ECLI:NL:RBOVE:2019:186

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
C/08/215245 / HA ZA 18-125
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar gebreken in levering van casco houten onderdelen voor woningbouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 januari 2019 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Solid Timber en [X]. Solid Timber, gevestigd te Utrecht, heeft houten casco onderdelen (CLT) geleverd aan [X] voor de bouw van zijn woning. Solid Timber vordert betaling van een factuur van € 24.462,58, terwijl [X] de betaling heeft opgeschort en in reconventie schadevergoeding vordert van € 88.854,21 wegens vertraging in de montage en gebreken in de kwaliteit van het geleverde hout. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 26 september 2018 vastgesteld dat er productiefouten zijn in de geleverde materialen, wat heeft geleid tot vertraging en extra kosten voor [X]. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om de gebreken in de levering te onderzoeken en heeft vragen geformuleerd die de deskundige moet beantwoorden. De deskundige, ing. R.J.E. Hillebrink van SHR Hout Research, is benoemd en zal een rapport opstellen over de kwaliteit van het geleverde materiaal en de kosten voor herstel. De rechtbank heeft ook een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 7.439,08 inclusief btw. Partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en hebben de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de hoogte van het voorschot. De rechtbank heeft verder bepaald dat de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad is en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/215245 / HA ZA 18-125
Vonnis van 16 januari 2019
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
SOLID TIMBER,
gevestigd te Utrecht,
2.
[A],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[B],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.A. Rila te Utrecht,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. L.F. van Wijck te Zoetermeer.
Partijen zullen hierna Solid Timber (vrouwelijk enkelvoud) en [X] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 26 september 2018
  • de akte van uitlating van Solid Timber
  • de akte van uitlating tevens vermindering van eis in reconventie van [X]
  • de antwoordakte van Solid Timber.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en reconventie

2.1.
Solid Timber heeft houten casco onderdelen (CLT) aan [X] geleverd voor de bouw van zijn woning. In conventie vordert Solid Timber betaling van haar laatste factuur ad € 24.462,58 inclusief btw. [X] heeft de betaling van de laatste factuur opgeschort, omdat hij meent aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding wegens vertraging in de montage en gebreken in de kwaliteit van het geleverde hout. In reconventie vordert hij (primair) schadevergoeding ten bedrage van € 88.854,21 wegens deze vertraging in de montage en gebreken. Bij akte heeft [X] zijn vordering verminderd met een bedrag van € 441,00 wegens ten onrechte in rekening gebrachte btw over de posten “eigen uren”.
Vertraging
2.2.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 26 september 2018 reeds overwegen dat (productie)fouten in de geleverde materialen - waardoor vertraging in de montage is ontstaan en daarmee meerwerk voor [X] - een tekortkoming opleveren in de nakoming van de overeenkomst (r.o. 4.7). De daaruit voortvloeiende schade komt voor rekening van Solid Timber. Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat de montage geen onderdeel was van de overeenkomst tussen Solid Timber en [X] , zodat het enkele overschrijden van enige tijdsduur (al dan niet genoemd door Solid Timber) in de montage geen tekortkoming in de nakoming oplevert. De rechtbank heeft voor de berekening van de schade de lijst van Javi (bijlage bij de e-mail van Javi van 18 april 2017, productie 15) als uitgangspunt genomen, omdat [X] bij de berekening van de schade geen (duidelijk) onderscheid heeft gemaakt tussen verloren tijd vanwege productiefouten enerzijds en de door Solid Timber beweerdelijk voorgehouden montagetijd van 28 uur anderzijds.
2.3.
In de antwoordakte maakt [X] ondanks de daartoe geboden gelegenheid bij tussenvonnis van 26 september 2016 voor wat betreft de uren van Javi wederom geen (nader) onderscheid tussen de verloren tijd vanwege de productiefouten en de beoogde montagetijd anderzijds. Hij heeft alleen een onderbouwing in het geding gebracht van het totaal aantal gewerkte uren van Javi, maar enig onderscheid ontbreekt. Voorts heeft [X] betoogd dat voornoemde bijlage van Javi bij de e-mail van 18 april 2017 in zijn processtukken bij een andere productie zit en dat deze opgave nimmer aan hem is verstrekt. Daarover merkt de rechtbank op dat deze productie tijdens de behandeling van de zaak ter zitting is besproken en dat [X] daarover geen opmerking met een dergelijke strekking heeft gemaakt. Bovendien maakte deze productie onderdeel uit van een e-mail die ook aan [X] is verzonden. Indien de door Solid Timber in het geding gebrachte productie onjuist zou zijn geweest of niet aan hem zou zijn verstrekt, lag het om die reden op de weg van [X] om ter onderbouwing van zijn standpunt de e-mail en/of de juiste bijlage in het geding te brengen. Bij gebreke daarvan ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het - duidelijk per post gespecificeerde -overzicht van Javi dat door Solid Timber in het geding is gebracht.
2.4.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 26 september 2018 en concludeert dat een bedrag van 11 extra uren van Javi als schade kan worden aangemerkt. Uit het door [X] als productie 28 overgelegde overzicht van Solid Timber van 8 mei 2017 maakt de rechtbank op dat voornoemde extra uren van Javi onderdeel uitmaken van de aangeboden compensatie van € 2.263,50 die reeds op de facturen in mindering is gebracht (zie r.o. 2.14 van het tussenvonnis van 26 september 2018). Eveneens worden daarin de werkzaamheden voor het boren van e-voorzieningen genoemd, de extra tijd voor monteurs en de kraan á 5,5 extra uren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Solid Timber hiermee een afdoende compensatie geboden en is er onvoldoende aanleiding om een extra schadevergoeding (buiten de hierna te bespreken ‘extra kosten’) toe te kennen aan [X] vanwege productiefouten die hebben geleid tot vertraging in de montage. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om de hieronder te benoemen deskundige (in het kader van de gestelde gebreken) nader te bevragen over dit onderwerp, zodat het verzoek van [X] daartoe niet zal worden gehonoreerd.
2.5.
Ten aanzien van de extra gevorderde kosten ad € 3.417,08 heeft [X] een aanvullende bijlage overgelegd waarmee het overzicht van productie 22 bij conclusie van antwoord in conventie wordt aangevuld. De kosten vanwege “minderwerk dakplaatrand en vloerrand buiten”, “minderwerk doorstekende dakranden buiten” en “minderwerk ontbrekende e-sparingen” maken onderdeel uit van het montage minderwerk overzicht (productie 28) op basis waarvan Solid Timber de eerder genoemde compensatie heeft toegekend van € 2.263,50. [X] heeft onvoldoende onderbouwd dat op deze onderdelen meer uren zijn besteed door de betreffende monteurs. Wel heeft hij in dit overzicht zijn eigen uren gespecificeerd onderverdeeld naar de diverse gebreken. De rechtbank ziet aanleiding om voor voornoemde drie onderdelen de door [X] genoemde extra uren toe te wijzen, op basis van een uurtarief van € 42,00. Dat betekent dat een bedrag van (3+2,5+2+4+4+0,5+3=)19 x € 42,00 = € 798,00 voor toewijzing gereed ligt. Wegens het ontbreken van een deugdelijke feitelijke onderbouwing met facturen zullen de kosten voor materialen en (extra) uren voor installateurs worden afgewezen.
2.6.
Voor wat betreft de aanvullend overgelegde bijlage wegens “minderwerk bevestigingsmiddelen” geldt dat [X] onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze post voor rekening van Solid Timber zou moeten komen. [X] had met Javi een contract voor de montage. Voor zover Javi zou hebben geadviseerd andere of aanvullende bevestigingsmiddelen te gebruiken, kunnen deze extra kosten niet zonder nadere afspraken met Solid Timber worden doorbelast aan Solid Timber. Solid Timber heeft die afspraken betwist en [X] heeft haar stellingen op dit punt van onvoldoende onderbouwing voorzien, zodat vergoeding van deze kosten voor afwijzing gereed ligt.
Gebreken
2.7.
In het tussenvonnis van 26 september 2018 heeft de rechtbank aangekondigd dat zij van plan is een deskundige te benoemen en heeft zij vragen geformuleerd. Partijen hebben overleg gevoerd over de te benoemen deskundige en stemmen in met de door de rechtbank ter zitting genoemde deskundige van SHR Hout Research.
2.8.
[X] heeft geen opmerkingen geuit ten aanzien van de vragen (behoudens het hiervoor besproken verzoek in r.o. 2.4 om de te benoemen deskundige nader te bevragen over de vertragingskosten, welk verzoek is afgewezen).
2.9.
Solid Timber heeft meerdere voorstellen tot aanpassing van de vragen gedaan. Volgens Solid Timber dient (i) het vergelijkend onderzoek met het verstrekte monster te worden beperkt tot alleen de zichtwerk oppervlakken van de verdiepingen in de woning, te weten de wanden en plafonds van de slaapkamers en de gangzone. Voor het zichtwerk in de garage en de bijkeuken zijn partijen blijkens de offerteaanvraag geen klasse A overeengekomen. Het monster zag op zichtkwaliteit A. Verder wenst Solid Timber dat (ii) aan vraag 1 en 2 wordt toegevoegd dat er meerdere monsters zijn getoond. Voorts stelt Solid Timber voor dat (iii) aan vraag 3 en 4 achter de zinsnede “
Indien er volgens u sprake is van gebreken bij de beantwoording van vraag 1/2…”toe te voegen:
“welke gebreken kunnen dan - gelet op de aard daarvan - volgens u worden gekwalificeerd als productiefouten en welke zijn hoogstwaarschijnlijk ontstaan als gevolg van de montage”. Tot slot wenst Solid Timber in aansluiting op vraag 3 en 4 de volgende vraag toe te voegen (iv): “
Is het herstelplan van Javi d.d. 20 juni 2017 (zie productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie), dan wel de daaraan voorafgaand op 8 mei 2017 door Solid Timber aangeboden compensatie (zie productie 19), voldoende om de door u geconstateerde gebreken naar behoren op te lossen? Zo nee, kunt u gemotiveerd aangeven waarom dit niet het geval is?”
2.10.
De rechtbank is met Solid Timber van oordeel dat vraag 1 moet worden aangepast in die zin dat bij het vergelijkend onderzoek met het verstrekte monster alleen de zichtwerk oppervlakken van de verdiepingen in de woning moeten worden beoordeeld. In de aanvraag staat inderdaad dat de wanden geen klasse A dienen te hebben, terwijl het verstrekte monster zag op kwaliteit A. Bovendien volgt uit de brief van 18 augustus 2017 van mr. Van Wijk (productie 8 bij dagvaarding) die als uitgangspunt dient voor vraag 1 reeds dat er geen sprake is van zichtwerk in de bijkeuken (de bijkeuken valt onder het kopje “begane grond, geen zichtwerk”). Ten aanzien van voorstel (ii) zal de rechtbank toevoegen aan vraag 1 dat er meerdere monsters zijn getoond, maar daarbij tekent de rechtbank wel aan dat partijen twisten over de vraag hoeveel monsters zijn getoond en van welke kwaliteit.
Voorstel (iii) van Solid Timber zal de rechtbank eveneens overnemen, zodat de deskundige zo mogelijk een onderscheid kan maken tussen montagefouten en productiefouten.
Het laatste voorstel (iv) van Solid Timber tot een aanvullende vraag over de aangeboden compensatie zal de rechtbank niet overnemen. De vraag die de deskundige moet beantwoorden is of sprake is van schade en van welke omvang en niet of een in eerder stadium aangeboden compensatie afdoende was.
2.11.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. De rechtbank zal overgaan tot benoeming van de heer ing. R.J.E. Hillebrink van SHR Hout Research. Hij heeft op 15 januari 2019 een brief met een plan van aanpak en een begroting van zijn kosten toegezonden aan de rechtbank, welk bericht aan dit vonnis zal worden gehecht. Hij verwacht voor het onderzoek en het opstellen van de rapportage 33 uur te besteden en begroot zijn kosten op € 6.148,00 exclusief btw (€ 7.439,08 inclusief btw). Het voorschot zal dan ook € 7.439,08 inclusief BTW bedragen.
2.12.
Omdat partijen nog niet in de gelegenheid zijn gesteld te reageren op de hoogte van dit voorschot, zal de rechtbank partijen de mogelijkheid bieden hiertegen gemotiveerd bezwaar te maken op de wijze zoals in de beslissing is opgenomen.
2.13.
In de vorige beslissing is al aangekondigd dat door [X] het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden gedeponeerd.
2.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.15.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.16.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Stemt het geleverde CLT-materiaal voor wat betreft het zichtwerk van de verdiepingen (de wanden en plafonds van de slaapkamers en de gangzone) in de woning van [X] volgens u overeen met het aan [X] verstrekte monster, rekening houdend met het feit dat hout een natuurproduct is en dat er meerdere monsters zijn getoond aan [X] ? Wilt u daarbij specifiek ingaan op de door [X] gestelde gebreken voor wat betreft het zichtwerk van de verdiepingen in de bijlage bij de brief van 18 augustus 2017 van mr. Van Wijk (productie 8 bij dagvaarding)?
Voldoet het geleverde CLT-materiaal voor wat betreft het zichtwerk in de garage, de bijkeuken en de verdiepingen in de woning van [X] volgens u aan de daaraan te stellen vereisten, met als minimumnorm de daarvoor geldende Europese normen? Wilt u daarbij specifiek ingaan op de door [X] gestelde gebreken voor wat betreft het zichtwerk in de garage, de bijkeuken en de verdiepingen in de bijlage bij de brief van 18 augustus 2017 van mr. Van Wijk (productie 8 bij dagvaarding)?
Indien er volgens u sprake is van gebreken bij de beantwoording van vraag 1, welke gebreken kunnen dan - gelet op de aard daarvan - volgens u worden gekwalificeerd als productiefouten en welke zijn hoogstwaarschijnlijk ontstaan als gevolg van de montage? Hoe dienen deze gebreken (te onderscheiden naar productiefouten en montagefouten) volgens u te worden hersteld en wat is de geschatte omvang van de kosten voor herstel, rekening houdend met de huidige marktomstandigheden in de bouw? Kan het gezin van [X] tijdens eventuele herstelwerkzaamheden in de woning verblijven en zo nee, wat is de geschatte duur voor verblijf elders?
Indien er volgens u sprake is van gebreken bij de beantwoording van vraag 2, hoe dienen deze gebreken dan volgens u te worden hersteld en wat is de geschatte omvang van de kosten voor herstel, rekening houdend met de huidige marktomstandigheden in de bouw? Kan het gezin van [X] tijdens eventuele herstelwerkzaamheden in de woning verblijven en zo nee, wat is de geschatte duur voor verblijf elders?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer ing. R.J.E. Hillebrink,
correspondentieadres: Postbus 497, 6700 AL Wageningen,
[bezoekadres] ,
telefoon: [xxxx] ,
fax: [yyyy] ,
[mailladres]
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen vooralsnog vast op een bedrag van € 7.439,08 inclusief btw,
3.4.
partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de hoogte van dit voorschot,
3.5.
indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op voormeld bedrag; indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal daarover worden geoordeeld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.6.
bepaalt dat [X] het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.7.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.8.
bepaalt dat de griffie het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk
vier maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.13.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2019.