ECLI:NL:RBOVE:2019:2043

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
08.043156.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en bezit van verdovende middelen en wapens

De rechtbank Overijssel heeft op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van hennepteelt en het bezit van verdovende middelen en wapens. De verdachte werd op 21 februari 2019 in Hengevelde aangehouden, waar hij in zijn woning een grote hoeveelheid amfetamine (ongeveer 750 gram), XTC (ongeveer 16 gram), hennep (meer dan 30 gram) en 1032 hennepstekken had. Daarnaast werden er twee stiletto's en een ploertendoder aangetroffen. Tijdens de rechtszitting op 4 juni 2019 heeft de verdachte bekend, en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld dat de tenlastelegging bewezen kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezen feiten, die in strijd zijn met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens zijn alle inbeslaggenomen drugsgerelateerde voorwerpen onttrokken aan het verkeer, en is de teruggave van gegevensdragers aan de verdachte gelast. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.043156.19 (P)
Datum vonnis: 18 juni 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende: P.I. Veenhuizen, gev. Esserheem te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.J.G. Pieper, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 februari 2019 te Hengevelde in een woning aan [adres] :
feit 1:ongeveer 750 gram amfetamine en 16 gram XTC – al dan niet samen met een of meer anderen - aanwezig heeft gehad;
feit 2:2 kilogram hennep(toppen) aanwezig heeft gehad;
feit 3: 1032 hennepstekken aanwezig heeft had;
feit 4: stiletto’s voorhanden heeft gehad/heeft gedragen;
feit 5: een ploertendoder voorhanden heeft gehad/heeft gedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 750 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine, en/of
- ongeveer 16 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC (MDMA), zijnde MDMA, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, in ieder geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan [adres] ) een
hoeveelheid van 2 kilogram hennep(toppen), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, in ieder geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan [adres] ) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, te weten ongeveer 1032 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, in ieder geval in Nederland, een of meer wapen(s), van categorie I, onder 1°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen, te weten een of meer stiletto’s;
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, in ieder geval in Nederland, een of meer wapen(s), van categorie I, onder 3°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen, te weten een ploertendoder.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring. Deze feiten zijn door verdachte bekend.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde op grond van de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 729 gram van een materiaal bevattende amfetamine
en
- 16 gram van een materiaal bevattende XTC (MDMA),
zijnde amfetamine en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan [adres] ) een hoeveelheid van 2 kilogram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, opzettelijk heeft geteeld (in een pand gelegen aan [adres] ) 1032 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, wapens van categorie I, onder 1°, voorhanden heeft gehad, te weten twee stiletto’s;
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2019, te Hengevelde, gemeente Hof van Twente, een wapen van categorie I, onder 3°, voorhanden heeft gehad, te weten een ploertendoder.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen: 10, 11 van de Opiumwet (OW),
55 van de Wet wapens en munitie (WWM), 57 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feiten 4 en 5:
telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest en tot het betalen van een geldboete van € 2.000,--, bij het niet betalen daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert een strafmaatverweer en betoogt dat nu geen sprake is van (andere) strafverzwarende omstandigheden zoals handel in verdovende middelen of gevaarzetting door illegale afname van elektriciteit, kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die reeds door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan hennepteelt. Het telen van hennep gaat vaak gepaard met andere, ook zware, vormen van criminaliteit.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben een grote hoeveelheid XTC, amfetamine en henneptoppen. Dergelijke verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel lichamelijk, psychisch en sociaal schadelijke gevolgen met zich brengt. Met de verboden handel van deze middelen worden grote winsten gemaakt. Daarnaast gaat de verspreiding van deze drugs gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft daaraan bijgedragen door deze middelen in ruime mate voorhanden te hebben.
Naast dit alles heeft verdachte ook twee stiletto’s en een ploertendoder in zijn woning voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens draagt bij aan het gevoel van onveiligheid in de maatschappij en veroorzaakt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van een reclasseringsrapport van 29 mei 2019.
Blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 mei 2019, is verdachte eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden wederom over te gaan tot het plegen van dergelijke feiten. De rechtbank ziet daarom aanleiding aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het voorwaardelijk deel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat alle inbeslaggenomen drugsgerelateerde voorwerpen, waaronder weegschalen worden begrepen, voor zover daarvan door verdachte geen afstand is gedaan, moeten worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan of voorbereid en/of die voorwerpen tot het begaan van de feiten zijn bestemd.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de gegevensdragers, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 2, 3 OW, 13 WWM, 14a, 14b, 14c, 36b en 36c Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feiten 4 en 5:telkens het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer alle drugsgerelateerde inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover verdachte daarvan geen afstand heeft gedaan;
- gelast de teruggave van gegevensdragers (een laptop en een harde schijf) aan verdachte;
bevel voorlopige hechtenis (verdachte is op 21-2-19 in verzekering gesteld)
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door E.J.M. Bos, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. E. Venekatte, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2019.
Buiten staat
Mr. Stoové is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Elk bewijsmiddel wordt, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019166743 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 4 juni 2019;
2. het proces-verbaal van bevindingen en fotoblad aantreffen hennepkwekerij, genummerd PL0600-2019079142/2019066553 (pagina 15 tot en met 67van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen;
4. het proces-verbaal van politie van doorzoeking nummer PL0600-2019079703-6 (pagina 72 tot en met 73 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen;
5. het proces-verbaal van politie van bevindingen (onderzoek verdovende middelen) nummer PL0600-2019066553-34 (pagina 244A tot en met 253 an de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen;
6. een kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0600-2019079142-11 (pagina 166 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen
7. een kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0600-2019079142-16 (pagina 176 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen
8. een kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0600-2019079142-18 (pagina 180 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen
9. een kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0600-2019079142-20 (pagina 184 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen
10. een kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0600-2019066553-7 (pagina 191 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen
11. het proces-verbaal van politie van bevindingen (onderzoek verdovende middelen) nummer : PL0600-2019079142-22 (pagina 254 tot en met 253 an de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen;
12. een kennisgeving van inbeslagneming nummer PL0600-2019079142-5 (pagina 161 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen
13. het proces-verbaal van politie nummer PL0600-2019066553 (NFiDENT), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen;
14. een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 14 mei 2019, nummer 2019.05.14.188, opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong;
15. het proces-verbaal van politie nummer PL0600-2019079142-23 (pagina 87 tot en met 90 van de doorgenummerde bijlagen), inhoudende het relaas van de verbalisant/en of één van hen.