ECLI:NL:RBOVE:2019:2292

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
08.211352.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 67-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 180 uur, wegens mishandeling van zijn buurman. De mishandeling vond plaats op 18 april 2018 in Deventer, waarbij de verdachte de aangever met een hondenriem heeft geslagen en geschopt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, namelijk blindheid van het linkeroog van de aangever. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling, ondanks de verdediging die stelde dat er geen causaal verband was tussen de mishandeling en het oogletsel. De rechtbank achtte het letsel als zwaar lichamelijk letsel, zoals gedefinieerd in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de aangever, die door de mishandeling ernstig letsel had opgelopen. De verdachte had geen strafblad, wat in zijn voordeel werd meegewogen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 40.272,55 aan de benadeelde partij, die bestond uit medische kosten en immateriële schade. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, zodat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van de schade die door het feit is toegebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.211352.18 (P)
Datum vonnis: 9 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Brunsveld en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, waardoor hij (nagenoeg) blind is geworden aan zijn linkeroog.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 april 2018 te Deventer [slachtoffer] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal, (met een hondenriem) op/tegen het gezicht/hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of;
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen de benen van die [slachtoffer] te schoppen en/of trappen;
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (volledige) blindheid van het linkeroog van die [slachtoffer] , ten gevolge heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangever [slachtoffer] (hierna te noemen: aangever) heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te stompen en tegen het lichaam te trappen, terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg. Uit de stukken blijkt geen causaal verband tussen de confrontatie van verdachte met aangever en het oogletsel dat bij aangever is geconstateerd. De netvliesloslating is niet door direct inwerkend stomp geweld veroorzaakt, maar heeft zich waarschijnlijk spontaan voorgedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Daartoe is het volgende van belang.
Op 18 april 2018 vond in Deventer een confrontatie plaats tussen verdachte en diens buurman, de aangever in deze zaak. Zowel verdachte als aangever verklaren over de toedracht hiervan dat door hen op het hondenlosloopveldje over en weer opmerkingen werden gemaakt. Op het moment dat aangever en zijn echtgenote [getuige 1] het hondenlosloopveldje hadden verlaten, liep verdachte richting aangever en zei: “Zullen we het nu even regelen” of woorden van gelijke strekking. Verdachte en aangever stonden vervolgens (bijna) tegen elkaar aan en er werd over en weer geschreeuwd. Op dat moment stond verdachte aan de binnenzijde van het hek van het hondenveld en aangever aan de buitenzijde daarvan. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaring van getuige [getuige 1] volgt dat verdachte vervolgens door het hekje richting aangever is gegaan op het moment dat aangever zich had omgedraaid en weg wilde lopen.
Op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat verdachte een schop heeft gegeven tegen de achterkant van de knie van aangever. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem op zijn hoofd heeft gestompt. Op het hondenlosloopveldje was die middag ook [getuige 2] aanwezig, die geen van de betrokkenen kende. Uit haar verklaring volgt dat verdachte, een klap in het gezicht van aangever gaf. Dat verdachte heeft geslagen wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] .
Aangever heeft verklaard dat hij na het treffen op 18 april 2018 een blauw oog had. Op 20 april 2018 is dit waargenomen door verbalisant [verbalisant] . Op 22 april 2018 nam het zicht van het linkeroog af. In het ziekenhuis is op diezelfde dag vastgesteld dat het netvlies van het linkeroog gescheurd was en los had gelaten. Ook het rapport van forensisch arts [naam] (hierna te noemen: [naam] ) van 10 oktober 2018 vermeldt dat bij aangever sprake was van een blauw linkeroog waarbij losscheuring van het netvlies is opgetreden. Dit heeft geleidt tot effectief volledige blindheid van het linkeroog. [naam] heeft toegelicht dat dergelijk letsel kan worden veroorzaakt door direct inwerkend stomp geweld op de oogbol. Gelet op het verloop van de klachten zoals hiervoor omschreven en de toelichting in de letselrapportage acht de rechtbank niet aannemelijk dat sprake is geweest van spontane netvliesloslating zoals door de verdediging gesteld.
Op basis van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat het letsel bij aangever is veroorzaakt door het slaan van verdachte op het oog van aangever op 18 april 2018.
Wat de aard van het letsel betreft, buiten de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) genoemde gevallen is ook het verlies van het gebruik van een zintuig als zwaar lichamelijk letsel te beschouwen (Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het letsel van aangever, bestaande uit blindheid van het linkeroog, dient te worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 18 april 2018 te Deventer [slachtoffer] heeft mishandeld door eenmaal tegen het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en eenmaal tegen de benen van die [slachtoffer] te trappen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten blindheid van het linkeroog van die [slachtoffer] , ten gevolge heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Het volgende is van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn buurman. Tijdens een al langer lopend conflict is de situatie op 18 april 2018 geëscaleerd en heeft verdachte bewust de confrontatie met het slachtoffer gezocht en hem een harde klap gegeven. Het is zeer kwalijk dat verdachte zich op deze wijze heeft opgesteld. Zijn handelen heeft geleid tot ernstig letsel bij het slachtoffer met grote consequenties voor zijn dagelijks functioneren. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Verdachte heeft geen justitiële documentatie (strafblad).
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd rechtvaardigen dat verdachte naast een taakstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Daarmee wordt de ernst van het feit onderstreept en wordt verdachte een prikkel gegeven om dit soort acties niet meer te doen. Oplegging van een taakstraf van 180 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden is passend en geboden. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van twee jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte – na een nadere opgave van de inhoud van de vordering ter zitting van 25 juni 2019 – bij wijze van voorschot te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 60.354,43 [zestigduizend driehonderdvierenvijftig euro en drieënveertig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten € 602,32;
- verlies aan verdienvermogen € 21.819,--;
- huishoudelijke hulp € 2.113,76;
- reis- en parkeerkosten € 381,17;
- overige kosten € 438,18.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 35.000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering bij wijze van voorschot dient te worden toegewezen voor een bedrag van € 45.354,40. De materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd. De immateriële schade kan worden gematigd tot een bedrag van ongeveer € 20.000,-.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij, ook indien de rechtbank mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolg bewezen acht, geheel wordt afgewezen, omdat het causaal verband tussen het oogletsel en de schade ontbreekt en de vordering onvoldoende is onderbouwd. In het geval er wel causaal verband tussen het feit en de schade kan worden vastgesteld, dient bij de vaststelling van de immateriële schade rekening gehouden te worden met de eigen schuld van de benadeelde partij in het schadeveroorzakende incident.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Voorop staat dat degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden, zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de post ‘overige kosten’ opgevoerde schade voor een bloeddrukmeter geen schade is die redelijkerwijs kan worden toegerekend aan het bewezenverklaarde feit. Ten aanzien van de opgevoerde schade voor een gehandicaptenparkeerkaart en de daarvoor op 28 mei 2018 gemaakte reiskosten is het rechtstreeks verband tussen de kosten en het bewezenverklaarde feit onvoldoende vast komen te staan, terwijl deze schadepost namens verdachte is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De reiskosten voor het bijwonen van de zitting kunnen evenmin worden aangemerkt als schade die rechtstreeks geleden is als gevolg van het strafbare feit, omdat deze kosten zijn aan te merken als proceskosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze proceskosten tot op heden op € 23,71.
Voor het overige is door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks (psychische) schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De onder de schadepost ‘medische kosten’ opgevoerde schade is voldoende onderbouwd en onvoldoende betwist. Dat de benadeelde partij mogelijk eerder psychische klachten heeft gehad, doet er niet aan af dat als direct gevolg van het bewezenverklaarde feit kosten zijn gemaakt voor behandeling voor hierdoor veroorzaakte psychische klachten. Ook de overige materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en onvoldoende betwist. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade naar de huidige stand van zaken deels toewijzen tot een bedrag van 25.272,55, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de vordering is ondertekend.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande ook de vordering tot vergoeding van immateriële schade gegrond. Uit hetgeen de rechtbank onder 4.3 heeft overwogen, volgt dat geen sprake was van eigen schuld bij de benadeelde partij. Omdat de omvang van de opgevoerde schade namens verdachte is betwist en de exacte schade niet of moeilijk in een vast bedrag te vertalen is, zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank acht in dit geval een bedrag van € 15.000,- naar de huidige stand van zaken redelijk en billijk en zal de vordering toewijzen tot dat bedrag, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 [drie] maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 [twee] jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 [honderdtachtig] uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [plaats] : van een bedrag van
€ 40.272,55 [veertigduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en vijfenvijftig cent](te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 15.000,00 immateriële schade vanaf 18 april 2018 en over het bedrag van € 25.272,55 materiele schade vanaf 18 juni 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 23,71, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 40.272,55 [veertigduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en vijfenvijftig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 15.000,00 immateriële schade vanaf 18 april 2018 en over het bedrag van € 25.272,55 materiele schade vanaf 18 juni 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 236 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer], wonende te [plaats] , voor een deel van
€ 20.081,88 [twintigduizend eenentachtig euro en achtentachtig cent]niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Vegter, voorzitter, mr. V.P.K van Rosmalen en
mr. D.L. Westendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018169928. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van 20 april 2018 (pagina 11-12), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, alsverklaring van aangever:
Op 18 april 2018 bevond ik mij op het losloopveldje ter hoogte van [adres 2] te Deventer. Ik zag dat de buurman zijn vuisten balde en mij stompte op mijn hoofd. Ik voelde een trap op mijn linker been ter hoogte van mij knie.
2.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 juni 2019, voor zover inhoudende, alsverklaring van verdachte:
Ik heb [slachtoffer] een schop aan de achterkant van zijn knie gegeven.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van 22 juni 2018 (pagina 29-34), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, alsverklaring van getuige [getuige 1]:
Gelijk daarna begon de buurman in te slaan op mijn man. Mijn man verweerde
zich om de klappen tegen te houden, hij probeerde zijn gezicht te beschermen. De buurman gebruikte zijn handen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige van 25 april 2018 (pagina 24-25), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, alsverklaring van getuige [getuige 2]:
Ik zag dat de man met de twee grote honden een klap in het gezicht gaf aan de man die ik samen met zijn vrouw kort daarvoor had gesproken op het hondenuitlaatveldje.
5.
Het proces-verbaal van verhoor aangever van 24 april 2018 (pagina 14-15), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, alsverklaring van aangever:
Na de mishandeling van woensdag 18 april zag ik dat ik een blauw linkeroog had. Ik had na de mishandeling ook last van mijn linkeroog en ik zag troebel. Op zondag 22 april 2018 omstreeks 14.00 uur merkte ik dat ik niet meer goed kon zien met mijn linker oog. Ik zag dat een gedeelte van het zicht uit mijn oog was verdwenen. Omstreeks 16.00 uur zag ik helemaal niets meer met mijn linkeroog en ben ik naar de huisartsenpost gegaan. Na onderzoek ben ik direct doorgestuurd naar het ziekenhuis in Apeldoorn. Hier constateerde de arts dat mijn netvlies gescheurd was en los was gelaten.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van 20 april 2018 (pagina 19), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, alsbevindingen van verbalisant [verbalisant]:
Ik zag bij aangever [slachtoffer] op vrijdag 20 april 2018 blauwe plek onder zijn linkeroog.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een letselrapportage van de GGD IJsselland (forensische geneeskunde) van 10 oktober 2018 (pagina 40-41),voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Letselbeschrijving:
Pijnlijk blauw linker oog waarna SO “zwarte vlekjes en lichtflitsen” in het oog kreeg: bij onderzoek bleek dat door het trauma losscheuring van het netvlies is opgetreden met als gevolg een restvisus van 5% (alleen licht-donker) en dus effectief volledige blindheid van het linker oog.
Blijvend letsel: volledige blindheid van het linker oog.
Letsel ontstaan door direct inwerkend stomp botsend geweld op de oogbol van SO.
Dergelijk letsel is berucht voor netvliesloslating, direct of na enkele dagen tot weken.