ECLI:NL:RBOVE:2019:2055
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in moord- of doodslagzaak na bewijs dat medeverdachte heeft geschoten
Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 40-jarige vrouw, die werd verdacht van moord dan wel doodslag in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw niet de schutter was, maar dat haar medeverdachte het slachtoffer heeft neergeschoten. De zaak kwam voor de rechtbank na openbare terechtzittingen op 30 november 2018 en 28 mei 2019, waarbij de officier van justitie, mr. S. Leusink-van Dijk, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J.H.M. de Crom, hun standpunten naar voren brachten.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte op of omstreeks 26 januari 2018, te Enschede, samen met anderen of alleen, het slachtoffer opzettelijk van het leven zou hebben beroofd. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als pleger of medepleger aan te merken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. E. Venekatte als voorzitter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.