ECLI:NL:RBOVE:2019:2270

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
C/08/181217 / HA ZA 16-10 en C/08/187804 / HA ZA 16-260
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek en aansprakelijkheid bij de koop van een springpaard

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2019, stonden de partijen in een civiele procedure tegenover elkaar over de koop van een springpaard. De eiseres, de besloten vennootschap [A] B.V., had een vordering ingesteld tegen de vennootschap naar het recht van Finland, [B], met betrekking tot de betaling van de restant koopsom van € 40.000,-. De rechtbank oordeelde dat het springpaard ten tijde van de koop en levering geen relevante mankementen had, en dat de betaling van de restant koopsom ten onrechte was opgeschort. De rechtbank baseerde haar oordeel op deskundigenrapportages en mondelinge toelichtingen van de deskundige, die bevestigde dat er geen aanwijzingen waren voor lichamelijke gebreken die de koop zouden hebben beïnvloed.

De rechtbank stelde vast dat de deskundige zijn eerdere conclusies handhaafde en dat er geen reden was om aan te nemen dat het paard niet voldeed aan de koopovereenkomst. De rechtbank verwierp de vordering van [B] tot ontbinding van de koopovereenkomst, omdat er geen deugdelijke grond was voor toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van de verkoper. De rechtbank oordeelde dat het risico van eventuele gebreken na de levering op [B] was overgegaan, conform artikel 7:10 van het Burgerlijk Wetboek.

In reconventie werd de vordering van [B] afgewezen, en werd [B] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [A] B.V. De rechtbank concludeerde dat er geen aansprakelijkheid van [naam maatschap] kon worden aangenomen voor het verstrekken van een positief aankoopadvies, aangezien het paard op het moment van de koop geen relevante gebreken vertoonde. De rechtbank wees ook de nevenvorderingen van [B] af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. Het vonnis benadrukt het belang van een adequaat klinisch onderzoek bij de aankoop van een sportpaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummers: C/08/181217 / HA ZA 16-10 en C/08/187804 / HA ZA 16-260

Vonnis van 3 juli 2019

in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/08/181217 / HA ZA 16-10 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen
de vennootschap naar het recht van Finland
[B],
[vestigingsplaats 2] , Finland,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mrs. M.A.J. Brouwers en P.M. Wawrzyniak te Oisterwijk,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/08/187804 / HA ZA 16-260 van
de vennootschap naar het recht van Finland
[B],
[vestigingsplaats 2] , Finland,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mrs. M.A.J. Brouwers en P.M. Wawrzyniak te Oisterwijk,
tegen
1. de maatschap
[naam maatschap],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[D],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[E],
wonende te [woonplaats] ,
verweerders in conventie, eisers in reconventie,
advocaat mr. S.A. Wensing te Coevorden.

De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

1. Voor de weergave van het procesverloop in beide zaken moet hier eerst worden verwezen naar wat daarover staat vermeld in de in deze zaken gewezen vonnissen van 18 mei 2016, van 9 augustus 2017, van 6 december 2017 en van 30 januari 2019. In dat laatst gewezen vonnis is in beide zaken een comparitie van partijen gelast, tevens bedoeld voor het bij die gelegenheid laten doen van mondeling deskundigenverslag. Een en ander heeft plaatsgevonden op 17 april 2019. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt, waaraan zijn gehecht de ter comparitie aan de zijde van [B] in het geding gebrachte “Aantekeningen mondelinge behandeling”. Aan het einde van die comparitie is door partijen in alle zaken vonnis gevraagd, waarvan de uitspraak na een aanhouding is bepaald op heden.

De verdere beoordeling in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak

2. Ook hier moet in beide zaken eerst worden verwezen naar voormelde vonnissen, en wel in het bijzonder naar wat daarin is vastgesteld (de feiten waarvan kan worden uitgegaan), is weergegeven (de standpunten van partijen alsmede het standpunt van de deskundige) en is overwogen en beslist. De rechtbank volhardt daarbij voor zover hierna niet alsnog anders mocht worden beslist.
3. De deskundige heeft aanvullend mondeling verslag gedaan zoals staat vermeld in het daarvan op gemaakte proces-verbaal. Ter zitting hebben de rechtbank en partijen aan de deskundige alle vragen gesteld die zij noodzakelijk achtten. De deskundige heeft die vragen naar beste kunnen vanuit zijn wetenschap/deskundigheid beantwoord. Die beantwoording is vastgelegd op de wijze dat die is gedicteerd ten overstaan van de deskundige en partijen. De deskundige heeft diens gedicteerde verklaring na voorlezing en enige aanpassing ondertekend op juistheid. Door de rechtbank is geen beantwoording van vragen belet.
4. Het standpunt van de deskundige luidt dat hij zijn eerder in zijn schriftelijke rapportage gegeven conclusies integraal handhaaft. Wel heeft hij zijn bevindingen/conclusies nader mondeling toegelicht en verduidelijkt. Het samenstel van die bevindingen en conclusies laat zich als volgt bondig verwoorden, voor zover naar het oordeel van de rechtbank relevant voor de beslechting van de hier aan de orde zijnde geschillen:
- er zijn geen aanwijzingen voor de aanname van de aanwezigheid van het zogenaamde “kissing spines syndrom”. De bij de dorsaal-uitsteeksels waargenomen vernauwing van interspinale ruimte betreft een afwijking die met toepassing van de in het schriftelijk deskundigenbericht aangeduide normering, van onvoldoende gewicht is om de conclusie te trekken dat sprake is van voormeld syndroom. De veranderingen in de wervels passen in de classificatie “normaal beeld”, welke classificatie betekent dat een paard daarvan geen groot probleem zal ervaren tijdens de (spring)wedstrijden. Wel kan het paard daarvan mogelijk (enige) pijn/last hebben ondervonden, maar springpaarden worden wel vaker tijdens wedstrijden geplaagd door pijn/last op sommige plaatsen. Dit is inherent aan het zijn van sportpaard, waar nu eenmaal veel van wordt gevraagd. Dat is naar zeggen van de deskundige hetzelfde, als je als mens drie keer per week zou gaan voetballen. Ook dan kun je als mens pijnklachten ervaren;
- op basis van de foto’s van de rug kan niet gezegd worden dat sprake is geweest van een slechte rug. Het gemis aan “Dycom-foto’s” is geen probleem geweest, omdat er geen twijfel over was dat het de rug van dit paard betrof. Dat moest worden volstaan met “slechts” JPEG foto’s, is naar zeggen van deskundige geen probleem geweest omdat een en ander goed zichtbaar was, omdat het “kort gezegd lompe grote botten” betreft die zich qua vorm goed laten bestuderen aan de hand van JPEG-foto’s. De deskundige heeft op die foto’s niet gezien dat daarop stukjes zijn weggemaakt/verkleurd;
- in het rechtervoorbeen zijn door de deskundige op het hem ter beschikking gestelde materiaal (röntgenfoto’s en echobeelden) dermate geringe afwijkingen geconstateerd dat hij die afwijkingen niet relevant vindt voor de aanname dat dit paard hier met een probleem is verkocht. De deskundige heeft bij dit been een geringe overvulling van de carpaalschede gezien. Meer en andere afwijkingen zijn door hem niet geconstateerd. Op basis van de beelden is hier volgens hem dus sprake van een normaal risico. Ook hier is sprake van een zogenaamd normaal- beeld, en dat er dus kort gezegd niks aan de hand is. De genoemde afwijking zou volgens hem niet zijn opgevallen bij een klinisch onderzoek en zou dus ook geen aanleiding (kunnen) zijn geweest voor verder onderzoek;
- de deskundige verklaart te hebben gelezen dat de heer [F] zelf klinisch onderzoek heeft gedaan bij het uitproberen van dit paard en uit de gedingstukken van de zijde van [B] te hebben begrepen dat de heer [C] een opdracht heeft gehad voor het doen van een volledig klinisch onderzoek. De deskundige heeft verklaard van beide onderzoeken geen resultaten onder ogen te hebben gekregen, ondanks dat hij daarom alsnog heeft gevraagd. Op basis van diens onderzoek alsmede op basis van het hem ter beschikking gestelde dossier is de deskundige naar eigen zeggen niet te weten gekomen of ten tijde van de koop daadwerkelijk een klinisch onderzoek heeft plaatsgevonden;
- over het been linksachter, en dan de knie, wordt voor zover hier van belang, het volgende gerelateerd door de deskundige. Op de goede röntgenfoto’s van 20 juli 2015 afkomstig van de heer [C] . heeft hij - de foto’s in onderlinge samenhang beschouwd - een normaal beeld geconstateerd. Die foto’s wijzen naar zijn zeggen niet op een knieprobleem. Bij een klinisch gezond paard zou de deskundige – als dierenarts handelend – hiervan geen bijzondere melding hebben gedaan. Op de echobeelden van 6 augustus 2015 uit Finland zijn geringe veranderingen zichtbaar in het femorotibiale gewricht in de vorm van geringe zwelling en enig debris. In gewone mensentaal is dit als volgt te verduidelijken: de naar zeggen van de deskundige bekende Mariabeeldjes, die je kunt schudden, waarbij in het water sneeuw zichtbaar wordt: vocht is zwart op de echo en daar zie je dan kleine witte puntjes in. Dat is te zien op de echo van 6 augustus 2015. De oorzaak daarvan kan een acuut trauma zijn ten gevolge van een ongeval, maar het kan ook chronisch overbelasting letsel zijn. Op de vraag of de oorzaak kan zijn iets wat voorgevallen is op 1 augustus 2015 in een springconcours, luidt het antwoord van de deskundige: ja dat kan. Elke ongelukkige beweging kan dat volgens hem veroorzaken;
- geen enkele dierenarts kan en mag naar zeggen van de deskundige een positief aankoopadvies van een paard geven zonder dat dat paard klinisch is onderzocht. Het betreft hier de aankoop van een sportpaard en daarmee is eens te meer gegeven de noodzaak van het klinisch onderzoek alvorens tot koop te kunnen adviseren.
5. De rechtbank stelt op basis van voormelde resultaten van de aanvullende mondelinge rapportering door de deskundige vast, dat de deskundige persisteert bij zijn bevindingen en conclusies gegeven in zijn schriftelijke rapportage, zoals een en ander ook al is weergegeven in het laatste tussenvonnis. De deskundige heeft mede gerapporteerd op basis van de inhoud van alle gedingstukken, en heeft daarbij dus kennis genomen van de rapportages van derden/deskundigen, die door [B] zijn gevraagd te rapporteren over de vermeende tekortkomingen aan dit paard.
6. De rechtbank maakt deze bevindingen en conclusie thans tot de hare, en zal op basis daarvan in het geding in de hoofdzaak (conventie en reconventie) en in de vrijwaringszaak (conventie) beslissen, nu er geen redelijke kans (meer) bestaat dat nog meer en andere hier relevante duidelijkheid in het geding wordt gebracht, die meer/nader onderzoek vereist.
7. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam in rechte komen vast te staan dat dit paard [naam paard] ten tijde van de koop (medio juli 2015) en levering (op 26 juli 2015) geen - voor een springpaard als hier aan de orde - relevante mankementen had. [naam paard] heeft ten tijde van de koop/levering op 26 juli 2015 als springpaard beantwoord aan de koopovereenkomst. De door [B] op 15 september 2015 ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding heeft dan ook niet het daarmee beoogde resultaat gehad. Immers is niet alsnog in rechte komen vast te staan dat daarvoor een deugdelijke grond was in de vorm van toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van verkopende partij voor de levering van dit paard; immers na die levering is ingevolge artikel 7:10 Burgerlijk Wetboek het risico van eventuele gebreken overgegaan op [B] als koper.

De verdere beoordeling in de hoofdzaak

in conventie:
8. In conventie betekent dit dat de betaling van de restant koopsom ad € 40.000,- ten onrechte is opgeschort. Dat bedrag dient te worden toegewezen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 augustus 2015 tot de dag van de algehele voldoening. Buitengerechtelijke incassokosten worden klaarblijkelijk niet gevorderd nu daarvoor in het petitum van de dagvaarding/bij de formulering wijziging van eis geen bedrag is geduid; dit staat onjuist vermeld in overweging 4.1. van het vonnis van 9 augustus 2017. [B] dient in conventie als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de kosten die in dat geding zijn gevallen aan de zijde van eiseres in conventie.
in reconventie:
9. In reconventie betekent dit dat het gevorderde moet worden afgewezen met veroordeling van [B] als de in het ongelijk gestelde partij, tot betaling aan verweerster in reconventie van de aan die zijde in reconventie gevallen gedingkosten. Die kosten zullen echter worden gehalveerd vanwege de nauwe samenhang met het geding in conventie.

De verdere beoordeling in de vrijwaringszaak

in conventie:
10. In het vonnis van 6 december 2017 is in het dictum in de vrijwaringszaak onder 3.16 en 3.17 reeds onherroepelijk en onvoorwaardelijk beslist op de vordering van [B] tot afgifte door [naam maatschap] vervaardigde röntgenfoto’s en scans van de benen, de hals en de rug van [naam paard] . Daarop kan dus geen vervolgbeslissing meer volgen.
11. Voorts verdient hier overweging dat in het vonnis van 9 augustus 2017 onder 5.35 en in het tussenvonnis van 30 januari 2019 onder 3.2. tot en met 3.4. is beslist dat ook de afdoening van het geschil in de vrijwaringszaak (alsnog) in belangrijke mate afhankelijk is geworden van het resultaat van het door de rechtbank reeds opgedragen deskundigen bericht. Dit ook nu dat deskundigenbericht door (een van) partijen alsnog in de vrijwaringszaak in het geding is gebracht. Dit is mede reden geweest voor de aanpak om de deskundige mondeling aanvullend verslag te laten doen zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak, opdat ook in de vrijwaringszaak kan worden gezegd dat deze is uitgeprocedeerd.
12. Op basis van wat hiervoor in de hoofdzaak is overwogen en beslist moet in de vrijwaringszaak de conclusie zijn dat niet in rechte is komen vast te staan dat [naam maatschap] door het verstrekken van een positief aankoopadvies toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen om de (mede daartoe) opgedragen aankoopkeuring juist en correct uit te voeren en op basis daarvan deugdelijk te adviseren tot de aankoop van dit sportpaard. Immers is thans in rechte komen vast te staan dat dat aankoopadvies toen terecht is afgegeven, immers geen onjuiste beoordeling inhoudt van dit sportpaard op het moment van de aankoop/levering daarvan.
13. Niet is komen vast te staan dat [naam paard] ten tijde van de aankoop en ten tijde van de levering op 26 juli 2015 dusdanige lichamelijke mankementen/tekortkomingen/klachten had, dat daarvan hoe dan ook melding had moeten worden gedaan en/of een negatief aankoopadvies had moeten worden gevolgd. Ook is niet in rechte komen vast te staan dat bij meer en/of beter klinisch onderzoek door [naam maatschap] voorafgaand aan de koop resultaten naar voren hadden moeten komen die hadden moeten leiden tot alsnog een negatief aankoopadvies of het zich onthouden van een aankoopadvies.
14. De beoordeling of en in hoeverre [naam maatschap] (deugdelijk) klinisch onderzoek hebben verricht aan dit paard voorafgaand aan het aankoopadvies kan dan ook achterwege worden gelaten. Immers is c.q. kan daardoor geen schade zijn veroorzaakt omdat in rechte genoegzaam is vast komen te staan dat dit paard ten tijde van de aankoop en van de levering niet behept was met lichamelijke gebreken/tekortkomingen die door een adequaat functionerende keurende dierenarts op basis van (ook) een adequaat klinisch onderzoek hadden moeten worden gemeld bij aankoopkeuring; terecht is toen immers een positief aankoopadvies verstrekt.
15. Op basis hiervan kan evenmin onrechtmatig handelen aan de zijde van [naam maatschap] worden aangenomen.
16. De slotsom luidt dat dat geen aansprakelijkheid van [naam maatschap] kan worden aangenomen voor (vervolg) schade ten gevolge van een verkeerd aankoopadvies. Meer en ander geschilpunten kunnen dan ook onbesproken worden gelaten, omdat deze niet kunnen leiden tot een ander oordeel.
17. [B] - eiseres in conventie in de vrijwaringszaak – dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de gedingkosten die in dat geding zijn gevallen aan de zijde van [naam maatschap] . Zulks mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in het arrest van 28 oktober 2011 (LJN: BQ6079) heeft geoordeeld.
in reconventie:
18. Het door [naam maatschap] in reconventie gevorderde bedrag € 727,50 voor door haar gemaakte/geproduceerde röntgenfoto’s, zal worden afwezen, nu de grondslag daartoe – kennelijk nakoming – niet genoegzaam in rechte is komen vast te staan. [naam maatschap] blijft immers het standpunt innemen juist in opdracht van [B] geen onderzoekshandelingen te hebben verricht.
19. Door [naam maatschap] is ook niet nader duidelijk gemaakt op welke juridische grondslag zij die kosten bij [B] (alsnog) kan verhalen.
20. De omstandigheid dat zij in dit geding middels een in het vonnis van 6 december 2017 in het dictum onder 3.16. in de vrijwaringszaak opgenomen dwangsomveroordeling alsnog is verplicht die foto’s ten behoeve van het deskundigenonderzoek te produceren, is op zich geen juridische grondslag voor het kunnen verhalen van de kosten van het destijds maken van die röntgenfoto’s.
21. Ter zake is door [naam maatschap] ook geen (adequate) bewijslevering aangeboden; ambtshalve zal de rechtbank daartoe niet beslissen.
22. Dit brengt mee dat ook de nevenvorderingen (rente en buitengerechtelijke incassokosten) moeten worden afgewezen.

Slotsom

23. De slotsom luidt dat in alle zaken (nog) als volgt moet worden beslist.

De beslissing

De rechtbank:

rechtdoende in de hoofdzaak:

in conventie:
I. Veroordeelt de vennootschap naar het recht van Finland [B] tot betaling aan de besloten vennootschap [A] B.V. van € 40.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2015 tot de dag van de algehele voldoening;
II. Veroordeelt de vennootschap naar het recht van Finland [B]
voorts tot betaling aan de besloten vennootschap [A] B.V. van de aan die zijde in conventie gevallen gedingkosten, die moeten worden begroot op in totaal € 7.381,63 (te weten € 82,63 voor dagvaardingskosten, € 1.929,-voor griffierecht en € 5.370,-- voor salaris van de advocaat (5 punten a € 1.074,--));
III. Verklaart deze betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IV. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
in reconventie:
V. Wijst af het gevorderde;
VI. Veroordeelt de vennootschap naar het recht van Finland [B] tot betaling aan de besloten vennootschap [A] B.V. van de aan die zijde in reconventie gevallen gedingkosten, die moeten worden begroot op in totaal € 2.685,-- (te weten 50% van € 5.370,-- (voor salaris van de advocaat; 5 punten a € 1.074,--));
VII. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

rechtdoende in de vrijwaringszaak:

in conventie:
VIII. Wijst af het gevorderde;
IX. Veroordeelt de vennootschap naar het recht van Finland [B] tot betaling aan verweerders in conventie (in de vrijwaringszaak) van de aan die zijde in conventie gevallen gedingkosten, die moeten worden begroot op in totaal € 10.757,83 (te weten € 293,83 voor dagvaardingskosten, € 1.929,-- voor griffierecht en
€ 8.535,-- voor salaris van de advocaat (5 punten a € 1.707,--));
X. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
XI. Wijst af het gevorderde;
XII. veroordeelt eisers in reconventie (in de vrijwaringszaak) tot betaling aan vennootschap naar het recht van Finland [B] van de aan die zijde in deze reconventie gevallen gedingkosten, die moeten worden begroot op € 543,-- (te weten voor salaris van de advocaat 1 punt a € 543,--);
XIII. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
3 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.