Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[A] ,
[B],
[C],
1.[X] ,
[Y],
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 maart 2019
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- de mondelinge behandeling van 11 april 2019
- de pleitnota van [A, B en C]
- de aanvulling van de eis in reconventie.
2.De feiten
Tussen de volmachtgeefster onder I genoemd en de erfgenamen van erflater bestaat nog
(€ 25.00000) te verminderen als hiervoor gemeld met een bedrag van dertien duizend twee honderd vier en veertig euro en elf eurocent (€ 13.244,11) ofwel per saldo een bedrag van elfduizend zeven honderd vijf en vijftig euro en negen en tachtig eurocent (€ 11.755,89).
(…)”
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
€ 13.244,11 geen betalingsveroordeling is opgenomen en dat dat vonnis aldus moet worden gelezen dat die subsidiaire reconventionele vordering is afgewezen. Volgens [A, B en C] schept de meebetekende notariële akte voor hen bovendien geen betalingsverplichtingen en is geen bevel gedaan tot betaling op grond van die akte.
De vordering van € 13.244,11 vindt bovendien haar onmiddellijke grondslag in een ten tijde van het verlijden reeds bestaande en in de notariële akte omschreven rechtsverhouding, zijnde de op 14 april 2009 gesloten vaststellingsovereenkomst.
980,00
6.De beoordeling in reconventie
Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, kan deze vordering niet worden toegewezen. [X en Y] hebben geen belang bij toewijzing van de betreffende vordering, nu de notariële akte reeds als executoriale titel voor de vordering van € 13.244,11 geldt. Daarnaast geldt dat [A, B en C] niet kunnen worden veroordeeld tot betaling van het gehele bedrag van € 13.244,11.