ECLI:NL:RBOVE:2019:2137

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
08-952849-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en pinpasfraude door een 34-jarige man

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het plegen van meerdere diefstallen, waaronder een diefstal met geweld. De man was betrokken bij een serie pinpasfraudes waarbij slachtoffers werden afgeleid tijdens het pinnen, waarna hun pinpas werd gestolen en er geld mee werd opgenomen. Een van de diefstallen vond plaats voor de woning van een slachtoffer, waarbij de man geweld gebruikte door het slachtoffer te duwen, waardoor deze viel en letsel opliep. Naast de gevangenisstraf is de man verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers, in totaal €3145,41. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en het bewijs uit camerabeelden als overtuigend beschouwd. De man heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, die vaak kwetsbare ouderen waren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952849-18 (P)
Datum vonnis: 25 juni 2019
Vonnis op tegenspraak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ( [land] ),
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland,
thans in voorarrest verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 maart 2019, 28 mei 2019 en 11 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.S. de Waard, en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 11 juni 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte wordt beschuldigd van:
feit 1
op 7 september 2018 te Zwolle, al dan niet met een ander, diefstal met geweld van de portemonnee van [slachtoffer 1] ;
feit 2, 3 en 4
alleen of met een ander of anderen, pinnen met de pas van een ander zonder toestemming op achtereenvolgens 28 juli 2018 te Capelle aan den IJssel, op 31 juli 2018 en op 8 september 2017 te Zwijndrecht;
feit 5
op 17 september 2018 te Rotterdam, alleen of met een ander of anderen, pinnen zonder toestemming van [slachtoffer 2] dan wel diefstal van de pinpas van die [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 7 september 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg (voor de woning aan [adres] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
-zich naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven,
-bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] , de portemonnee van die [slachtoffer 1] uit haar jaszak te pakken en/of,
-(vervolgens) die [slachtoffer 1] een duw te geven waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
2
hij op of omstreeks 28 juli 2018 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 990 euro) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn//hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
-zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] en/of
-zonder toestemming van die [slachtoffer 3] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] ;
3
hij op of omstreeks 31 juli 2018 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 1250 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 4] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 4] en/of
- zonder toestemming van die [slachtoffer 4] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 4] ;
4
hij op of omstreeks 8 september 2017 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 2704,91 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 5] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 5] en/of
- zonder toestemming van die [slachtoffer 5] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 5] ;
5
primair
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 1500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn//hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 2] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] en/of
- zonder toestemming van die [slachtoffer 2] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 2] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 september 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas/bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

3.De voorvragen

De raadsman heeft zich op standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging moet worden verklaard. Hij heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat sprake is van een chaotisch dossier, waarin bovendien stukken die op een andere strafzaak betrekking hebben zijn gevoegd, waardoor verdachtes recht op een eerlijk proces en de waarheidsvinding in het gedrang komen.
Blijkens vaststaande jurisprudentie kan een vergaande sanctie als de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. De rechtbank is van oordeel dat van vorenbedoelde ernstige inbreuken niet is gebleken. Het verweer zal derhalve worden verworpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 7 september 2018 is [slachtoffer 1] voor haar woning te Zwolle door een man beroofd van haar portemonnee. De man was samen met een vrouw. [slachtoffer 1] was even daarvoor bij de Albert Heijn geweest. Op basis van camerabeelden van de Albert Heijn ontstond het vermoeden dat [slachtoffer 1] tijdens het pinnen was ‘geshoulderd’ door de vrouw, waarbij haar pincode is afgekeken. Direct na de diefstal van de portemonnee hebben de man en vrouw tevergeefs geprobeerd bij de Rabobank geld met de gestolen pinpas op te nemen. Op basis van de genoemde camerabeelden en de beelden van de Rabobank zijn signalementen van de man en vrouw opgesteld. Foto’s van de man en de vrouw zijn vervolgens verspreid over alle politie-eenheden in Nederland en bij politie-instanties in Europa. Dit heeft erin geresulteerd dat op 21 september 2018 een politieambtenaar uit Valencia de man herkende als verdachte [verdachte] en de vrouw als [medeverdachte] . Na verspreiding van de signalementen en personalia heeft de politie-eenheid in Rotterdam gereageerd met vier soortgelijke diefstallen van bankpassen, waarbij de daders voldeden aan het signalement van [verdachte] en [medeverdachte] . Vervolgens is een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd waarna beiden op 11 november 2018 zijn aangehouden in Roemenië en zijn uitgeleverd aan Nederland. In deze strafzaak zijn aan de orde de vier door de politie Rotterdam onderzochte diefstallen en de diefstal in Zwolle.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1 (diefstal met geweld), 2, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard en dat verdachte van het onder 3 en 5 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde diefstal bewezen kan worden, maar dat verdachte van het ten laste gelegde geweld moet worden vrijgesproken. Volgens de raadsman wordt de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] dat zij door verdachte is geduwd niet of onvoldoende door enig ander bewijsmiddel gesteund. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2, 3, 4 en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat – kort samengevat – op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Volgens de raadsman is daarbij doorslaggevend dat niet diefstal van een pinpas ten laste is gelegd, maar diefstal van een geldbedrag.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als volgt.
Verdachte heeft bekend dat hij aangeefster [slachtoffer 1] op 7 september 2018 voor haar woning heeft beroofd van haar portemonnee met inhoud [2] , maar heeft ontkend haar daarbij te hebben geduwd. Vastgesteld wordt dat [slachtoffer 1] in haar eerste verklaring bij de politie, afgelegd op 7 september 2018 [3] , en ook later bij de rechter-commissaris [4] steeds heeft verklaard dat bij de beroving geweld tegen haar is gebruikt. Zij heeft verklaard dat verdachte haar portemonnee uit haar linker jaszak heeft gepakt en haar (vervolgens) heeft geduwd tegen de schouder of het bovenlichaam waardoor zij op de grond terecht is gekomen. Haar verklaring dat zij door haar val aan haar rechterhand, rechterknie en rechterenkel (onder meer) schaafwonden heeft bekomen, wordt door de letselrapportage bevestigd [5] . De verklaringen van verdachte zijn niet eenduidig. Na een aanvankelijke volledige ontkenning van de diefstal tijdens de verhoren bij de politie, heeft hij op 12 december 2018 in raadkamer verklaard dat [slachtoffer 1] na de beroving achter hem aan zou zijn gerend en door de gladde ondergrond is gevallen. Ter zitting van 11 juni 2019 heeft verdachte zijn verklaring gewijzigd in die zin dat [slachtoffer 1] voor haar woning is gevallen omdat zij over haar rollator was gestruikeld.
Nu verdachte, anders dan aangeefster, geen consistente verklaring heeft afgelegd en de verklaringen van aangeefster steun vinden in objectief bewijsmateriaal, de geneeskundige verklaring, heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid van deze verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen. Daarom acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geduwd zoals ten laste is gelegd. De rechtbank gaat er, gezien het nagenoeg samenvallen van het moment van de beroving en het geven van de duw, van uit dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geduwd om de diefstal gemakkelijk te maken. Nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de medeverdachte opzet op het door verdachte toegepaste geweld heeft gehad, wordt verdachte van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’ vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde als volgt.
Op 28 juli 2018 om ongeveer 15.26 uur heeft [slachtoffer 3] bij de Lidl in Capelle aan de IJssel haar boodschappen afgerekend met haar pinpas. Tijdens het pinnen heeft zij gemerkt dat een man en een vrouw dicht bij haar stonden. [slachtoffer 3] is vervolgens met haar boodschappenkar naar de parkeergarage gelopen. Daar is de eerder bedoelde man tegen haar kar aan gelopen. [slachtoffer 3] is er op 30 juli 2018 achter gekomen dat haar pinpasje was verdwenen. Gebleken is dat op 28 juli 2018 om 15.42 en om 15.53 uur bij respectievelijk de SNS bank en de ABN AMRObank in totaal € 990,- met haar pinpas was opgenomen. [6]
Verdachte heeft ontkend bij dit feit betrokken te zijn geweest.
[slachtoffer 3] is geconfronteerd met camerabeelden die bij de Lidl zijn gemaakt van het moment dat zij op 28 juli 2018 bij de kassa stond [7] . Op deze beelden is te zien dat gelijktijdig een man (man 1) en een vrouw bij [slachtoffer 3] bij de kassa aanwezig waren. [slachtoffer 3] heeft man 1 herkend als de man die later tegen haar kar is aangevallen [8] . Tevens is op de beelden waar te nemen dat tegelijk met man 1 een derde persoon (man 2) de winkel ingaat. Er is contact tussen man 1 en man 2. Man 2 is op de beelden te zien wanneer hij tegelijk met man 1 en de vrouw – bij een andere kassa – boodschappen afrekent. Bij de ABN AMRO zijn beelden gemaakt van het moment dat € 740,- van de rekening van [slachtoffer 3] wordt gepind. Te zien is dat – naar later blijkt – man 2 de pinhandeling verricht en dat op datzelfde moment man 1 en de vrouw in de buurt van de pinautomaat staan te wachten. Nadat de man heeft gepind, is op de beelden te zien dat man 1 en de vrouw achter deze man aanlopen.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben de beelden van de LIDL en van de geldopname bij de ABN AMRO bekeken. Zij hebben verdachte en [medeverdachte] op deze beelden als man 1 en de vrouw herkend. Deze herkenning komt voort uit het feit dat deze verbalisanten verdachte en [medeverdachte] op 27 en 28 november 2018 meermalen hebben gehoord. Zij herkenden beiden aan hun gezicht, postuur, kleding, schoeisel en het feit dat ze, net als in de andere zaken, met z’n tweeën waren toen de diefstallen werden gepleegd [9] . Tevens hebben zij de man die bij de ABN AMRO heeft gepind herkend als man 2 die tegelijk met man 1 de winkel binnen is gegaan en tegelijk met man 1 en de vrouw bij de kassa heeft gestaan. [10]
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met twee anderen, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode € 990,- van [slachtoffer 3] heeft gestolen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en zijn mededaders. Verdachte heeft [slachtoffer 3] bij de kassa steeds in de gaten gehouden en afgeleid, waarbij [medeverdachte] de pincode van [slachtoffer 3] heeft afgekeken. De rechtbank gaat er, gezien de korte periode die zit tussen het moment waarop [slachtoffer 3] met haar pinpas haar boodschappen heeft afgerekend (omstreeks 15:26 uur) en het moment waarop met diezelfde pinpas geld wordt opgenomen bij de SNS bank (om 15:42 uur) en bij de ABN AMRO bank (om 15:53 uur) vanuit dat verdachte de pinpas van [slachtoffer 3] in de parkeergarage heeft gestolen op het moment dat hij tegen haar kar is gevallen. Hierna heeft man 2 het geld opgenomen met gebruikmaking van de gestolen pas en pincode en zijn zij er met z’n drieën met het geld vandoor gegaan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde als volgt.
Op 31 juli 2018 rond 9.45 uur stond [slachtoffer 4] bij de pinautomaat in de hal van de MCD te Zwijndrecht. Nadat ze haar pincode had ingetoetst, en € 120,- wilde opnemen, werd ze aangesproken door een vrouw. Deze vrouw zei dat aangeefster geld had laten vallen en liet haar een briefje van € 5,- en € 10,- zien. Vervolgens kwamen er meer mensen om [slachtoffer 4] heen staan, onder wie een man die kennelijk bij de vrouw hoorde. De man en vrouw waren aan het smoezen en renden opeens heel hard weg. Daarna heeft [slachtoffer 4] geconstateerd dat haar pinpasje was verdwenen. Later die dag bleek er tussen 10.01 uur en 10.06 uur viermaal te zijn gepind voor een totaalbedrag van € 1250,- [11] , om 10:01 uur en om 10:02 uur bij de Rabobank, locatie Laurensplein te Hendrik Ido Ambacht en om 10:05 uur en 10:06 uur bij een andere Rabobank. [12]
Verdachte heeft ontkend bij dit feit betrokken te zijn geweest.
Getuige [getuige] heeft op het moment dat [slachtoffer 4] bij de pinautomaat stond foto’s gemaakt, waarop genoemde vrouw en man op de rug te zien zijn. [13] In het dossier zijn verder foto’s gevoegd, waarop te zien is dat een man en een vrouw op 31 juli 2018 om 9.49 uur de winkel MCD binnengaan. Op de volgende foto staat diezelfde vrouw afgebeeld met een uitgestrekte arm, terwijl ze wat in haar handen houdt en dit aan een ander persoon laat zien. Dit lijkt het moment te zijn waarop de vrouw de briefjes van 5 en 10 euro aan [slachtoffer 4] toont. [14] Verder zijn er stills van camerabeelden in het dossier gevoegd van de Rabobank waarop een man te zien is die op 31 juli 2018 tussen 9.55 en 10.10 uur geld opneemt bij de Rabobank te Hendrik Ido Ambacht [15] . Verbalisanten hebben de beelden van de MCD en van de geldopname bij de Rabobank bekeken en hebben verdachte en [medeverdachte] op deze beelden herkend. Deze verbalisanten hebben, zoals hiervoor bij feit 2 ook genoemd, op 27 en 28 (de rechtbank begrijpt:) november 2018 verdachte en [medeverdachte] meermalen gehoord. Zij hebben de vrouw en man op de beelden en foto’s herkend als verdachte en zijn echtgenote [medeverdachte] . Zij herkenden beiden aan hun gezicht, postuur, kleding, schoeisel en het feit dat ze, net als in de andere zaken, met z’n tweeën waren toen de diefstallen werden gepleegd [16] .
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode in totaal €1250,- van [slachtoffer 4] heeft gestolen. Er is wederom sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en zijn mededader. De rechtbank gaat er, gezien de korte periode tussen het moment waarop [slachtoffer 4] bij de pinautomaat stond (omstreeks 9:45 uur) en het moment waarop met die pinpas geld is opgenomen (vanaf 10:01 uur) vanuit dat verdachte of zijn echtgenote de pinpas heeft gestolen. Gelet op het feit dat binnen een tijdsbestek van enkele minuten in totaal vier transacties met die pinpas zijn verricht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte alle transacties hebben verricht, ook die waarvan geen camerabeelden in het dossier zijn gevoegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde als volgt.
[slachtoffer 5] heeft op 14 september 2017 ontdekt dat haar pinpas weg was. Ze heeft haar pinpas op 8 september 2017 om 12.16 uur nog gebruikt. Vervolgens is gebleken dat op 8 september 2017 om 12.39 uur in Zwijndrecht € 1000,- van haar rekening is opgenomen en dat er voor een bedrag van € 494,91 in diverse winkels is gepind. Ook is
€ 1200,- van haar spaarrekening overgeboekt naar haar basisrekening, waarna van die rekening op 8 september 2017 om 15.50 uur € 1210,- in Rotterdam is gepind. In totaal is een bedrag van € 2704,91 met de gestolen pinpas opgenomen. [17]
Verdachte heeft ontkend bij dit feit betrokken te zijn geweest.
De Rabobank heeft beelden verstrekt van het moment dat op 8 september 2017 om 12.39 uur bij een pinautomaat in Zwijndrecht € 1000,- van de rekening van [slachtoffer 5] wordt opgenomen. Op deze beelden zijn twee personen te zien, van wie er één duidelijk in beeld verschijnt. De andere persoon draagt een hoedje. Wat betreft deze beelden geldt wederom dat de verbalisanten, zoals genoemd bij de feiten 2 en 3, verdachte herkennen als degene die op deze beelden is te zien. [18] Tevens zijn er stills van beelden in het dossier gevoegd van de transactie van € 1210,- die op 8 september 2017 te 15.50 uur heeft plaatsgevonden. [19] De rechtbank neemt op deze stills waar dat deze opname door een persoon wordt gedaan die hetzelfde hoedje draagt als de andere persoon die bij de transactie van € 1000,- aanwezig is geweest.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in verenging met een ander, met gebruikmaking van een gestolen pinpas en bijbehorende pincode in totaal een bedrag van € 2704,91 van [slachtoffer 5] heeft gestolen. Gezien de gezamenlijke uitvoering door verdachte en zijn mededader bij de geldopname van € 1000,- om 12.39 uur, is van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijk opzet sprake geweest. Nu de overige transacties op diezelfde dag en binnen een kort tijdsbestek hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte ook deze transacties samen hebben verricht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde als volgt.
[slachtoffer 2] heeft op 17 september 2018 boodschappen gedaan bij de Jumbo in Rotterdam en heeft daarbij afgerekend met de pin. Nadat ze had betaald heeft ze haar pinpas opgeborgen in haar portemonnee en deze in haar tas gedaan. De volgende dag is gebleken dat haar pinpas weg was en dat er € 1500,- van haar rekening was opgenomen. [20]
Verdachte heeft ontkend bij dit feit betrokken te zijn geweest.
Op de beelden van de Jumbo is te zien dat, op het moment dat [slachtoffer 2] bij de kassa staat, een man en een vrouw in haar buurt staan. Waar te nemen is dat de vrouw de pincode van de mevrouw afkijkt, terwijl de man de caissière afleidt. Als de man daarna [slachtoffer 2] aan de praat houdt, pakt de vrouw de portemonnee uit de tas van [slachtoffer 2] , haalt daar iets uit en stopt de portemonnee weer terug in de tas legt. [21] Verbalisant [verbalisant 3] heeft de man en vrouw, op basis van foto’s betrekking hebbend op feit 1, herkend als verdachte en [medeverdachte] . [22]
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, de pinpas van [slachtoffer 2] heeft gestolen. Er is wederom sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met een duidelijke rolverdeling tussen verdachte en de medeverdachte.
In het dossier zitten geen beelden van de geldopnames die met de pinpas zijn verricht. Gelet daarop ontbreekt het bewijs dat verdachte daarbij betrokken was en zal de rechtbank hem vrijspraken van de primair ten laste gelegde diefstal van € 1500,-.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten bedoelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 7 september 2018 te Zwolle, aan de openbare weg, voor de woning aan [adres] , een portemonnee met inhoud, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld of gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- zich naar de woning van die [slachtoffer 1] te begeven,
- bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] , de portemonnee van die [slachtoffer 1] uit haar jaszak te pakken en,
- vervolgens die [slachtoffer 1] een duw te geven waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
2
hij op 28 juli 2018 te Capelle aan den IJssel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld, ongeveer 990 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 3] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] en
- zonder toestemming van die [slachtoffer 3] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 3] ;
3
hij op 31 juli 2018 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld, ongeveer 1250 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 4] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 4] en
- zonder toestemming van die [slachtoffer 4] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 4] ;
4
hij op 8 september 2017 te Zwijndrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid geld, ongeveer 2704,91 euro, dat toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- zonder toestemming van die [slachtoffer 5] gebruik te maken van de pinpas/bankpas van die [slachtoffer 5] en
- zonder toestemming van die [slachtoffer 5] geld op te nemen/te pinnen met die pinpas/bankpas van die [slachtoffer 5] ;
5
subsidiair
hij op 17 september 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas/bankpas, die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 2
het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 3
het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 4
het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 5 subsidiair
het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen acht gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring van één of meer feiten, het volgende aangevoerd. Bij de bepaling van de straf moet worden uitgegaan van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Dit betekent dat per feit maximaal drie maanden gevangenisstraf opgelegd kan worden. Dit geldt ook voor de onder 1 ten laste gelegde tasjesroof ‘met een enkele duw’. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat rechtbanken over het algemeen bij meerdaadse samenloop een korting toepassen op het totaal van één derde. Verdachte is wat betreft de justitiële documentatie in Nederland ‘first offender’. De feiten gepleegd in Roemenië dateren van langer dan vijf jaar geleden en mogen derhalve geen rol van betekenis spelen bij de straftoemeting.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in korte tijd, al dan niet met (een) ander(en), aan meerdere vermogensdelicten schuldig gemaakt. Verdachte en zijn mededader(s) zijn hierbij veelal op dezelfde wijze te werk zijn gegaan. De slachtoffers van deze feiten werden telkens bij het pinnen afgeleid, waardoor de pincode kon worden afgekeken. Vervolgens werd die pinpas ontvreemd, waarna met die gestolen pinpas geldopnames werden gedaan. Eén van deze diefstallen vond plaats voor de woning van het slachtoffer. Verdachte heeft om de diefstal gemakkelijk te maken [slachtoffer 1] geduwd, waardoor zij op de grond is gevallen en letsel aan haar been, voet en hand heeft opgelopen. Bij het plegen van de feiten hebben verdachte en zijn mededader(s) telkens doelbewust ouderen als slachtoffer uitgekozen, waarschijnlijk vanwege het feit dat van deze groep kwetsbare personen weinig weerstand te verwachten valt en zij in beginsel makkelijker te misleiden zijn. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen op – juist – deze kwetsbare slachtoffers. Zo heeft het handelen van verdachte bij de 84-jarige [slachtoffer 1] , naast fysieke klachten, veel angstgevoelens veroorzaakt. Nu de diefstal met geweld voor haar eigen woning heeft plaatsgevonden, heeft zij zich lange tijd onveilig gevoeld in haar eigen huis. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het door hem jegens haar gepleegde geweld. Afgezien van de diefstal van de portemonnee van [slachtoffer 1] , geldt datzelfde voor de overige diefstallen.
Blijkens de justitiële documentatie is verdachte op 7 juni 2013 in hoger beroep veroordeeld voor het plegen van een diefstal met valse sleutels tot twee maanden gevangenisstraf. Dit arrest is echter nog niet onherroepelijk. Verder is gebleken dat verdachte in Roemenië meermalen voor het plegen van vermogensdelicten is veroordeeld. In 2012 is hij voor het plegen van diefstallen met geweld, veroordeeld tot gevangenisstraffen van drie jaar en zes maanden respectievelijk zeven jaren.
Het Leger des Heils heeft op 31 januari 2019 een rapport over verdachte opgemaakt. Verdachte is een 34-jarige Roemeense man die in juli 2018 naar Nederland is gekomen om, naar eigen zeggen, te werken. Blijkens het rapport ontbreekt het verdachte sinds zijn komst naar Nederland aan stabiele huisvesting, een structureel inkomen en een adequate dagbesteding. Het ontbreken van stabiliteit in de leefomstandigheden van verdachte heeft tot het delictgedrag geleid. Omdat verdachte het merendeel van de feiten heeft ontkend, heeft de reclassering geen inschatting van het recidiverisico kunnen maken. Verdachte wil, na zijn vrijlating, naar [land] terugkeren om bij zijn vrouw en kinderen te zijn. De reclassering heeft mede daarom geconcludeerd geen mogelijkheden voor begeleiding binnen een forensisch kader te zien. Daarnaast worden er geen contra-indicaties voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aanwezig geacht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf allereerst gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS. Bij een ‘tasjesroof met een duw’ en een ‘straatroof met licht geweld’ wordt respectievelijk drie maanden en zes maanden gevangenisstraf als uitgangspunt genomen. Wat betreft de diefstal met geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , ziet de rechtbank in het toegepaste geweld aanleiding tussen deze twee oriëntatiepunten in te gaan zitten. Wat betreft de overige diefstallen wordt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor ‘zakkenrollerij’. Het LOVS heeft hiervoor 120 uren werkstraf, en bij recidive twee maanden gevangenisstraf als uitgangspunt genomen. Bij de bepaling van de straf is strafverzwarend dat behoorlijke geldbedragen zijn weggenomen en dat het merendeel van de delicten op professionele wijze en in goed georganiseerd verband zijn begaan. Daarbij acht de rechtbank met name verwerpelijk en daarmee ook strafverzwarend dat verdachte en zijn mededader(s) steeds oudere, kwetsbare slachtoffers hebben uitgekozen, zonder zich enige rekenschap te geven van de gevolgen van de feiten op deze groep slachtoffers. Ten slotte heeft de rechtbank in het nadeel van verdachte ook rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het Roemeense strafblad eerder voor vermogensdelicten, waarbij geweld is gebruikt, tot behoorlijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben er kennelijk niet voor gezorgd dat verdachte zich van het plegen van soortgelijke ernstige feiten weerhoudt. De rechtbank is van oordeel dat gezien het voorgaande, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Gelet echter op de genoemde LOVS-oriëntatiepunten is deze straf aanzienlijk lager dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht alles overwegende een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van € 737,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- weggenomen geld € 60,00;
- aanschaf rolstoel € 70,00;
- aanvraag ROVA-pasje € 7,50.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 600,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
8.6
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van € 2407,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- weggenomen geld € 2407,91.
8.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde kan worden toegewezen.
8.8
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat niet duidelijk is of de schade is vergoed.
8.9
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 4 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Blijkens de inhoud van de vordering is de passage waarin moet worden aangegeven of er schade is vergoed door de benadeelde partij doorgehaald. Derhalve wordt er van uitgegaan dat er geen vergoeding heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening.
8.1
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: diefstal, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 3
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 4
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 5 subsidiair
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
achttien maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1)van een bedrag van € 737,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 737,50,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5](feit 4) van een bedrag van
€ 2407, 91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2407,91,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2017 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 34 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, F. van der Maden en J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Districtsrecherche IJsselland, Eenheid Oost-Nederland, met dossiernummer PL0600-2018555931. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De door verdachte ter terechtzitting van 11 juni 2019 afgelegde verklaring.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 73 tot en met 75.
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 12 april 2019, RC-nummer 18/1680.
5.Letselrapportage van GGD IJsselland, d.d. 20 september 2018, met fotobijlagen, pagina 81 tot en met 85.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , met als bijlage een bankafschrift, pagina 150 tot en met 153.
7.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 157 tot en met 167.
8.Proces-verbaal verhoor van aangeefster [slachtoffer 3] , met bijlagen, pagina 170 tot en met 176.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 228.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 177 tot en met 199.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 207 tot en met 209.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 215 tot en met 216.
13.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , met bijlagen, pagina 211 tot en met 214.
14.Proces-verbaal verstrekking gevorderde beelden, met bijlagen, pagina 219 tot en met 223.
15.Proces-verbaal verstrekking gevorderde beelden, met bijlagen, pagina 226 tot en met 227.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 228.
17.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , pagina 231 tot en met 232. Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 5] , pagina 235 tot en met 236. Een rekeningafschrift van de Rabobank, pagina 243 tot en met 245.
18.Zie voetnoot 9.
19.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 246 tot en met 261.
20.Proces-verbaal van [slachtoffer 2] , pagina 265 tot en met 266.
21.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 268 tot en met 279.
22.Proces-verbaal van herkenning, met bijlagen, pagina 285-289.