ECLI:NL:RBOVE:2019:2051

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
7695261 \ CV EXPL 19-2132
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning na herhaaldelijke overlast door huurder onder bewind

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de woningstichting SWZ en Zeker Financiële Zorgverlening B.V., de bewindvoerder van de huurder [A]. De huurder, die onder bewind staat, veroorzaakte herhaaldelijk overlast in zijn flatwoning, wat leidde tot ernstige zorgen over de veiligheid van de woonomgeving. De woningstichting vorderde ontruiming van de woning na meerdere incidenten, waaronder bedreigingen en verontrustend gedrag van de huurder. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was, gezien het voortdurende patroon van overlast en de impact daarvan op de omwonenden. De rechter wees de vordering toe en veroordeelde de bewindvoerder in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de bewindvoerder in situaties waarin de huurder niet in staat is om zelf voor zijn gedrag zorg te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 7695261 \ CV EXPL 19-2132
Vonnis in kort geding van 22 mei 2019
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING SWZ,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.J. van den Berg,
tegen
de besloten vennootschap
ZEKER FINANCIËLE ZORGVERLENING B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder als bedoeld in artikel 1:431 BW over de goederen die (zullen) toebehoren aan [A] , geboren [1985],
gevestigd en kantoorhoudende te Almere,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. Mulderij-Anker.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk SWZ, bewindvoerder en [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 april 2019, met bijbehorende producties genummerd 1 t/m 15,
- de van de zijde van de bewindvoerder overgelegde producties genummerd 1 t/m 3,
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2019,
- de pleitaantekeningen van mr. B.J. van den Berg.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 september 2016 is een huurovereenkomst tot stand gekomen tussen SWZ als verhuurder en [A] als huurder met betrekking tot de woning gelegen te [plaats] aan het [adres] , tegen een maandelijkse huurprijs van € 576,84.
2.2.
Het gehuurde maakt deel uit van een flatgebouw, waarin (ongeveer) 100 woningen zijn ondergebracht en bevindt zich op de 6e verdieping.
2.3.
De kantonrechter heeft met ingang van 9 mei 2018 een meerderjarigenbewind, als bedoeld in artikel 1:431 BW, ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [A] , met benoeming van Zeker Financiële Zorgverlening B.V. tot bewindvoerder. Het bewind wordt feitelijk uitgevoerd door een medewerkster van Zeker Financiele Zorgverlening B.V., mevrouw [B] , tevens moeder van [A] . Daarnaast heeft de kantonrechter de vader van [A] , de heer [C] , benoemd tot mentor (als bedoeld in artikel 1:450 BW).
2.4.
In een registratieoverzicht van de politie zijn in de periode van 15 augustus 2018 tot en met 1 april 2019 met betrekking tot de locatie ‘ [adres] te [plaats] ’, 34 incidenten dan wel acties geregistreerd voornamelijk inhoudende ‘overlast door verward/overspannen persoon’.
2.5.
Naar aanleiding van incidenten met betrekking tot [A] op maandag 25 maart 2019 en de dagen daarna (week 13 van 2019) waarbij hulpdiensten zoals politie, brandweer en ambulancedienst betrokken zijn geweest, heeft SWZ diverse brieven van omwonenden ontvangen. Omwonenden schrijven onder meer dat zij zich niet meer veilig voelen en vragen SWZ om deze situatie te beëindigen.
2.6.
In een brief van 2 april 2019 schrijft senior wijkconsulent [D] van SWZ aan [A] :
Geachte heer [A] ,
Sinds 27 september 2016 bent u huurder van een woning van SWZ aan [adres] .
Geschiedenis
Op 7 maart 201 7 schreef ik u over een ernstig incident in uw woning. Na dit incident
hebben we persoonlijk —in het bijzijn van de wijkagent [E] —afspraken
gemaakt: geen overlast en de politie kreeg een voordeursleutel.
Op 14 november2018 stuurde ik u opnieuw een brief. Naar aanleiding van een ernstig
incident bij de lift schrijf ik, dat SWZ niet talmt om juridische maatregelen te nemen als
dat nodig is. In dat geval raakt u uw woning kwijt.
Die dag was er een zogenoemde case afhankelijke regiegroep bij de gemeente Zwolle,
waarbij gemeente, politie, veiligheidshuis, Dimence crisisdienst en Transfore aanwezig
waren. Er is bij u sprake van een dubbeldiagnose. Uw alcoholverslaving leidt tot ernstige
overlast en aan behandeling werkt u niet mee.
U heeft mij naar aanleiding van deze brief telefonisch verteld, dat u grote psychiatrische
problemen heeft en duidelijk is, dat u na gebruik van alcohol grote problemen
veroorzaakt: voor u zelf en uw omgeving.
Nieuwe incidenten
Na een aantal zeer ernstige incidenten kort na elkaar hebben tal van omwonenden uit
uw flat bij SWZ kenbaar gemaakt, dat u zeer ernstige overlast veroorzaakt. Mensen zien
u als een groot gevaar voor hun veiligheid en zijn bang u tegen te komen. Kinderen
durft men niet alleen naar buiten te sturen. U verstoort op volkomen ontoelaatbare wijze
het woongenot van heel veel bewoners van de flat. In uw woongebouw wonen bijna
honderd huishoudens die met u van dezelfde gemeenschappelijke ruimte gebruik maken.
Bij u thuis
Op 25 maart 2019 was ik bij u thuis. De wijkagent [E] had mij
gevraagd, te komen. U had de politie gebeld en u was in een uiterst heftige toestand: u
bleef schreeuwen, dat de politie u dood moest schieten en ook dreigde u omwonenden
iets aan te doen. Dit dreigement komt precies overeen met waar omwonenden bang
voor zijn.
Algemene huurvoorwaarden
Op basis van artikel 6.6 van de algemene huurvoorwaarden dient u er zorg voor te
dragen dat door u aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Uitermate zorgwekkend gedrag
Uit brieven van tal van omwonenden blijkt, dat uw gedrag zeer zorgwekkend is en
onmiddellijk moet stoppen. De wijkagent vertelt mij zojuist, dat er vanaf 2018 bijna 50
meldingen van verward gedrag op uw naam staan, waarvan in 2018 23 meldingen zijn
vastgelegd op uw woonadres. In 2019 spreekt de politie van negen meldingen op uw
adres.
Gerechtelijke procedure
Zowel persoonlijk als in mijn brieven van 7 maart 201 7 en 14 november 201 8 heb ik u
gewezen op uw verantwoordelijkheid. U blijft alcohol gebruiken, wat telkens leidt tot
grenzeloos gedrag.
De maat is vol
De maat is vol. Bij één volgend incident start SWZ onmiddellijk een gerechtelijke
procedure om in kort geding ontruiming van het gehuurde te eisen.
Betrekken regiegroep case afhankelijk
Ik stuur een kopie van deze brief naar de gemeente Zwolle. Ik vraag de gemeente in haar
regievoerende rol of zij wil onderzoeken of er maatregelen mogelijk zijn, een traject van
een gerechtelijke procedure en ontruiming van het gehuurde te voorkomen.
2.7.
Op 3 april 2019 schrijft [A] in een e-mailbericht aan SWZ:
Beste heer [D] ,
Ik heb uw brief gelezen. Het doet mij echt heel veel dat ik zo ontzettend veel overlast heb veroorzaakt. Ik dank u hartelijk dat u mij nog een laatste kans geeft. Ik wil wel stoppen met drinken. Ik beloof u dat ik echt niet meer drink. Ik vind het heel erg dat mensen bang van mij zijn. Ik vind zelf dat ik hier niet meer kan blijven wonen. Ik doe mijn uiterste best zo snel mogelijk een andere, geschikte plek te vinden voor mij om te wonen.
Ik zou graag beschermd willen gaan wonen zodat ik de juiste begeleiding krijg. Ik ben momenteel druk bezig met het verkrijgen van de benodigde indicatie bij de GGD.

3.Het geschil

3.1.
SWZ vordert de bewindvoerder q.q. te veroordelen om het gehuurde aan [adres] te [plaats] binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis te ontruimen en te verlaten onder afgifte van de sleutels aan SWZ, met veroordeling van de bewindvoerder in de kosten van het geding.
3.2.
SWZ heeft naast voornoemde feiten aan haar vordering ten grondslag gelegd, dat op 2 april 2019 aan [A] een dringende brief is gestuurd waarin hem nog een laatste kans is geboden om een gerechtelijke procedure tot ontruiming te voorkomen, maar dat op die zelfde dag al een nieuw en ernstig incident plaatsvond.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer. Volgens de bewindvoerder heeft [A] op 3 april de brief van SWZ ontvangen en heeft hij op basis van die brief recht op een laatste kans. De bewindvoerder voert aan dat [A] vanaf de ontvangst van de brief geen overlast meer veroorzaakt heeft. Het lijkt wat beter met hem te gaan, omdat hij medicatie gebruikt. Het is van belang voor [A] dat hij vanuit zijn huidige woonsituatie kan zoeken naar een oplossing voor zijn problematiek, mogelijk in de vorm van een overstap naar begeleid wonen. Een gedwongen ontruiming zal de goede periode waarin hij nu verkeert, verstoren. De bewindvoerder concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ten aanzien van de betrokken huurder, [A] , is een meerderjarigenbewind ingesteld. Op basis van artikel 1:441 BW en het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) dient in dat geval de bewindvoerder, als formele procespartij, in rechte te worden aangesproken. De vordering is daarom op goede gronden ingesteld jegens de bewindvoerder.
4.2.
Het betreft hier een vordering in kort geding. Dat betekent dat er in deze procedure geen ruimte is voor een diepgaand onderzoek naar de feiten. De vordering betreft een vordering tot ontruiming van woonruimte. Bij de beoordeling van de vordering speelt daarom een rol dat een eventuele ontruiming verstrekkende gevolgen heeft voor de huurder. De vordering loopt vooruit op een te voeren bodemprocedure waarin de ontbinding van de huurovereenkomst wordt gevorderd. Bij de beoordeling in kort geding is van belang of valt te verwachten dat in de te voeren bodemprocedure de ontbinding zal worden toegewezen. Dit zal het geval zijn wanneer over de feiten weinig twijfel bestaat en deze feiten een onmiddellijke voorziening rechtvaardigen. In verband daarmee wordt het volgende overwogen.
4.3.
Uit het als productie 13 bij dagvaarding overgelegde registratie-overzicht van de politie volgt dat er ten aanzien van (de woning van) [A] sprake is van een voortdurend patroon van overlastincidenten, in elk geval vanaf augustus 2018 in april 2019. Uit de dagvaarding en de toelichting van partijen ter zitting komt naar voren dat die incidenten ontstaan als gevolg van psychische dan wel psychiatrische problematiek in combinatie met alcoholgebruik. In week 13 van 2019 bereiken die incidenten een hoogtepunt. Dat blijkt uit de brieven van omwonenden (19 brieven, overgelegd onder productie 7 van SWZ), gericht aan SWZ, waarin omwonenden verwoorden dat zij zich onveilig, bang en bezorgd voelen en vragen om deze situatie te beëindigen. Dat blijkt verder uit de verklaringen van de politie en de wijkconsulent van SWZ op de zitting. Ter zitting heeft de heer [F] van de politie verklaard dat [A] op 25 maart 2019 de politie had gebeld met de melding dat er brand zou zijn. Daarop zijn de hulpdiensten naar de flat gekomen, maar bleek er van brand geen sprake te zijn. Verder verklaart [F] dat [A] in die week maar ook al bij eerdere incidenten tegenover de politie heeft geuit dat hij ‘suicide by cop’ wenste. De wijkconsulent van SWZ heeft ter zitting verklaard dat hij op dinsdag of woensdag in die week door de wijkagent erbij is geroepen en dat hij het als aangrijpend heeft ervaren wat hij daar aantrof. Een gesprek met [A] was niet mogelijk en hij was er getuige van dat [A] tegen de politie schreeuwde ‘Schiet me dood!’. SWZ stelt dat er met de gebeurtenissen van die week voor haar een grens was bereikt. Dat hield voor SWZ in dat er geen verdere incidenten meer mochten plaats vinden. Een volgend incident betekende een procedure tot ontruiming. Dat heeft SWZ in haar brief van 2 april 2019 aan [A] kenbaar gemaakt. SWZ stelt dat op de dag dat de brief is verstuurd, het volgende incident al voorviel. Daarbij heeft [A] onder andere gedreigd de woning in brand te steken. Als gevolg daarvan heeft SWZ de onderhavige vordering ingesteld. SWZ heeft ter onderbouwing daarvan gesteld dat zij moet zorgdragen voor een veilige woonomgeving voor haar huurders. Zij kan zich niet langer permitteren risico’s te nemen op dat terrein. Naar het oordeel van de kantonrechter is onder deze omstandigheden de gevorderde ontruiming gerechtvaardigd. Het gehuurde bevindt zich immers in een omgeving met vele omwonenden. Ter zitting is gebleken dat [A] op dit moment geen begeleiding heeft en dat zijn toestand staat of valt met een juist gebruik van zijn medicatie en met het al dan niet gebruiken van alcohol. Als het wat dat betreft misgaat, kan [A] niet voor zichzelf instaan en ook anderen kunnen dat op dit moment niet. Overigens heeft [A] ook zelf in zijn e-mail van 3 april 2019 aan SWZ geschreven dat hij inziet dat hij hulp nodig heeft, mogelijk in de vorm van begeleid wonen, en dat hij onder de huidige omstandigheden niet in het gehuurde kan blijven wonen.
4.4.
De bewindvoerder heeft tegen de vordering aangevoerd dat zich geen incidenten hebben voorgedaan na ontvangst van de brief van SWZ. [A] heeft de brief van 2 april 2019 pas op 3 april heeft ontvangen en zijn laatste kans is dus op dat moment pas ingegaan. De kantonrechter moet aan dit verweer voorbij gaan. De strekking van de brief van SWZ is duidelijk. Er mochten geen incidenten meer plaatsvinden na het gebeuren in week 13. Op de dag dat de brief verstuurd is, werd de inhoud daarvan al ingehaald door de realiteit. Weliswaar voert de bewindvoerder aan dat [A] op 2 april 2019 alleen voor een normaal medisch probleem door een ambulance is opgehaald, maar op basis van de verklaring van de wijkconsulent van SWZ gaat de kantonrechter ervan uit dat er toch meer aan de hand moet zijn geweest die dag.
4.5.
De bewindvoerder heeft verder aangevoerd dat er na 3 april 2019 geen incidenten meer zijn voorgevallen en dat het op dit moment beter gaat met [A] . Naar het oordeel van de kantonrechter is deze situatie weliswaar positief te noemen, maar kan aan deze omstandigheid geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Het evenwicht is immers broos en er is geen sprake van professionele begeleiding en/of behandeling van [A] waaraan vertrouwen op een stabiele situatie kan worden ontleend.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van SWZ worden toegewezen. Als in het ongelijk gestelde partij dient de bewindvoerder te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van SWZ begroot op € 99,01 voor explootkosten, € 121,= voor griffierecht en € 720,= voor salaris gemachtigde. Dat is samen een bedrag van € 940,01.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder (Zeker Financiele Zorgverlening q.q.) om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten onder afgifte van alle sleutels aan SWZ;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder (Zeker Financiele Zorgverlening q.q.) in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van SWZ begroot op € 940,01;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019. (AP)