hierdoor geen -als onrechtmatig te kwalificeren- overlast ontstaat.
De feitelijke begrenzing van deze plicht dient te worden bepaald aan de hand van datgene wat -objectief gezien- voor buren in het maatschappelijk verkeer als hinder nog aanvaardbaar is. Bij overschrijding van die grens is sprake van onrechtmatige hinder.
4.8.
Eisers beroepen zich op het rapport “Onderzoek overlast houtkachels te [woonplaats] ” van 11 september 2018, opgesteld door Buro Blauw uit Wageningen (hierna: Blauw) in opdracht van het advocatenkantoor dat eisers bijstaat. Volgens eisers blijkt uit dat onderzoek dat het stoken van hout door gedaagden, uitgaande van “goed stookgedrag”, tot geuroverlast kan leiden, althans tot een geurbelasting die op grond van zowel landelijk als provinciaal geurbeleid als onaanvaardbare hinder valt te kwalificeren.
4.9.
Volgens gedaagden zijn de berekeningen van Blauw gebaseerd op door eisers aangeleverde documenten en is er getoetst aan normen die gelden voor industriële emissies en die dus niet zijn bedoeld om particulieren te beschermen of regels aan particulieren op te leggen. De bevindingen van Blauw zijn volgens gedaagden niet relevant voor de vraag of sprake is van onrechtmatige hinder, omdat Blauw niet ter plaatse heeft gemeten welke (mate van) overlast door eisers ervaren wordt. Volgens gedaagden ervaren veel omwonenden juist geen overlast. Bovendien worden de bevindingen van Blauw volgens gedaagden maar ten dele onderschreven door Olfasense, het bureau dat in opdracht van de gemeente het rapport van Blauw heeft beoordeeld en een second opinion heeft gegeven.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op grond van het rapport van Blauw niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van onrechtmatige hinder aan de [straatnaam] in [woonplaats] . Ter zitting is door de heer Dingemanse van Blauw toegelicht dat de bevindingen van Blauw zijn gebaseerd op geobjectiveerde kengetallen en -gegevens, maar niet op de specifieke situatie ter plaatse, tijdens het stoken door gedaagden. Bovendien verschillen Blauw en Olfasense van mening over - kort gezegd- de vraag welke norm er overschreden moet zijn om te kunnen concluderen dat van onaanvaardbare hinder sprake is. Wie daarin gelijk heeft kan in het midden blijven, omdat de normen waarvan uit wordt gegaan geen betrekking hebben op houtkachels van particulieren.
4.11.
In het kader van het handhavingsverzoek dat eisers bij de [gemeente] hebben ingediend zijn wel veelvuldig controles ter plaatse uitgevoerd door toezichthouders van de gemeente. Op 7 april 2017 hebben zij gerapporteerd dat het aannemelijk is dat de schoorsteen en rookkanalen van gedaagden aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voldoen. Wel is hen opgevallen dat gedaagden 24 uur per dag stoken en dat gedaagden de kachel voordat zij gaan slapen smoren, waardoor een onvolledige verbranding ontstaat met hinderlijke rook en rookgeur tot gevolg. Het ontbreekt volgens de toezichthouders echter aan wet- en regelgeving op dit punt (productie 9 bij dagvaarding).
4.12.
De [gemeente] heeft besloten om niet te gaan handhaven. Wel zijn er afspraken met gedaagden gemaakt, zoals hiervoor bij de feiten vermeld. Volgens eisers hebben deze afspraken niet tot beëindiging van de hinder geleid en komen gedaagden de afspraken met grote regelmaat niet na. Gedaagden betwisten dat.
4.13.
Naar zeggen van gedaagden controleren zij dagelijks, voordat zij de kachel aandoen, op www.buienrader.nl of de weersomstandigheden geschikt zijn om te stoken. Ook gedurende de dag raadplegen zij deze website meerdere keren op ‘stookgeschikte weersomstandigheden’. Als daarvan geen sprake (meer) is, laten zij de kachel uit(gaan). Gedaagden stoken niet vóór 8.00 uur en niet meer na 22.00 uur. Om 22.00 uur leggen zij het laatste houtblok op de kachel. Ook wordt alleen met schoon en droog hout gestookt, aldus steeds gedaagden.
4.14.
Het verweer van gedaagden vindt steun in het controlerapport van de gemeente van 8 januari 2018 (productie 9 bij dagvaarding), waarin de toezichthouder van de gemeente constateert dat gedaagden zich redelijk tot goed aan de gemaakte afspraken houden en dat er geen overtredingen zijn vastgesteld. Dat eisers stellen zelf wel overtredingen te hebben vastgesteld, leidt niet tot een andere afweging. In tegenstelling tot de bevindingen van de onafhankelijk toezichthouder zijn de bevindingen van eisers niet objectief.
4.15.
Dat de gezondheidsklachten van eisers, hoe vervelend ook, in verband staan met het stoken van hout door gedaagden, is door gedaagden betwist en door eisers evenmin aannemelijk gemaakt. Uit de door eisers in het geding gebrachte medische verklaringen blijkt niet dat hun klachten zijn toe te schrijven aan het stoken met hout door gedaagden.
4.16.
De conclusie luidt dan ook dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat van onrechtmatige hinder door het stoken met hout door gedaagden sprake is. De vorderingen van eisers zullen daarom worden afgewezen. Niet is uitgesloten dat, gelet op de bestuursrechtelijke procedure waarin nog beslist moet worden op het door eisers ingestelde beroep, en de (strengere) regelgeving die in aantocht is, de situatie in de toekomst anders zal zijn. Het is aan gedaagden om hier al dan niet alvast op in te spelen, wat de verhoudingen met eisers mogelijk ten goede zal komen.
4.17.
Feit blijft dat gedaagden midden in een woonwijk met grote regelmaat hun houtkachel stoken en dat dit niet ongemerkt aan de buren voorbij gaat. Hoewel op grond van de feiten en de thans geldende regelgeving niet kan worden gezegd dat dit tot onrechtmatige hinder leidt, behoren gedaagden zich ervan bewust te zijn dat hun stookgedrag niet onopgemerkt voor de buren blijft. Gedaagden zouden hun stookgedrag vanuit die wetenschap nog beter kunnen reguleren, bijvoorbeeld door de door eisers opgevoerde stooktips die zijn opgenomen in de hiervoor genoemde notitie “Houtstook door particulieren, hoe voorkom je overlast?” vrijwillig toe te passen.
4.18.
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.113,00.
4.19.
De voorzieningenrechter zal dit vonnis, op de voet van artikel 258 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voor wat betreft de proceskostenveroordeling ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.113,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2019.

Voetnoten

1.De betreffende notitie, ook wel “Toolkit” genoemd, dateert van mei 2014, is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en door eisers overgelegd als productie 14.
2.‘Kamerbrief over aanbevelingen houtrook van particuliere kachels’ van 15 januari 2019.